The wind that ruffles your hair    41-46

De 'Chrysanten, roeiers'-vertalingen van J.M. Coetzee

Bram Oostveen
Marc van Zoggel

J.M. Coetzee vertaalde gedichten van Hans Faverey. Vanaf 1978 verschenen deze vertalingen in verschillende periodieken, in uitgaven ter promotie van Nederlandse poëzie in het buitenland en in een eigen bloemlezing van Nederlandse poëzie. Altijd waren daar gedichten bij uit de reeks ‘Chrysanten, roeiers’ uit Favereys gelijknamige bundel uit 1977 en driemaal de hele reeks.

Voor verschillende publicaties bracht Coetzee kleine wijzigingen aan in zijn vertalingen, voor de bloemlezing waarin hij de reeks een aantal jaar geleden opnam een niet gering aantal. In de vertaling van het vierde gedicht uit de reeks bijvoorbeeld, dat begint met ‘Zo het iets teweeg brengt[…]’, komen bij elkaar opgeteld in tien van de vijftien regels varianten voor. Het moge duidelijk zijn: Coetzee woog de woorden opnieuw, herzag zijn werk. Misschien wel met het idee dat het iets teweeg zou brengen.

In december 2003 kreeg J.M. Coetzee in Stockholm de Nobelprijs voor de Literatuur uitgereikt. De eerste publicatie van de laureaat na zijn bekroning was een bloemlezing met door hem vertaalde Nederlandse poëzie: Landscape with rowers. Poetry from the Netherlands (2004). Op het omslag van de uitgave stond onder de naam van Coetzee dan ook de toevoeging ‘Winner of the Nobel Prize’. In de Angelsaksische wereld verschenen her en der signalementen of bescheiden besprekingen (onder meer in Poetry, The Daily Telegraph, The New York Sun, The Washington Post).1 De bundel verkocht volgens Thomas Möhlmann, beleidsmedewerker van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF, thans gefuseerd in Nederlands Letterenfonds), ‘blijkbaar voldoende om er […] een paperbackversie van uit te brengen’ (Rijghard 2006).

In Landscape with rowers staan vertalingen van gedichten van Gerrit Achterberg, Sybren Polet, Hugo Claus, Cees Nooteboom, Hans Faverey en Rutger Kopland. De vertalingen staan naast de oorspronkelijke gedichten. Uit de inleiding op de bloemlezing blijkt dat Coetzee de door hem geselecteerde dichters, met uitzondering van Achterberg, nadrukkelijk beschouwt als behorend tot één – verdwijnende – generatie: ‘The poets translated here belong, with one exception, to a generation born around 1930 and now (2003) on the point of passing away.’ Maar niet alleen temporeel, ook in hun gemeenschappelijke bescheidenheid over eigen talent ziet Coetzee een gemene deler. Coetzee vindt deze zelfverkleining typisch voor de literatuur van de Lage Landen: ‘They are figures of some eminence in a literature that, on the European stage, does not often pretend to eminence, that indeed habitually deprecates itself to a degree puzzling to an outsider like myself, brought up on another Netherlandic literature – Afrikaans – that has not been shy to flaunt its modest achievements.’

Van iedere dichter nam Coetzee een enkel lang gedicht of een reeks op, maar van Hans Faverey selecteerde hij naast de titelreeks uit de bundel Chrysanten, roeiers (1977) ook nog twee latere gedichten: ‘De aarde; uit aardewerk bestaande’ uit Zijden kettingen (1983) en ‘Aan de vaas’, waarmee de bundel Hinderlijke goden(1985) opent. De gedichten passen inhoudelijk en qua thematiek bij ‘Chrysanten, roeiers’, bij het gedicht ‘Aan de vaas’ is dat om voorspelbare redenen het duidelijkst. Deze vertalingen van Coetzee verschenen, in tegenstelling tot die van de reeks en van de meeste gedichten van de andere dichters, niet eerder in druk, wat het aannemelijk maakt dat hij ze bij de reeks heeft gezocht. Faverey krijgt dus bijzondere aandacht, bovendien wordt zijn aanwezigheid nog prominenter door de titel die Coetzee aan zijn bloemlezing gaf en omdat het laatste gedicht van Favereys reeks integraal op het omslag staat. Dit alles nodigt uit juist deze vertalingen nader te bekijken.

Hoewel Landscape with rowers een verzorgde indruk maakt, is de weergave van Favereys gedichten in het Nederlands niet geheel foutloos. Naast een ontbrekende komma aan het eind van de eerste regel van het eerste gedicht uit de reeks ‘Chrysanten, roeiers’, staat in de laatste strofe van dat gedicht ‘meet’, wat ‘meer’ moet zijn.

Coetzee vertaalde al in 1978, een klein jaar nadat Favereys bundel was verschenen, een deel van de reeks ‘Chrysanten, roeiers’. Vertalingen van het tweede gedicht en van de laatste twee gedichten van de in totaal vijf gedichten tellende reeks werden toen gepubliceerd in een speciaal nummer over Nederlandse literatuur van het Amerikaanse tijdschrift Dimension, Contemporary German Arts and Letters. De vertalingen staan naast de Nederlandse gedichten afgedrukt. Het openingsgedicht (‘De chrysanten, / die in de vaas op de tafel / bij het raam staan: dat // zijn niet de chrysanten / die bij het raam / op de tafel / in de vaas staan. […]’) ontbreekt dus. Naast deze Favereyvertalingen bevatte het tijdschrift nog enkele door Coetzee vertaalde Nederlandse gedichten, te weten ‘Zelfrepeterend gedicht’ van Sybren Polet en ‘Gras Hooi’ van Leo Vroman. Het gedicht van Polet nam Coetzee later ook in Landscape with rowers op, licht gewijzigd net als de gedichten van Faverey.

Drie jaar later, in 1981, verscheen in Writing in Holland and Flanders, een uitgave van het NLPVF, Coetzees vertaling van de hele reeks ‘Chrysanten, roeiers’. De reeks wordt voorafgegaan door vertalingen van ‘Staren naar een lege plek’ en ‘Eerst doodt het bericht’, respectievelijk met de titels ‘Staring at an empty space’ en ‘First the message kills’, twee opeenvolgende gedichten uit de reeks ‘Aangeraakt’, die in Chrysanten, roeiers direct voorafgaan aan ‘Chrysanten, roeiers’. In de drie gedichten uit de reeks ‘Chrysanten, roeiers’ die eerder in Dimension waren verschenen is één variant waar te nemen: in het op een na laatste gedicht is ‘it is in vain’ veranderd in ‘it is vain’. De wijziging, mogelijk veroorzaakt door een zet- of drukfout, is in Landscape with rowers weer ongedaan gemaakt.

In 1984 werden Coetzees vertalingen van de reeks en de twee gedichten opgenomen in de verzameling Dutch Interior. Postwar Poetry of the Netherlands and Flanders (1984). De gedichten ‘Staring at an empty space’ en ‘First the message kills’ verschillen van de eerdere publicatie in Writing in Holland and Flanders, maar de gedichten in de reeks ‘Chrysanthemums, rowers’ op één wijziging na niet; in het voorlaatste gedicht veranderde de laatste regel: ‘and is a nail in bread’ in ‘and is a needle in bread’.

De drie Favereyvertalingen van Coetzee uit 1978, 1981 en 1984 verschillen onderling dus slechts minimaal, maar de vertaling van de reeks in 2004 in Landscape with rowers is op een flink aantal plaatsen gewijzigd. Behalve naar de precieze aard van de veranderingen roept dit gegeven ook de vraag op naar de mogelijke beweegredenen van Coetzee om zijn vroegere vertaling te herzien. Een vergelijking van de herziene met een vroege versie verschaft wellicht aanwijzingen. Omdat Writing in Holland and Flanders de eerste complete vertaling van de reeks ‘Chrysanten, roeiers’ bevat, vormt deze versie uit 1981 het uitgangspunt voor de vergelijking. De focus ligt op Coetzees vertalingen van het eerste gedicht uit de reeks.

Uit: Writing in Holland and Flanders (1981)    

1
The chrysanthemums
that stand in the vase on the table
by the window: these

are not the chrysanthemums
that stand by the window
on the table
in the vase.

The wind that annoys you
and ruffles your hair

is the wind that ruffles your hair;
it is the wind that you don’t any
longer want to be annoyed by
when your hair is ruffled.

Uit: Landscape with rowers (2004)

1
The chrysanthemums
standing in the vase on the table
by the window: those

are not the chrysanthemums
standing by the window
on the table
in the vase.

The wind that annoys you so much
and discomposes your hair,

that is the wind that disturbs your hair;
it is the wind that you no
longer want to be annoyed by
once your hair is disarranged.

De vertaling van dit gedicht is door Coetzee op tien tekstplaatsen gewijzigd, met negen unieke veranderingen. Allereerst is ‘that stand’ als vertaling van ‘die […] staan’ veranderd in het minder statische ‘standing’, waarbij de variant met het betrekkelijk voornaamwoord dus is vervangen door de in het Engels vaker voorkomende constructie met het onvoltooid deelwoord. De verandering van ‘these’ in ‘those’ ligt dan weer iets dichter bij het origineel, waar ‘dat’ staat en niet ‘dit’. Het woordje ‘zo’ in de eerste regel na de eerste witregel werd in de vroege versie niet vertaald en zelfs weggelaten. Coetzee heeft die lacune nu opgevuld met ‘so much’.

In de laatste vijf regels is de belangrijkste wijziging te vinden. Faverey gebruikte hier de vormen ‘in de war brengt’, ‘verwart’ en ‘door de war maakt’, drie formuleringen die in betekenis weliswaar dicht bijeen liggen, maar die toch nuanceverschillen in zich herbergen. In zijn vroege vertaling is Coetzee hieraan voorbijgegaan: hij gebruikt drie keer een variant van ‘ruffle’ (letterlijk: plooien, verstoren): tweemaal ‘ruffles’ en één keer ‘ruffled’. In zijn nieuwe vertaling heeft Coetzee wel drie verschillende werkwoorden gebruikt: ‘discomposes’ (letterlijk: in verwarring brengen), ‘disturbs’ (verstoort) en ‘is disarranged’ (in de war geraakt).

Ook van de andere vier gedichten uit de reeks heeft Coetzee zijn vertaling aangepast. Bij de meeste van deze wijzigingen gaat het om minieme verschillen. In veel gevallen sluit Coetzees laatste vertaling dichter aan bij het origineel, maar een enkele keer ook heeft hij zich meer vrijheden veroorloofd. Zo is in het laatste gedicht uit de reeks het woordje ‘verder’ in Landscape with rowers vertaald met ‘further’, waar in de vroege vertalingen nog ‘farther’ stond. Het is een wat vrijere vertaling, omdat ‘further’ in het Engels alleen van toepassing is in een temporele of kwalitatieve context, terwijl ‘farther’ meer betrekking heeft op het ruimtelijke en dat is inderdaad de context van het woord ‘verder’ in Favereys dichtregel: ‘steeds verder landinwaarts’.

Een voorbeeld van de afwegingen die een vertaler moet maken is te vinden in het vierde gedicht van de reeks. De zinsnede ‘zonder schroom / aantast’, in 1981 nog als ‘without qualm / attacks them’ vertaald, wordt in 2004: ‘does not hesitate / to touch them’. ‘Aangetast’ lijkt qua gevoelswaarde ergens tussen ‘touch’ en ‘attacks’ in te liggen. Coetzee koos eerst voor het krachtigere ‘attacks’, later voor ‘touch’. Soms is een verschil tussen de vertalingen alleen maar een verbetering van een mankement in de eerdere versie. De regel ‘Wat heet plotseling in een spiegel?’ uit het tweede gedicht van de reeks werd in eerste instantie vertaald als ‘What is there “sudden” in a mirror?’, later schrapte Coetzee ‘there’.

Zichtbaar geworsteld heeft Coetzee met Nederlandse zegswijzen als ‘van lieverlede’ en ‘geen hand voor ogen zien’, die in het Engels niet als zodanig als uitdrukking voorkomen. ‘Van lieverlede’ is in de vroege versies nog met de woordenboekvertaling ‘Gradually’ vertaald, maar voor Landscape with rowers verkoos Coetzee ‘Unhurriedly’. ‘Als ik straks een hand zie / voor ogen […]’ was in de vroege versies vertaald als ‘Making out a hand / before my eyes’ en nu als ‘If I happen to have seen a hand / before my eyes’.

In het algemeen heeft Coetzee met zijn herziene vertaling, op enkele gevallen na, de zorgvuldigheid van zijn vertaling vergroot. Veel van de doorgevoerde wijzigingen zijn bovendien grammaticaal en semantisch, waarbij Coetzee dichter bij het Nederlands van Faverey is gebleven. Maar een vertaling die beter aansluit bij de taal van het origineel lijkt niet het enige doel van Coetzee te zijn geweest. Vermoedelijk was de insteek van Coetzee ook in belangrijke mate zijn vertaling beter aan te laten sluiten bij de poëticale typering van Faverey die Coetzee in de inleiding van zijn bundel geeft: ‘In his early career hans faverey (1933–1990) was a rigorous, somewhat hermetic exponent of poetry as a carefully plotted language game with a minimum of reference outside itself.’

De subtiele verschuiving in de herhaling van de woorden ‘chrysanten’, ‘vaas’ en ‘raam’ bij Faverey benadrukt dat een verandering in de woordvolgorde betekenisverschil oplevert, of op zijn minst significant is:

Bloemen in vaas bij raam = bloemen in vaas bij raam
Bloemen in vaas bij raam ≠ bloemen bij raam in vaas

Met deze voor Faverey karakteristieke omgang met de taal ging dichter Ilja Leonard Pfeijffer aan de haal in zijn polemische karikatuur ‘Afscheidsdiner’. Pfeijffer keerde niets om, maar ondermijnde de truc door hem niet toe te passen:

u kunt afruimen
de witomrande amuse gueule uit de nouvelle cuisine
van chrysanten die in de vaas op de tafel bij het raam staan
maar niet in de vaas op de tafel bij het raam staan
vegetarische stilleventjes geschetst met de zilverstift
(Pfeijffer 1998: 7)

Gerrit Komrij heeft hierover opgemerkt dat Pfeijffer ‘doet alsof zijn neus bloedt’ waardoor ‘de grap platvalt’ (Komrij 2008: 322).

De typering van Faverey als een dichter die zijn poëtisch materiaal zorgvuldig opbouwt volgens de regels van een taalspel kan ook geïllustreerd worden met de tweede en derde strofe van het eerste gedicht. Bij Faverey zijn ‘door de war maakt’, ‘verwart’ en ‘in de war is’ drie subtiele varianten. Het drievoudige gebruik van het werkwoord ‘ruffle’ in Coetzees vroegere vertaling gaat voorbij aan dit uitgangspunt. In zijn latere vertaling laat Coetzee zien nu op de hoogte te zijn van Favereys poëtica. In zijn inleiding op de bloemlezing verbindt hij de dichter al aan een poëzieopvatting waarin poëzie pas betekenis krijgt als ‘carefully plotted’ taalspel, nu geeft hij zich er tevens rekenschap van in zijn vertaling: het drievoudige ‘ruffle’ is vervangen door achtereenvolgens ‘discomposes’, ‘disturbs’ en ‘disarranged’.

Coetzee geeft in zijn inleiding ook een typering van de latere Faverey: ‘His later poetry, more accessible and also more genial, grows typically out of paradoxes of thought in which the influence of the pre-Socratics, particularly Heraclitus, can be detected.’ Toen Coetzee zijn eerste vertalingen voor Dimension schreef kon hij nog niet weten hoe die latere poëzie van Faverey zich zou ontwikkelen. Chrysanten, roeiers (1977), na Gedichten (1968) en Gedichten 2 (1972) Favereys derde bundel, was er hooguit het begin van. De bundel, verschenen in voorjaar 1977 bij uitgeverij De Bezige Bij en later dat jaar bekroond met de Jan Campert-prijs 1977, luidde het begin in van een ontwikkeling naar een minder gesloten poëzie. Faverey maakte naam met Chrysanten, roeiers en vestigde zijn reputatie als dichter.

Bij zijn herziene vertaling heeft Coetzee het hele oeuvre van de in 1990 overleden Faverey kunnen overzien, iets wat hij vanzelfsprekend in 1978 nog niet kon. De consensus over Faverey was in 2004 al lang gestold, de opvatting dat Faverey steeds toegankelijker was geworden, met als eindpunt de laatste gedichten in zijn bundel Het ontbrokene(1990), was gemeengoed geworden. Tussen 1978 en 2004 kreeg ook de wetenschappelijke receptie van Faverey vaste vorm, met bijvoorbeeld een artikel van C.J. van Rees (1985) over ‘Consensusvorming in de literatuurkritiek’ aan de hand van de kritische receptie van Faverey.2 Van Rees schreef ‘dat de overeenstemming die critici bereiken over de aard en de kwaliteit van literaire werken niet gebaseerd is op het feit dat er sterk overeenkomende of identieke eigenschappen van de besproken teksten worden vastgesteld. De bedoelde overeenstemming komt tot stand doordat enkele gezaghebbende critici een aantal algemene uitspraken doen over de aard die het werk van een auteur zou bezitten.’ In het geval van Faverey is die overeenstemming pas vanaf zijn derde bundel tot stand gekomen: ‘Bij de verschijning van Favereys eerste bundel Gedichten (1968) nemen de critici uiteenlopende en gereserveerde standpunten in. Bij het verschijnen van Chrysanten, roeiers (1977), Favereys derde bundel, geven de critici blijk van sterk overeenkomende – en positieve – reacties’ (Van Rees 1985: 73). De teneur van de ontvangst van Favereys derde bundel in kranten en tijdschriften markeert het begin van een beeld van de dichter dat bestendigt. De totstandkoming van deze consensus over de aard die aan het werk van Faverey wordt toegekend is volgens Van Rees dus ‘door extratekstuele factoren tot stand gekomen. De stellingname van gezaghebbende critici zijn van beslissende invloed geweest. De consensus heeft zich uiteraard ook t.a.v. later verschenen bundels gemanifesteerd.’ (Van Rees 1985: 84)

Hoewel de tweedeling tussen een vroege hermetische Faverey en een late toegankelijke Faverey enige nuancering verdient (zie bijvoorbeeld ook Dera 2008), komt het beeld dat Coetzee in zijn inleiding verwoordt wel overeen met de consensus. Het is een beeld dat bij hem in 1978 nog amper bestond, maar waarvan inmiddels wel sporen terug te vinden zijn in zijn herziene vertaling. Coetzees kijk op Faverey moet onder invloed van het latere werk van de dichter veranderd zijn, ook het feit dat hij naast de reeks twee gedichten uit twee latere bundels opnam duidt hier op. Het kan enkele verschillen tussen de vroege en de recente vertaling in Landscape with rowers verklaren.

Coetzees beeld van Faverey is niet het enige dat aan verandering onderhevig was. Ook Coetzee zelf was in 2004 niet meer wie hij in 1978 was, een paar jaar na zijn debuut als romanschrijver. Nog geen Nobelprijs voor de Literatuur, maar een gefnuikte carrière als dichter nog vers in het geheugen. In Coetzees autobiografische roman Portret van een jongeman (2002) lezen we over de hoofdpersoon: ‘Nederlandse poëzie heeft altijd een nogal saaie indruk op hem gemaakt, maar de naam Simon Vinkenoog blijft opduiken in poëzietijdschriften. Vinkenoog is de enige Nederlandse dichter die tot het internationale podium schijnt te zijn doorgedrongen. Hij leest alles wat het British Museum van Vinkenoog heeft en vindt het niet bemoedigend. Vinkenoogs geschriften zijn rauw, onbehouwen, missen iedere mysterieuze dimensie. Als Vinkenoog alles is wat Nederland te bieden heeft, wordt zijn ergste vermoeden bevestigd: dat Nederlanders het saaiste, het meest apoëtische volk ter wereld zijn. Tot zover zijn Nederlandse erfenis. Hij zou net zo goed eentalig kunnen zijn’ (Coetzee 2002: 97). De gefictionaliseerde schrijver is hier aan het woord, een jongeman, student wiskunde nog, een dichterdromer. Op de flap van Landscape with rowers staat een zinsnede uit de geciteerde passage: ‘In Youth, Coetzees main character claims that “of all nations the Dutch are the dullest, the most antipoetic.”’ Daar wordt dan aan toegevoegd: ‘With these marvelous translations, the author proves his protagonist wrong.’ Dat laatste is uitgeverstaal, maar het had spel kunnen zijn. Auteur en hoofdpersoon zijn varianten van dezelfde man. Het ontbreken van Vinkenoog in Landscape with rowers vormt daarvoor het overtuigende bewijs. Hans Faverey won Coetzee weer voor de Nederlandse poëzie.

 

Noten
1 Zie http://press.princeton.edu/titles/7586.html voor een overzicht.
2 Zie ook de beschouwingen in Groenewegen (ed., 1997).
 

Bibliografie
Coetzee, J.M. 2002. Portret van een jongeman (vertaling van Youth). Amsterdam: Cossee.

Coetzee, J.M. 2004. Landscape with rowers. Poetry from the Netherlands. Translated from the Dutch and introduced by J.M. Coetzee. Princeton: Princeton University Press.

Dera, Jeroen. 2008. ‘“Breekt mijn huid”. Over metaforiek in de debuutbundel van Hans Faverey’, Vooys. Tijdschrift voor letteren, 26:1, p. 40–50.

Faverey, Hans. 1978. ‘Chrysanten, Roeiers / Chrysanthemums, Rowers’ (translated by John Coetzee), Dimension. Contemporary German Arts and Letters, p. 46–51.

Faverey, Hans. 1981. ‘Hans Faverey’ (translation by John Coetzee), Writing in Holland and Flanders, 38, p. 35–38.

Faverey, Hans. 1984. ‘Hans Faverey (1933–…)’ (translated by J. M. Coetzee), in: James S. Holmes & William Jay Smith (eds.), Dutch Interior. Postwar Poetry of the Netherlands and Flanders. With an Introduction by Cees Buddingh’. New York: Columbia University Press, p. 221–225.

Faverey, Hans. 2010. Gedichten 1962–1990. Editie Marita Mathijsen. Amsterdam: De Bezige Bij.

Groenewegen, Hans (ed.). 1997. ...Die zo rijk zijn aan zichzelf… Over Hans Faverey. Groningen: Historische Uitgeverij.

Komrij, Gerrit. 2008. Komrij’s canon in 100 gedichten. Amsterdam: Prometheus.

Matthijs, Filip. 2004. ‘[Betreft: Landscape with rowers. Poetry from the Netherlands. Translated from the Dutch and introduced by J.M. Coetzee. Princeton 2004]’, Ons erfdeel, 47:2, p. 310–311.

Pfeijffer, Ilja Leonard. 1998. Van de vierkante man. Gedichten. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Rees, C.J. van. 1985. ‘Consensusvorming in de literatuurkritiek.’, in: Hugo Verdaasdonk (ed.), De regels van de smaak. Amsterdam: Joost Nijsen, p. 59–85.

Rijghard, Ron. 2006. ‘Poëzie laat zien hoe Nederland is. Nederlandse poëzie is internationaal succesvol’ [interview met Thomas Möhlmann], NRC Handelsblad, 5 januari 2006.