Bij het overlijden van Gerard Reve is uitvoerig teruggeblikt op allerlei aspecten van zijn persoon en zijn werk. Weinig of geen aandacht is daarbij besteed aan zijn werk als vertaler, in de jaren zestig, van eigentijds Engelstalig toneel van onder anderen Harold Pinter en Edward Albee.
Reve vertaalde in opdracht: ‘Wat ik vergat te melden, is dat ik een eenacter, of althans een stuk dat iets meer dan de helft van de gewone lengte heeft, The Collection van Pinter, voor f 600,– heb aangenomen – ik merkte dat ik ook wel f 750,– had kunnen vragen, verdomme, maar ja, Haar Uit Hoofd Trekken, je weet wel.’1 Dat neemt niet weg dat hij er voldoening aan beleefde: ‘Ik werk fijn de laatste maanden […] een vertaling voor de Nederlandse Comedie, waarop ik offerte moet doen (Albee: Who’s Afraid of Virgina Woolf?) een stuk van bijna dubbele lengte, waarvoor ik f 2500,– ga vragen, maar wel verrukkelijk, ik hoop dat ik het krijg.’2 In de volgende brief vertelt hij dat hij de opdracht heeft ‘gevangen’. Wel maakt hij zich enige zorgen over de deadline: ‘Dat wordt nog een ren met de tijd, om het 1 Mei af te hebben, want het gaat grotendeels vlotweg de machine uit, maar er zijn woordspelingen, een enkel rijmpje of liedje, etc. En dan die ongehoorde lengte.’3 Niettemin kan hij op 30 april aan Guus Oster van de Nederlandse Comedie melden dat de tekst klaar is. ‘De vertaling was geen geringe opgave maar is, tot mijn grote voldoening – want het stuk is mij zeer dierbaar – volledig gelukt.’4
Toen Reve eenmaal financieel kon rondkomen van zijn eigen werk nam hij geen vertaalopdrachten meer aan. Misschien hebben zijn toneelvertalingen hem mede geïnspireerd tot het schrijven van zijn eigen toneelstuk, Commissaris Fennedy. Dat stuk is volgens de documentatie in het Theaterinstituut slechts eenmaal gespeeld, maar zijn vertalingen van De huisbewaarder, Het verjaardagsfeest en Wie is er bang voor Virginia Woolf zijn nog tot zeker in de jaren negentig opgevoerd.5
Het verjaardagsfeest
Het zal te danken zijn aan Reves status als auteur dat zijn toneelvertalingen al vroeg in boekvorm zijn gepubliceerd en herhaaldelijk zijn herdrukt, bij een literaire uitgever. Doorgaans werd een voorstelling destijds ingestudeerd aan de hand van een gestencild script, dat daarna de weg ging van oud papier. Pas in de jaren tachtig begonnen toneelgezelschappen in eigen beheer tekstboekjes uit te geven. Reves vertalingen kunnen dus worden bestudeerd. Dat wil overigens niet zeggen dat de tekst steeds zo werd opgevoerd als hij gedrukt staat: in elke productie zijn kleine en grotere veranderingen aangebracht.
Dit procédé is goed te illustreren aan de hand van Reves vertaling van The Birthday Party van Harold Pinter. Toneelgroep Centrum bracht in 1962 onder regie van Walter Kous de eerste opvoering van dit stuk buiten Engeland. In de recensie in het Algemeen Handelsblad werd Reves ‘uitstekende vertaling’ expliciet geroemd. De in boekvorm gepubliceerde versie is de tekst van deze voorstelling.6 Van dezelfde tekst werd in 1970 gebruik gemaakt voor de uitvoering door de Haagse Comedie onder regie van Paul Steenbergen.7 In 1979 nam Centrum het stuk opnieuw op het repertoire, ter viering van het twintigjarig bestaan van de groep. De regie was in handen van Wouter van Praag, maar dat dramaturg Carel Alphenaar voor de gelegenheid de vertaling bewerkte wordt niet in het programma vermeld en ook in geen enkele bespreking opgemerkt. In een interview naar aanleiding van de toekenning van de Nobelprijs 2005 aan Harold Pinter merkt Alphenaar op: ‘Die vertalingen van Reve waren onspeelbaar’ – deze soundbite prijkt ook als kop bij het artikel – ‘en ver van Pinter afgedwaald. De uitgedroogde zinnen van Pinter waren door Reve te vrolijk opgesierd. Dat hebben we later allemaal weer moeten overdoen.’8 Met dat ‘overdoen’ viel het overigens wel mee: Alphenaar heeft zeker negentig procent van Reves tekst gehandhaafd. Anders dan de voorstellingen uit 1962 en 1970 werd deze uitvoering in de pers niet erg enthousiast ontvangen. De recensenten vonden het stuk gedateerd en achterhaald en weten dat aan de veranderde tijdgeest. Maar zou het misschien niet ook een beetje aan de ‘gevriesdroogde’ vertaling hebben gelegen? De tekst van deze voorstelling is niet uitgegeven, maar er is wel een geluidsopname van.9 Toen Toneelgroep De Appel deze bewerking in 1986 onder regie van Lodewijk de Boer in productie nam, werd Alphenaars naam wel vermeld in het programma en de bijbehorende tekstuitgave.10
The Birthday Party is een bekend voorbeeld van het absurde theater uit het midden van de vorige eeuw, waarin de handeling vertrekt vanuit een realistische situatie maar algauw uitloopt in onzinnige dialogen en gebeurtenissen waarvan een zekere dreiging uitgaat. ‘Comedies of menace’ worden Pinters stukken genoemd, of ook wel ‘oefeningen in wanhoop’. In Het verjaardagsfeest dienen twee mannen, Goldberg en McCann, zich aan in een pension in een Engelse badplaats. Zij komen blijkbaar voor de enige andere gast, Stanley Webber, een werkloze barpianist die op die dag toevallig jarig is – of toch niet? Ze praten zo op hem in dat hij volledig instort. De volgende ochtend nemen ze hem mee. Waarom? Dat blijft onduidelijk, we krijgen alleen te horen dat ze handelen in opdracht van een niet nader genoemde ‘organisatie’. Over de achtergrond van de personages komen we bijna niets te weten en wat er wel wordt gezegd is tegenstrijdig. De pensionhouder ruikt onraad maar grijpt niet in; zijn naïeve echtgenote merkt nauwelijks wat er gaande is. Zij mijmert nog na over de avond dat zij zich het koninginnetje van het bal waande.
Wanneer de teksten van Pinter en Reve naast elkaar worden gelegd zijn diverse verschuivingen te signaleren, die zijn onder te brengen in verschillende categorieën. Bij het beluisteren van de geluidsopnamen blijkt bovendien dat de uitgesproken tekst hier en daar afwijkt van het script waarop de voorstelling is gebaseerd. Het gaat daarbij om bewust aangebrachte inhoudelijke wijzigingen, zoals het kappen van stukjes dialoog en het corrigeren van vertaalfouten die een onlogische tekst hebben opgeleverd,11 en om onbewuste kleine veranderingen waardoor de tekst voor de betreffende acteur net iets natuurlijker wordt, oftewel ‘beter bekt’.
Toevoegingen
Reves vertaling bevat een aantal toegevoegde dialogen, soms wel een bladzij lang, waarin de personages wat meer achtergrond krijgen, of een gedeeld verleden wordt gesuggereerd. Dit lijkt een poging om de situatie en de onderlinge verhoudingen enigszins te verklaren. Het is niet aannemelijk dat Reve deze ingreep op eigen initiatief heeft gepleegd; vermoedelijk is dit gebeurd op verzoek van de dramaturg of regisseur. Deze toevoegingen doen afbreuk aan de algehele ongerijmdheid van het stuk en zijn in de voorstelling van de Haagse Comedie deels en in de bewerking van Alphenaar allemaal geschrapt. De recensente van de NRC signaleert in de voorstelling uit 1979 ‘enkele schrappingen, die geen wezenlijke ingrepen vormen op het origineel’, niet beseffend dat deze de tekst juist dichter naar het origineel van Pinter terugbrengen.
Generalisering en naturalisering
Naturaliseren was in de vertaalpraktijk van de jaren zestig veel gangbaarder dan nu, en het publiek was destijds inderdaad minder bekend met allerlei buitenlandse verschijnselen. Daarbij komt nog dat in een toneelvoorstelling alles op het eerste gehoor moet kunnen worden opgepikt. De vele generaliseringen en naturaliseringen zijn dan ook vermoedelijk aangebracht op initiatief van Reve zelf.12 Zo is een Austin een ‘autootje’ geworden, ‘tea in Fullers’ ‘thee met gebak in de stad’ en ‘a library book from Boots’ ‘een mooi boek uit de leesbibliotheek’. In het eerste ‘kruisverhoor’ waaraan Goldberg en McCann Stanley onderwerpen is ‘Who watered the wicket in Melbourne?’ genaturaliseerd tot ‘Wie heeft in Rome de strafschop verpest?’ – in de voorstelling van de Haagse Comedie weer geactualiseerd tot ‘Wie heeft in Polen de strafschop gemist?’ Enzovoort. Alphenaar heeft de meeste van deze transformaties in zijn bewerking gehandhaafd.
Deze aanpak heeft echter tot gevolg dat de achtergrond die de geheimzinnige bezoekers van Pinter wél hebben gekregen in de vertaling minder sterk naar voren komt. Ze heten Nat (of Sam?) Goldberg en Dermot (of Seamus?) McCann – zelfs over hun voornamen wordt verwarring gezaaid. Behalve aan hun namen zijn ze ook aan hun taalgebruik en toespelingen die ze maken te herkennen als een Jood en een Ier. Hier is in de vertaling het een en ander verloren gegaan.
Met name de Ierse aspecten zijn veelal bewust gegeneraliseerd. Het fluiten van The Mountains of Morne wordt – althans in de regieaanwijzing – het fluiten van een willekeurig liedje; ‘That’s a Black and Tan fact’ wordt ‘Zo is het’ (de Black and Tans waren Britse soldaten die na de Paasopstand in 1916 in Ierland huishielden; zoiets kun je dus niet opzoeken als je in een schouwburgzaal zit) – Alphenaar generaliseert ook maar behoudt wel de pregnantie: ‘Dat staat als een paal boven water’; ‘What about Drogheda?’ (Drogheda werd in 1649 na een langdurig beleg door Cromwell ingenomen) is gewoon weggelaten. Zelfs Guinness moest anno 1962 kennelijk nog worden gegeneraliseerd tot ‘export-bier’. Daarmee gaat echter wel het effect verloren: Stanley paait McCann met lovende woorden over Ierland en nodigt hem uit voor een ‘draught Guinness’ in de pub om de hoek. (Bij Alphenaar mag de Austin een Austin blijven, maar ook hij houdt het in de gedrukte tekst op export-bier; in de voorstelling van Centrum zegt Stanley wel gewoon ‘Guinness’.) Het liedje over Paddy Reilly dat McCann in de brontekst zingt is daarentegen gesubstitueerd door een vertaling van een ander, hier wellicht makkelijker herkenbaar liedje over het heilige Ierland.
De Joodse achtergrond van Goldberg is voor een Nederlands publiek makkelijker herkenbaar. Op veel plaatsen heeft Reve passende Jiddische uitdrukkingen overgenomen of gesubstitueerd. Toch lijkt hij enkele toespelingen over het hoofd te hebben gezien. Wanneer McCann Goldberg prijst met de woorden ‘You’ve always been a good Christian’, antwoordt Goldberg: ‘In a way’. Reve siert dit op tot ‘Op mijn eigen, bescheiden wijze’, maar dat klopt natuurlijk niet. Alphenaar corrigeert: ‘Ergens, ja’. En in het laatste bedrijf, wanneer Goldberg en McCann Stanley zogenaamd moed inspreken, zegt Goldberg: ‘You’ll be a mensch.’ Daar slaat Reve de plank wel heel ver mis met ‘Je wordt een übermensch’. Ook dit is door Alphenaar niet gecorrigeerd. In de voorstelling van de Haagse Comedie wel: ‘Je zal weer een méns zijn.’ Wanneer Goldberg terugdenkend aan de levenslessen van zijn vader citeert: ‘Keep an eye open for low-lives, for schnorrers and for layabouts,’ vertaalt Reve: ‘Houd een plekje in je hart open voor de misdeelden, de schnorrers en de sukkelaars’. Alphenaar achtte ‘schnorrers’ (Jiddisch voor bedelaars) kennelijk te onbekend en wijzigde dit in ‘Heb een open oog voor de misdeelde, de jodeman en de leegloper’. Een merkwaardig advies van de ene jodenman aan de andere, te meer daar ‘keep an eye open for’ wellicht beter vertaald had kunnen worden als ‘kijk uit voor’. Op de geluidsband van Centrum horen we echter: ‘de misdeelde, de schlemiel en de sukkelaar’.
Een speciaal vertaalprobleem vormen de twee lange dialogen, in het tweede en derde bedrijf, waarin Stanley door Goldberg en McCann verbaal onderhanden genomen wordt. De eerste keer met een spervuur van vragen, de tweede keer met een spervuur van zogenaamde geruststellingen. Korte zinnetjes, met ogenschijnlijk weinig referentie aan enige werkelijkheid, worden op Stanley afgevuurd. Het clichématige idioom maakt een komische indruk. Reve heeft de Engelse clichés genaturaliseerd tot Nederlandse clichés, soms met een onmiskenbaar Reviaanse bijsmaak. Een klein fragment ter illustratie:
Goldberg You’re on the verge.
McCann You’re a dead duck.
Goldberg But we can save you.
McCann From a worse fate.
Goldberg From now on, we’ll be the hub of your wheel.
McCann We’ll renew your season ticket.
Goldberg We’ll take tuppence off your morning tea.
McCann Help you kneel on kneeling days.
Goldberg Give you a free pass.
McCann Take you for constitutionals.
Goldberg Give you hot tips.
En zo gaat het nog een tijdje door, al kapt de Haagse Comedie helaas bijna een bladzij van deze ‘onzin’. Des te jammerder omdat de lach bij Centrum pas komt wanneer de Haagse Comedie al is opgehouden. Reve heeft hier:
Goldberg Zó haal je de nieuwe aardappelen niet meer.
McCann Een pokdalige pelikaan ben je. [Alphenaar, zonder alliteratie: ‘Een gevallen vogel ben je.’]
Goldberg Maar wij kunnen je redden.
McCann Wij hebben voor heter vuren gestaan. [Alphenaar: ‘Voor een erger lot,’ wat dichter bij het Engels is, maar dan had hij ‘redden’ in de vorige zin wel moeten vervangen door ‘behoeden’.]
Goldberg Wij zullen je karretje weer in beweging brengen. [Alphenaar: ‘Van nu af aan zijn wij de naaf in je wiel.’]
McCann Wij ruilen uw oude toestel in.
Goldberg Zonder bijbetaling of kosten.
McCann We zullen je voorgaan in gebed.
Goldberg Vrij reizen op alle veerponten.
McCann We nemen je mee uit wandelen.
Goldberg Wíj vullen je totoformulier in.
Stilistische verschuivingen
Absurd toneel wordt gekenmerkt door herhalingen met kleine betekenisverschuivingen. Zo ook Het verjaardagsfeest. Goldberg hangt uitvoerige verhalen op over zijn verleden, vaak in bijna identieke bewoordingen, maar met kleine veranderingen in de ingrediënten naargelang de persoon tot wie hij zich richt. Hierdoor wordt zijn onbetrouwbaarheid benadrukt. Hij vertelt bijvoorbeeld aan de pensionhouder dat zijn moeder ‘[made] the nicest piece of gefilte fish you could wish to find on a plate’. Reve expliciteert: ‘de fijnste, de heerlijkste, de goddelijkste Gefillte Fisch, zoals alleen een moeder die kan maken’. Kennelijk heeft hij niet de parallel opgemerkt met de bewering die Goldberg even later tegen buurmeisje Lulu doet over zijn vrouw: zij maakte ‘the nicest piece of rollmop and pickled cucumber you could wish to find on a plate’. Reve: ‘zo’n schaal rolmops en zoetzure augurken.’ Het parallellisme dat Reve over het hoofd zag, is door Alphenaar hersteld.
Uit het bovenstaande blijkt dat Alphenaar, die alle vondsten van Reve kon behouden en hem alleen maar hoefde te verbeteren, zich strakker aan de brontekst houdt dan Reve. Hij heeft inderdaad een aantal – maar niet alle – vertaalfoutjes gecorrigeerd. Sommige van die foutjes zijn door de spelers trouwens wél gesignaleerd. Bijvoorbeeld wanneer Petey aan Stanley heeft verklapt wat het onbekende gerecht is dat Meg hem heeft voorgeschoteld – ‘gebakken boterham’, een alweer heel Reviaans klinkende vertaling van ‘fried bread’. Bij Pinter reageert Meg verbaasd met ‘He knew!’ Reve laat haar zeggen ‘Wat flauw!’, suggererend dat Meg doorheeft dat ze voor de gek gehouden wordt. Alphenaar heeft dit gehandhaafd. Maar op de geluidsband van de Haagse Comedie roept ze verbaasd uit: ‘Hij wéét het…!’, en bij Centrum zegt ze teleurgesteld: ‘Jij wíst het!’ Intuïtie, of zouden ze de brontekst erop hebben nageslagen?
Of Alphenaars Nederlands even idiomatisch is als dat van Reve is de vraag. Zijn weergave van Goldbergs levensles in het derde bedrijf is weliswaar letterlijker dan die van Reve, maar daardoor ook houteriger, op het anglicistische af: ‘Wat wij reeds te zeggen plachten: wie kaatst kan de bal verwachten [play up, play up, and play the game]. Eert uw vader en uw moeder. Langs de uitgestippelde lijn [All along the line]. Volg de lijn, McCann, en het kan niet misgaan met je. Dacht je echt dat ik een self-made man was? Ik wist m’n plaats. Ik heb bovenop de bal gezeten [I kept my eye on the ball].’ Overigens luidt de formulering van deze claus op de band van Centrum anders dan de gedrukte versie en ook anders dan die van Reve. Die had hier: ‘Ik heb me altijd bij mijn lijfspreuk gehouden: leven en laten leven. Eert uw vader en uw moeder. Vrijheid blijheid. Als je je daarbij houdt, dan kan het nooit misgaan, McCann. Dacht je dat het mij allemaal was komen aanwaaien? Nee meneer! Ik wist mijn plaats, snap je. En ik hield mijn ogen niet in mijn zak!’
Kleine woordjes
Het grootste verschil tussen Reve en Alphenaar zit in de toon, en met name in het gebruik van modale partikels, zogeheten ‘kleine woordjes’ zoals nou, toch, wel, dan, maar, och en dergelijke, die in schrijftaal door velen als slechte stijl worden veroordeeld maar die uit het gesproken Nederlands niet zijn weg te denken. Reve was zich hier terdege van bewust: ‘Engels is omtrent 80% korter dan Nederlands,’ schrijft hij aan Guus Oster. ‘Gezien de reeds exorbitante lengte van het origineel [van Virginia Woolf], heb ik met alle inspanning gestreefd naar kortheid, ook bij het gebruik van gemeenzame taal, die in het Nederlands altijd zo eindeloos uitvoerig is.’13 Wanneer Reve dus desondanks modale partikels ‘toevoegt’, zal dat een zeer bewuste keuze zijn. Hij gebruikt ze in Het verjaardagsfeest vooral in de dialogen tussen Meg en Petey, de pensionhouders. Anders dan bij de andere personages in het stuk is hun verhouding tot elkaar door Pinter juist wel heel duidelijk gekarakteriseerd. Hij doet dit in twee vrijwel identieke dialogen aan het ontbijt – waarbij de tweede dialoog in het licht van wat er de avond tevoren is gebeurd een hartverscheurend wrang karakter krijgt. In onbenullige zinnetjes wordt de minstens veertigjarige, routineuze maar nog steeds o zo liefdevolle verstandhouding tussen het echtpaar getypeerd. De manier waarop dit gebeurt doet denken aan de tafelgesprekken van de ouders van Frits van Egters in De avonden. Het is dus niet verwonderlijk datReve in zijn vertaling van deze dialogen de toon meesterlijk heeft getroffen. In onderstaande passage wordt heel terloops de tragiek van hun kinderloosheid aan de orde gesteld, die verklaart waarom zij zich over Stanley ontfermen. Tussen vierkante haken staan de kleine woordjes die Reve aan de tekst heeft ‘toegevoegd’ en die door Alphenaar allemaal weer zijn geschrapt.
Meg Hoe laat ging je vanmorgen weg, Petey?
Petey Gewone tijd.
Meg Was het [nog] donker?
Petey Nee, het was [al] licht.
Meg Maar soms ga je ’s morgens weg en dan is het [nog] donker.
Petey [Ja, maar] dat is in de winter.
Meg O. In de winter.
Petey ’s Winters wordt het later licht.
Meg O. {Pauze} Wat lees je [nou]?
Petey Iemand heeft net een baby gekregen.
Meg Nee toch! … Wie [dan]?
Petey Een vrouw.
Meg [Maar] wie [is het dan] Petey? Wie [is het]?
Petey Ik denk niet dat je haar kent.
Meg [Maar] hoe heet ze dan?
Petey Lady Mary Platt. [Alphenaar naturaliseert: ‘Mevrouw Platt.’]
Meg Die ken ik niet.
Petey Nee.
Meg En is het een, eh…? [Haagse Comedie: ‘En, wat is het?’]
Petey {Kijkt in de krant} Een… een meisje.
Meg Geen jongen?
Petey Nee.
Meg Och, wat jammer. Ik had veel liever een jongetje gehad.
Petey Een meisje is [toch] ook goed[?]
Meg Ik had veel liever een jongetje.
Modale partikels hebben geen referentiële betekenis, maar wel een affectieve. In deze dialoog drukken ze de lichtelijke onnozelheid van Meg uit en het toegeeflijke geduld van Petey. Natuurlijk wordt op het toneel ook gebruik gemaakt van intonatie, oogopslag en andere lichaamstaal om gevoelens uit te drukken. En natuurlijk wordt op het toneel vaak een soort kunsttaal gesproken. Maar Pinter schetst in deze dialoog juist een alledaagse situatie. In het Nederlands doet het angstvallig vermijden van ‘kleine woordjes’ dan onnatuurlijk aan. Het klinkt, om in toneeltermen te spreken, niet naturel. Pinter zelf, die over het algemeen zeer ingenomen was met de Nederlandse opvoeringen van zijn werk en sommige stukken zelfs hier in première liet gaan, heeft hierover eens gezegd: ‘De ogenschijnlijk vreemde mensen in mijn stukken mogen geen karikaturen of allegorieën worden. Als het menselijk herkennen onmogelijk is, zijn de vertolkers op de verkeerde weg.’14
Reve is niet de enige die zich de functie van kleine woordjes realiseert. Uit de geluidsopnamen blijkt dat de acteurs, bewust of onbewust, modale partikels invoegen. Ze zijn niet alleen te horen in de registratie van de Haagse Comedie, zelfs meer nog dan Reve er heeft opgeschreven, maar duiken onwillekeurig ook weer op in de voorstelling van Centrum. Voor zijn vertolking van Petey bij de Haagse Comedie werd Frans van der Lingen bekroond met de Arlecchino voor de beste mannelijke bijrol van het toneelseizoen, vanwege, zo zegt het juryrapport, ‘de indringende manier waarop hij de enige glimp menselijkheid in het stuk over het voetlicht bracht’. Deze prestatie zou wel eens mede te danken kunnen zijn aan het materiaal dat Reve hem met zijn kleine woordjes in handen gaf.
Noten
1 Brief van 30 oktober 1962, in: Gerard Reve, Brieven aan Wimie, 1959–1963, Utrecht: Veen, 1980, p. 75. In de volgende brief, van 14 november 1962, noemt hij het ‘een heel mooi stuk’ (ibid., p. 76) en ook over de voorstelling, bij Toneelgroep Centrum onder regie van Walter Kous, is hij zeer te spreken (ibid., p. 105).
2 Brief van 7 maart 1963, ibid., p. 129.
3 Brief van 20 maart 1963, ibid., p. 141.
4 Gerard Reve, Brieven van een aardappeleter, Utrecht: Veen, 1993, p. 30. Opmerkelijk is dat in deze brief sprake is van een niet bij name genoemde ‘medevertaler’. Dat moet Wim S[chumacher] zijn, die door Reve als brontaalkenner werd geraadpleegd. In de gepubliceerde uitgaven wordt hij niet vermeld.
5 En misschien wel langer; er zijn nieuwe vertalingen en bewerkingen gemaakt, maar niet bij alle producties wordt de vertaler vermeld.
6 Oorspronkelijke editie Harold Pinter, Het verjaardagsfeest, Een beetje pijn, Theevisite, Amsterdam: De Bezige Bij, 1967; ook opgenomen in Harold Pinter, De huisbewaarder en andere stukken, Amsterdam: De Bezige Bij, 2005.
7 Het Theater Instituut Nederland bewaart een geluidsopname van deze voorstelling. Uitvoerenden: Frans van der Lingen, Ida Wasserman, Wim van Rooij, Nanni Vermeer, Guus Verstraete en Jacques Luijer.
8 Wilfred Takken, ‘What does “open kaart” mean?’, NRC Handelsblad, 14 oktober 2005.
9 Beschikbaar bij het Theater Instituut Nederland; uitvoerenden: Onno Molenkamp, Elisabeth Hoijtink, Pollo Hamburger, Monique Kramer, Henk Rigters en Ben Hulsman.
10 Uitgegeven door het Appeltheater in Scheveningen. Overigens wijkt deze versie op enkele punten af van die van Toneelgroep Centrum.
11 In een van de werkexemplaren die door de Haagse Comedie zijn gebruikt, zijn met de hand passages geschrapt en tekstwijzigingen aangebracht.
12 Naar aanleiding van Virgina Woolf schrijft Reve aan Guus Oster dat hij wat niet vernederlandst kon worden ‘algemeen, kosmopolitisch dus,’ heeft gemaakt (Brieven van een aardappeleter, p. 30).
13 Cursivering SvdL. Brieven van een aardappeleter, p. 30. Overigens zal Reve bedoeld hebben dat Engels ongeveer 20% korter is dan Nederlands.
14 Aangehaald door Wilfred Takken in NRC Handelsblad van 14 oktober 2005.