Zo veel aandacht als ten tijde van de boom in de jaren zestig en zeventig zal de Spaans-Amerikaanse1 literatuur wellicht nooit meer krijgen. Nieuwe titels uit Spaanstalig Amerika werden toen snel en op grote schaal in Europa verspreid, maar ook oudere titels van preboom-auteurs die tot dan toe nagenoeg onbekend waren buiten de grenzen van hun continent (bijvoorbeeld Heimwee naar de jungle van Carpentier en De Aleph van Borges) vonden hun weg naar ons taalgebied. Op de kwaliteit van de romans van pakweg García Márquez of Cortázar valt niets af te dingen, maar het hele fenomeen van de boom werd toch vooral gestuurd door de uitgeverijen.2 Misschien wel voor het eerst werden grootscheepse publiciteitscampagnes opgezet om jonge auteurs te promoten. De kranten stonden vol met interviews en nieuws over literaire prijzen, en schaamteloos werden de oplagen van boeken bekendgemaakt en gebruikt als verkoopargument. Er gebeurde iets uitzonderlijks in de literaire wereld: cultureel prestige en commercieel succes gingen hand in hand. Auteurs werden vedetten, die literaire agenten nodig hadden. Zo effende de haast legendarische Carmen Balcells de weg naar Europa voor een groot deel van de boom-auteurs.
De belangrijkste verdienste van de boom was dat de Spaans-Amerikaanse literatuur, ondanks de onderlinge verscheidenheid, een gezicht en een identiteit kreeg. De boeken van García Márquez, Fuentes, Cortázar, Vargas Llosa en anderen werden massaal vertaald en besproken in de pers. Ook in Nederland werden de boom-auteurs gretig gelezen. In een interview met de Volkskrant uit 1996 schrijft vertaalster Barber van de Pol hun succes toe aan de crisis waarin de roman in de Lage Landen op dat moment verkeerde: ‘Ze [de boom-auteurs, EVDR] kwamen binnen toen in Nederland de roman net was doodverklaard. Er heerste hier een vreselijk matte stemming. Toen kwam daar ineens zo’n gezelschap aan van schrijvers bij wie alles kon. Gezelligheid, overdrijven, politiek, alles mocht.’ De aantrekkingskracht van deze literatuur was en is dat ze fris en vernieuwend is, zowel overloopt van couleur locale als toch ook Europees aandoet, mede door de taal waarin ze geschreven is. Dit overrompelende offensief was medebepalend voor het beeld van deze literatuur in Europa, en zorgde er volgens Pascale Casanova (La République mondiale des Lettres, Paris: Seuil, 1999) voor dat ze niet langer als perifeer werd beschouwd, maar tot het hart van de wereldliteratuur doordrong. Tegenwoordig is Spaans-Amerikaanse literatuur echter niet langer een onbekende, verrassende en exotische literatuur. In Europa krijgen deze schrijvers dan ook af te rekenen met de zware concurrentie van andere ‘exotisch’ gewaande collega’s uit Zuid-Afrika of het Verre Oosten. Ook politieke factoren kunnen aandachtsverschuivingen veroorzaken: sinds de uitbreiding van de Europese Unie worden voortdurend nieuwe Oost-Europeanen vertaald, soms met grote weerklank (Sándor Márai is daar een voorbeeld van). En zelfs de Spaanse literatuur, die zo lang door de Spaans-Amerikaanse werd overschaduwd, doet het tegenwoordig beter, tenminste wanneer het gaat om spannende romans, denken we maar aan De schaduw van de wind van Carlos Ruiz Zafón.3
Bovendien krijgt de Nederlandstalige lezer tegenwoordig zo veel sterk uiteenlopende gezichten van de Spaans-Amerikaanse literatuur onder ogen, dat hij die niet langer als een eenheid beschouwt en als het ware het gevoel krijgt het overzicht kwijt te zijn. Dat die eenheid als zodanig ook ten dele een illusie was, enerzijds omdat de introductie van de boom het gevolg was van een georkestreerde campagne en anderzijds omdat die klinkende namen ook slechts één literatuuropvatting vertegenwoordigden, namelijk die van het meest vooruitgeschoven segment van hun continent, ontgaat nu eenmaal de leek die is aangewezen op het bestaande vertaalaanbod. Pogingen om nieuwe literaire groeperingen of bewegingen aan het publiek voor te stellen en zo het literaire veld vanuit strategische overwegingen te herstructureren en het imago van versnippering een halt toe te roepen, zoals Crack in Mexico of McOndo4 in Chili, hebben dat euvel tot nog toe niet kunnen verhelpen.
In deze situatie wordt het voor Spaans-Amerikaanse schrijvers steeds moeilijker om voet aan de grond te krijgen in ons taalgebied. Ondanks een stevige traditie van vertalingen uit het Spaans in het Nederlands, hebben ook de oudere generaties soms met dit probleem te kampen. Zo is er weinig tot heel weinig vertaald van oudgedienden als Manuel Puig en de onlangs overleden Juan José Saer (Argentinië), Juan Carlos Onetti5 (Uruguay), Luis Rafael Sánchez (Puerto Rico) en Reinaldo Arenas (Cuba). Van andere auteurs bestaan zelfs helemaal geen Nederlandse vertalingen, ook al doen ze het in eigen land bijzonder goed. De anatoom van Federico Andahazi was in Argentinië een van de grootste bestsellers ooit, maar toch werd het boek pas na twee jaar geïntroduceerd op de Spaanse markt.
Er blijkt dus geen eenduidige visie te bestaan op de positie van de Spaans-Amerikaanse literatuur in ons taalgebied. Bovendien zijn er van oudsher inhoudelijk grote verschillen tussen enerzijds de Argentijnse en Uruguayaanse literatuur (Río de la Plata) en anderzijds de literatuur uit de Spaanstalige Caraïben, de twee vrij goed af te bakenen en onderling erg verschillende cultuurgebieden in Spaans-Amerika waar mijn onderzoek op focust, met een corpus dat de periode 1995–2006 bestrijkt.6 Argentijnse literatuur staat bijvoorbeeld heel dicht bij Europa. Veel Argentijnse schrijvers woonden en schreven een deel van hun werk in Europa: Cortázar en Saer in Parijs, Borges in Genève… Hun inspiratiebronnen lagen in de Europese en Noord-Amerikaanse literatuur. De Caraïbische literatuur daarentegen cultiveert nog altijd veel sterker haar exotische imago van sensualiteit en palmbomen. Een deel van de schrijvers, vooral die in de diaspora zoals de Dominicaans-Amerikaanse Julia Álvarez of de Cubaans-Amerikaanse Cristina García, bouwt bewust voort op het magisch realisme dat García Márquez op meesterlijke wijze in Honderd jaar eenzaamheid verwerkte, maar dat door epigonen als Isabel Allende inmiddels werd afgevlakt door het uitvergroten van een deelaspect van die trend, zoals bijvoorbeeld het bijna onvermijdelijke ingrediënt van vrouwen die speciale gaven bezitten. Dit exotische imago komt ook tot uiting in de paratekst van deze boeken. De culturele stereotypes over het Caraïbische gebied worden bevestigd op de covers van zowel de originele edities als de vertalingen. Felle kleuren, sensuele vrouwen, palmbomen en zonovergoten stranden: dat is het eenzijdige beeld dat geschetst wordt van de drie eilanden, die nochtans onderling grote culturele verschillen vertonen.
Een interessante vraag met betrekking tot de receptie van de Hispano-Amerikaanse literatuur is hoe deze twee toch erg verschillende literaturen, die uit de Río de la Plata of de Caraïbische, in het Nederlandse taalgebied gepercipieerd worden. De indruk bestaat namelijk – en wordt door meerdere critici bevestigd – dat de literatuur van de eilanden hipper overkomt en veel beter scoort dan die van het veel meer bespiegelend georiënteerde Río de la Plata-gebied. Maar is dat wel zo? En komt dat tot uiting in het vertaalbeleid?
Na een eerste analyse van het corpus (zie bijlage) blijkt dat de boeken van schrijvers uit het Caraïbische gebied niet beduidend vaker in het Nederlands vertaald worden dan de boeken van schrijvers uit Argentinië en Uruguay. Van de eerste groep worden gemiddeld 4,1 boeken per jaar vertaald, van de tweede groep 3,4. Het verschil in aantal vertalingen blijkt dus niet zo groot te zijn als aanvankelijk werd aangenomen. Wel tekent zich een aantal tendensen af, zowel wat het vertaalbeleid van uitgeverijen betreft, de bekendheid van de onderscheiden literaturen (Río de la Plata versus Caraïben) bij de lezer én de receptie door de literaire kritiek.
Uitgeverijen
Uitgevers zien zich genoodzaakt om steeds bedrijfsmatiger te werken. Ze fuseren tot concerns en bekwamen zich in marketingtechnieken om de concurrentie voor te zijn. Anders dan in de jaren zestig en zeventig geven de meeste Nederlandstalige uitgeverijen niet langer consequent alle titels van een bepaald auteur uit, maar wordt er steeds meer gewerkt volgens het principe van de afzonderlijke titelmarketing.7 De taak van de uitgever bestaat niet meer voornamelijk in het kiezen tussen manuscripten die hem worden aangeboden door schrijvers, maar in het bestellen van boeken die voldoen aan de eisen van de markt. Bovendien maakt de introductie van het scoutsysteem ‘het mogelijk om in een zeer vroeg stadium de vertaalrechten te verwerven van boeken die een internationale belofte in zich lijken te bergen’ (Van Krevelen, 176, zie noot 7), wat het ontstaan van hypes in de hand werkt. Ook de boekhandel is onderhevig aan de veranderende wetten van de markt en aan een toegenomen rendementsdenken. Van nieuwe boeken worden minder exemplaren bij vooraanbieding ingekocht, en boeken worden veel sneller opgeruimd, zodat hun levensduur almaar korter wordt, en zodoende ook de afstand tussen de bestsellerauteur en de minder mediagenieke kunstenaar almaar groter. Wat niet goed verkoopt, wordt niet zelden doorverwezen naar de papierversnipperaar, en dat terwijl de boekenmarkt stagneert. Volgens het Nederlandse Sociaal Cultureel Planbureau blijft het aantal lezers dalen door de toenemende populariteit van alternatieve vrijetijdsbestedingen. In 1975 las nog 49% van de Nederlanders minimaal één kwartier per week in boeken, in 2000 was dat nog maar 31%. In Vlaanderen zien we dezelfde tendens. De echte boekenliefhebbers lezen nog evenveel, maar het overaanbod verhindert hen door de bomen nog langer het bos te zien.
Geen enkele uitgeverij in het Nederlandse taalgebied is nog gespecialiseerd in Spaanstalig Amerika. Meulenhoff staat bekend als de uitgeverij die al vroeg de allergrootsten uit Latijns-Amerika naar Nederland wist te halen. De uitgeverij was de concurrentie op dat vlak altijd een stapje voor en gaf consequent alle titels van bijvoorbeeld Julio Cortázar uit. Meulenhoff was ook de eerste uitgeverij ter wereld die Mario Vargas Llosa in vertaling uitbracht (Van Krevelen, 153, zie noot 7). Maar de laatste jaren is de situatie veranderd: uit het corpus is gebleken dat niet Meulenhoff, maar Ambo/Anthos op de eerste plaats staat, tenminste wat literatuur uit Argentinië, Uruguay, Cuba, Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek betreft.8 We moeten hier wel vermelden dat in het fonds van Meulenhoff nog enkele andere Spaans-Amerikaanse auteurs zitten, onder wie de Colombiaan Gabriel García Márquez.
De lezer
Nu de boom over is krijgt de Spaans-Amerikaanse literatuur op de internationale markt te maken met concurrentie uit alle mogelijke hoeken. Dan rijst natuurlijk de vraag of de algemene versnippering ook invloed heeft op het beeld dat de Nederlandstalige lezer heeft van Spaans-Amerikaanse literatuur. Aan de hand van een enquête bij het doelpubliek9 heb ik geprobeerd dit te achterhalen. De resultaten bevestigen dat het beeld van de Spaans-Amerikaanse literatuur erg diffuus is geworden door het gebrek aan grote tendensen en bewegingen. Het ‘García Márquez-effect’ is inmiddels uitgewerkt. Niet alles wat uit die regio komt is ‘magisch realistisch’. Langzamerhand begint door te dringen dat dit enorme gebied net zo’n grote culturele diversiteit kent als Europa, ook al spreken de meeste mensen dezelfde taal. Uit de enquête is gebleken dat de meeste ondervraagden de grote auteurs (García Márquez, Cortázar, Allende, Fuentes en Vargas Llosa, in die volgorde) kennen en er ook af en toe een boek van lezen. Borges en Asturias klinken ook wel bekend in de oren, maar slechts weinigen hebben iets van hen gelezen. De bekendheid van de schrijver is de belangrijkste reden om een Spaans-Amerikaans boek te lezen, gevolgd door de inhoudelijke kwaliteit van het werk. De gemiddelde lezer vindt het land van herkomst van de auteur volstrekt geen reden om al dan niet een boek van hem te lezen. Uit navraag bij de belangrijkste Nederlandse uitgeverijen die Spaans-Amerikaanse literatuur uitgeven bleek dat zij geen marktonderzoek doen naar de voorkeuren van de lezer. Wel onderhouden hun redacteuren nauwe contacten met de grote boekhandels om te weten wat het goed doet op een bepaald moment.
Literaire kritiek
Een tweede, niet minder belangrijk aspect van receptie is uiteraard de kritiek door literair recensenten in de belangrijkste Vlaamse en Nederlandse dag- en weekbladen (De Standaard, De Morgen, NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer). En daar houden uitgeverijen dan wel weer rekening mee. Bijna alle houden ze knipselmappen bij met wat er over hun boeken in de pers is verschenen. Een positieve recensie wordt vermeld in de promotiefolder van een boek, als verkoopargument voor de boekhandelaar. Als de recensies enthousiast zijn, hebben ze, wanneer de verkoop tegenvalt, argumenten in handen om hun keuze te verdedigen en eventueel door te gaan met een auteur. Een negatieve recensie daarentegen kan een reden zijn om een boek door te verwijzen naar de ramsj, en zelfs om een auteur te laten vallen.
Als we naar de literaire kritiek kijken, zien we dat er in de periode 1995–2006 in verhouding veel meer recensies verschenen over de literatuur uit de Río de la Plata dan over de Caraïbische literatuur. De uitgave van de verzamelde werken van Borges voor het jubileumjaar 1999 was natuurlijk een dankbaar onderwerp om over te schrijven. Maar liefst 15% van het totale aantal recensies over Argentijnse en Uruguayaanse boeken was gewijd aan zijn bij De Bezige Bij verschenen Werken in vier delen. Maar Borges overstijgt het geografische gebied waaruit hij afkomstig is en vertegenwoordigt in zijn eentje een soort ‘literair werelderfgoed’. De boeken van Argentijnse en Uruguayaanse schrijvers werden niet alleen meer besproken, ze werden over het algemeen ook positiever beoordeeld dan de boeken van Caraïbische schrijvers. Opvallend is ook dat álle Argentijnse en Uruguayaanse vertaalde ‘klassiekers’ (dat wil zeggen ouder dan twintig jaar) besproken werden. Deze werken kregen ook bijna altijd een positieve beoordeling, hetgeen bij de hedendaagse boeken veel minder het geval was. Toch werd ook aan hedendaagse Argentijnse en Uruguayaanse literatuur veel aandacht besteed.
Ook binnen de Caraïbische literatuur is er sprake van een tweedeling, maar dan op het vlak van de taal: hoewel er de laatste jaren meer Engelse dan Spaanse boeken van Caraïbische schrijvers vertaald zijn, worden die door de pers minder besproken en krijgen ze vaker een negatieve beoordeling. Het aantal vertalingen is dus blijkbaar omgekeerd evenredig met het aantal (positieve) recensies. Misschien zitten alle betrokkenen – uitgevers, vertalers, recensenten – ook nog te veel vast in hokjesdenken en werken ze te veel per taal, zodat de Latino-writers te vaak buiten hun blikveld vallen. Hoewel in het Engels schrijven de deuren naar het succes juist kan opengooien. Zo verging het althans de Puerto Ricaanse schrijfster Rosario Ferré. Zodra ze bekendheid kreeg, werden haar boeken onder haar leiding in het Engels vertaald, zo bijvoorbeeld Maldito amor (1992)/ Sweet Diamond Dust (1996). Haar roman The house on the lagoon/La casa de la laguna verscheen zelfs eerst in het Engels en pas daarna in het Spaans in 1995 (zonder dat ergens expliciet wordt vermeld dat de Spaanse versie een vertaling zou zijn; de Nederlandse vertaling Het huis aan de lagune werd overigens uit het Engels vertaald). Deze verandering van taal werd in Puerto Rico flink op de korrel genomen, vooral omdat de Amerikaanse versies veel vriendelijker voor het nieuwe doelpubliek uitvallen dan de Spaanse versies.10 Andere Puerto Ricanen die in het Spaans over hun thuisland schreven hadden meer moeite om internationaal door te breken. Van een van hen, Mayra Santos-Febres, werd in 2000 de veel minder conventionele roman Sirena Selena vestida de pena door de prestigieuze Barcelonese uitgeverij Mondadori uitgebracht, maar het Nederlandse taalgebied volgde tot op heden niet,11 ook niet nu haar derde roman, Nuestra Señora de la noche (2006), de eindronde heeft gehaald van de Espasa Calpe-prijs en het goed doet in Spanje.
De belangstelling van de recensenten voor Caraïbische literatuur is trouwens over het algemeen beduidend kleiner. Over een groot deel van de boeken uit Cuba, Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek verscheen helemaal niets in de pers, zelfs geen signalement van publicatie. De boeken die wel besproken werden, kregen, vaker dan hun Argentijnse en Uruguayaanse tegenhangers, een negatieve beoordeling. Een veel voorkomend verwijt van de recensenten is dat deze literatuur te stereotiep en te voorspelbaar is, en te nadrukkelijk in de lijn ligt van Allende. Op de achterflappen van hedendaagse Spaans-Amerikaanse boeken wordt veelvuldig verwezen naar de succesauteurs van de eerste en tweede golf van de boom, in de hoop meer lezers warm te maken voor het boek. Een beproefde methode, die volgens de critici echter niet altijd terecht wordt toegepast. In een recensie over Luz van de Argentijnse schrijfster Elsa Osorio bijvoorbeeld (Trouw, 9 september 2000), waarschuwt recensent Maarten Roest de lezer dat de verwijzing naar Isabel Allende op de achterflap van het boek nergens op slaat: ‘Trek je er niets van aan dat het wordt aangemerkt als “een aanrader voor liefhebbers van Isabel Allende”, hetgeen in de regel betekent dat je wordt opgezadeld met een slap aftreksel van het genre familieroman dat Allende tot een sterauteur heeft gemaakt. Luz is hierop gelukkig een uitzondering.’
We stellen dus een aantal contradicties vast: het soort literatuur dat het meest vertaald wordt (hedendaagse Caraïbische boeken geschreven in het Engels), krijgt het minste aandacht in de pers en wordt ook vaker negatief beoordeeld. We kunnen ons dus afvragen welke criteria een uitgeverij hanteert voor de vertaling van een boek. De literaire kwaliteit is volgens de meesten natuurlijk doorslaggevend, maar wat dan te denken van vertaalrechten die al gekocht worden nog voordat het boek geschreven is? Zo verging het bijvoorbeeld de roman Ana van de Argentijnse schrijfster Elsa Osorio, de opvolger van de bestseller Luz die onlangs bij Ambo/Anthos verscheen.
Een uitgeverij is nu eenmaal geen liefdadigheidsinstelling. De bekendheid van de auteur is uiteraard belangrijk, en er wordt ook altijd gekeken naar de ons omringende landen. Hoewel Barcelona tijdelijk de hoofdstad was van de boom, bleef Parijs het mekka van de nieuwe en niet zo nieuwe schrijvers. Borges, bijvoorbeeld, werd ‘ontdekt’ door het Franse tijdschrift L’Herne. Als een boek het in Frankrijk goed doet, is de kans groter dat het ook in Vlaanderen en Nederland een succes wordt. Dat een eigenzinnige roman als Honderd flessen op een muur van de jonge Cubaanse Ena Lucía Portela in het Nederlands werd vertaald, kan worden verklaard door het Franse succes van dit boek. Maar er zijn ook uitzonderingen. Zo was het werk van de Argentijnse schrijver Juan Filloy nog niet eerder vertaald, tot de kleine uitgeverij Coppens & Frenks zijn Op Oloop en De bende… onder de aandacht van de Nederlandstalige lezer bracht. En dankzij de moedige uitgeverij In de Knipscheer werd een meesterwerk als Het koninkrijk van deze wereld van de Cubaan Alejo Carpentier na vijftig jaar eindelijk in het Nederlands vertaald.
Behalve de vertaling in de ons omringende landen zijn er nog andere factoren die een rol spelen, namelijk subsidies (van o.a. het Vlaamse en het Nederlandse Fonds voor de Letteren), literaire prijzen, verfilmingen en, in mindere mate, de vertalers zelf. Meestal worden zij benaderd door uitgeverijen met de vraag een boek te vertalen. De vertaalrechten van het boek zijn dan al door de betreffende uitgever gekocht. Soms wordt hen eerst gevraagd het boek te lezen en een oordeel te geven, dat kan meewegen in de beslissing van de uitgever om de rechten van het boek al dan niet te verwerven. Vertalers kunnen ook zelf een boek onder de aandacht van de uitgever brengen. Maar dat is slechts zelden, en steeds minder vaak, het geval.
Dat ideologische factoren er allang niet meer toe doen blijkt uit de literatuur van de Cubanen in ballingschap. Eerst was er de tijd dat de schrijvers op het eiland zelf de goede revolutionairen waren en de ballingen reactionaire contra’s. Toen de liefde van de Europese intellectuelen voor het linkse Cuba eind jaren zestig bekoelde, zaten plotseling de beste schrijvers in ballingschap en waren alleen de slechtste thuis achtergebleven. Vandaag is die tweedeling verdwenen. Alles is welkom, van Castro-haters als Cabrera Infante en Zoé Valdés tot ex-officiëlen als Norberto Fuentes en neutralen als Abilio Estévez. Cuba is, om allerlei extraliteraire redenen (de muziek van de Buena Vista Social Club, de alomtegenwoordig geachte exuberantie, het toerisme…) nog steeds hot, en dat verklaart het succes van de Cubaanse literatuur, zeker wanneer het werk van een auteur alle stereotypen bevestigt zoals dat het geval was bij het van de seks druipende Dirty Havana van Pedro Juan Gutiérrez (Vassallucci). Ook Amerikaanse schrijvers met Latijns-Amerikaanse achtergronden worden steeds populairder. Sinds enkele jaren staat het goed om een auteur te verkopen in zijn hoedanigheid van ‘latino’. De trend is gezet door Hollywood en de muziekindustrie, maar ook de literatuur deint mee op die golf, aangezien de PR vandaag de dag ook in deze sector onontbeerlijk is geworden. Cristina García (Cuba), Julia Álvarez (Dominicaanse Republiek), Esmeralda Santiago (Puerto Rico) zijn maar enkele van de gepromote namen. Hun boeken bevatten alles wat je van latino-literatuur mag verwachten: het zijn omvangrijke, kleurrijke, anekdotische familieromans. Want het folklorisme leeft onverdroten voort in de Latijns-Amerikaanse letteren, ook buiten het vaderland. Tegenwoordig zijn het zelfs vooral deze Noord-Amerikaanse latina’s die van de verheerlijking van hun exotische afkomst hun thema gemaakt hebben. Vraag is of het folklorisme nog verwijst naar een bestaande realiteit, of slechts anticipeert op gemakkelijk buitenlands succes en een gegarandeerde afzetmarkt. Bij historische romans bestaat dan het gevaar dat de schrijver een sterk vereenvoudigd beeld schetst van een complexe situatie. Dit is het geval bij In de tijd van de vlinders van Julia Álvarez, waarin de Dominicaans-Amerikaanse schrijfster aan de hand van het levensverhaal van drie echtgenotes van opposanten van dictator Trujillo een zogezegd feministische kijk geeft op deze dictatuur. Dit boek werd als de grote revelatie over het Trujillo-regime aan de man gebracht, en later zou ook Vargas Llosa dat effect bereiken met Het feest van de bok (Meulenhoff), terwijl tientallen niet-vertaalde Dominicaanse auteurs, zoals Pedro Peix, op een veel genuanceerdere manier het regime in al zijn contradicties hadden opgeroepen. Maar de uitgeverijen van dit soort literatuur gaan evenmin vrijuit: deze zijn het namelijk die de clichématige criteria waaraan een boek moet voldoen aan de Latino-writers blijven opdringen, en ze gaan soms zo ver dat ze hun auteurs een lijst van ingrediënten meegeven. Het overkwam de Dominicaanse Angela Hernández. Wie zich niet in dit strakke keurslijf laat hijsen, krijgt het erg moeilijk om zijn boeken te slijten. Dat ondervond bijvoorbeeld Junot Díaz, de van oorsprong Dominicaanse schrijver die een succesvolle, zij het erg kritische verhalenbundel schreef waarin de diaspora en de familiegeschiedenis wel nog centraal stonden. Toen hij in een volgend boek de latino-thematiek achter zich liet om met SF te experimenteren, kon hij op veel minder bijval rekenen.
Het inspelen op populaire tendensen in de maatschappij is echter niet uitsluitend terug te vinden bij de Latino-writers: ook de hedendaagse Argentijnse auteurs bezondigen zich eraan. Zo verschenen er in het voorjaar van 2006 maar liefst twee romans in Nederlandse vertaling waarin de tango, die vele Europeanen intrigeert, een centrale plaats inneemt: Ana van Elsa Osorio (bij Ambo/Anthos) en De tangozanger van Tomás Eloy Martínez (bij Cossee). Hier is op zich niets mis mee, ware het niet dat beide auteurs nogal clichématig met hun materiaal omspringen, vooral Osorio dan. En op de cover van De tangozanger staat, geheel ontoepasselijk, een dansend paar. Je zou de schrijvers ervan gaan verdenken dat ze dit thema hebben gekozen in functie van de internationale boekenmarkt. De lauwe ontvangst in Argentinië bevestigt deze indruk.
Pierre Bourdieu zei al dat uitgeven zowel een artistieke als een economische activiteit was. De wet van vraag en aanbod geldt evenzeer voor de uitgeversmarkt, en om te voorkomen dat de oplage van titels daalt, moet de uitgever zijn aanbod zo goed mogelijk afstemmen op de vraag. Toch blijft het zinvol om uit te zoeken in welke mate, hoe en door wie er op al deze commerciële factoren ingegrepen kan worden zodat er een geschakeerder en minder vertekend beeld van de huidige Spaans-Amerikaanse literatuur ontstaat. Anders blijft er nog maar heel weinig ruimte over voor literaire experimenten en krijgen onbekende of uit de band springende auteurs en genres als poëzie of essay nauwelijks nog kansen.
Noten
1 De termen ‘Zuid-Amerikaans’, ‘Latijns-Amerikaans’ en’ Spaans-Amerikaans’ worden vaak ten onrechte als synoniemen gebruikt. De eerste twee termen zijn hier niet van toepassing omdat ze ook de Braziliaanse literatuur omvatten. ‘Spaans-Amerikaans’ is de meest geschikte term, hoewel die hier ook betrekking heeft op boeken van Latino-writers die in het Engels schrijven.
2 Zie voor een genuanceerd beeld van de receptie van deze literatuur in Spanje de bundel La llegada de los bárbaros. La recepción de la literatura hispanoamericana en España, 1960–1981, samengesteld door Joaquín Marco y Jordi Gracia (Barcelona: Edhasa, 2004)
3 Maarten Steenmeijer en Alexis Grohmann stelden in dit verband een dossier op, ‘Bestseller español. Españoles que triunfan en el extranjero (y no juegan al fútbol)’ voor het tijdschrift Quimera (n° 273, julio–agosto 2006). In zijn bijdrage ‘¿Sísifo remunerado?. La narrativa española actual en Holanda’ analyseert én relativeert Steenmeijer de weerklank van de Spaanse literatuur in Nederland (p. 48–51)
4 ‘La generación del crack’ ontstond ongeveer tien jaar geleden toen een groep jonge Mexicaanse schrijvers, onder wie Jorge Volpi en Ignacio Padilla, een manifest schreven waarin ze zich uitdrukkelijk afzetten tegen het magisch realisme in de Spaans-Amerikaanse letteren en het recht opeisten om over universele onderwerpen te schrijven. McOndo (verwijzing naar het mythische dorp van García Márquez) is een gelijkaardig initiatief van de Chileense schrijvers Alberto Fuguet en Sergio Gómez. Zij proberen door zich als groep te profileren het werk van hedendaagse, relatief onbekende Spaanse en Spaans-Amerikaanse schrijvers bekendheid te geven.
5 De roman die de doorbraak betekende van deze pionier, La vida breve, werd pas in 2006 in Nederlandse vertaling uitgebracht bij Meulenhoff, meer dan een halve eeuw na het origineel (Het korte leven, vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu).
6 In deze fase van mijn onderzoek heb ik mij uitsluitend geconcentreerd op de drie eilanden, Cuba, Dominicaanse Republiek en Puerto Rico. De kusten van Centraal-Amerika, Colombia en Venezuela, die tot de Spaanstalige Caraïben in ruime zin behoren, laat ik voorlopig buiten beschouwing.
7 In zijn bijdrage aan De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800–2000 (Gillis J. Dorleijn en Kees van Rees (eds.), Nijmegen: Vantilt, 2006, p. 143–183), ‘Een huis tussen markt en moed’, beschrijft Laurens van Krevelen heel gedetailleerd deze evolutie bij uitgeverij Meulenhoff.
8 De onlangs doorgevoerde, grondige reorganisatie bij Meulenhoff, die het gevolg was van een grote malaise binnen de uitgeverij en op de internationale markt, heeft waarschijnlijk ook een invloed gehad op het vertaalbeleid. Het uitgeven van vertaalde Spaans-Amerikaanse literatuur had tevens te maken met de persoonlijke belangstelling van Laurens van Krevelen, die onder meer Octavio Paz vertaalde (voor zijn visie op de uitgeverij waarin hij zo’n belangrijke rol heeft gespeeld, zie ‘Een huis tussen markt en moed’). Het valt nog af te wachten of de nieuwe uitgever Judith Uyterlinde, van huis uit hispaniste en voorheen redactrice van uitgeverijen als Nijgh & Van Ditmar en De Bezige Bij, die draad weer kan opnemen.
9 Het doelpubliek van de enquête was de gemiddelde lezer die af en toe een boek van een Spaans-Amerikaans schrijver leest. In de praktijk gaat het voornamelijk om studenten van het HIVT (Hogeschool Antwerpen). De bedoeling van deze korte enquête was een algemene indruk te krijgen van het beeld dat de Nederlandstalige lezer heeft van Spaans-Amerikaanse literatuur.
10 Zie voor een uitvoerige bespreking van deze problematiek het artikel ‘Las estrategias de Rosario Ferré, ¿traductora?’ door Lieve Behiels, opgenomen in Rita de Maeseneer (ed.), Convergencias e interferencias. Escribir desde los borde®s, Valencia: Ediciones Cultura, 2001, p. 103–115.
11 Dit punt werd aan de orde gesteld door Rita De Maeseneer in ‘Mayra Santos-Febres en Rosario Ferré: de marketing van de Puerto Ricaanse literatuur’, ongepubliceerde lezing uitgesproken aan de Universiteit Antwerpen op 20 april 2002.
Bijlage: corpus
1995
Julia Alvarez, In de tijd van de vlinders (DR) – Luitingh/Sijthoff
Julio Cortázar, Verzamelde verhalen (AR) – Meulenhoff
Tomás Eloy Martínez, Santa Evita (AR) – Ambo/Anthos
Horacio Quiroga, Verhalen van liefde, waanzin en dood (UR) – Coppens & Frenks
Esmeralda Santiago, Mangos en milkshakes. Een jeugd in Puerto Rico (PR) – Arena
1996
Julia Alvarez, Hoe de meisjes García hun accent kwijtraakten (DR) – Luitingh/Sijthoff
Héctor Bianciotti, De liefde is niet geliefd (AR) – Arena
Héctor Bianciotti, Stapvoets naar de liefde (AR) – Vassallucci
Antonio Elio Brailovsky, Duivelse verleidingen: erotische misdaadroman (AR) – PBO
Julio Cortázar, Rayuela: een hinkelspel (AR) – Meulenhoff
Junot Díaz, Los Boys (DR) – PBO
Oscar Hijuelos, De kerstdagen van meneer Ives (CU) – Ambo/Anthos
Oscar Hijuelos, De mambo kings met songs of love (CU) – Diogenes
Baron de Lascano Tegui, Blauwe onschuld(AR) – Ijzer
Julio Llinás & Fernando Niembro, Onschuldig (AR) – Meulenhoff
Eduardo Mallea, Al het groen zal vergaan (AR) – Coppens & Frenks
Mayra Montero, Jij, de duisternis (CU) – Wereldbibliotheek
Manuel Mujica Lainez, Bomarzo (AR) – Menken Kasander & Wigman
Juan Carlos Onetti, De put en andere verhalen (UR) – Meulenhoff
Abel Posse, De passie volgens Eva (AR) – Meulenhoff
Manuel Puig, De kus van de spinnevrouw (AR) – Ambo/Anthos & Diogenes
Esmeralda Santiago, Americas droom (PR) – Vassallucci
Zoé Valdés, Het helse paradijs (CU) – Ambo/Anthos
1997
Julia Alvarez, ¡Yo! (DR) – Luitingh/Sijthoff
Federico Andahazi, De anatoom (AR) – De Boekerij
Guillermo Cabrera Infante, Drie trieste tijgers (CU) – Ambo/Anthos
Alejo Carpentier, Het koninkrijk van deze wereld (CU) – In de Knipscheer
Alicia Dujovne Ortiz, De madonna van de armen (AR) – PBO & Vassallucci
Rosario Ferré, Het huis aan de lagune (PR) – De Geus
Cristina García, De zusters Agüero (CU) – Arena
1998
Roberto Arlt, De zeven gekken (AR) – De Geus
Jorge Luis Borges, De Aleph en andere verhalen (AR) – De Bezige Bij
Jorge Luis Borges, Het verslag van Brodie en andere verhalen (AR) – De Bezige Bij
Juan Filloy, De bende (AR) – Coppens & Frenks
Ana Veciana-Suárez, De koningskus (CU) – Wereldbibliotheek
1999
Julia Alvarez, Iets aan te geven (DR) – Luitingh/Sijthoff
Alejo Carpentier, Heimwee naar de jungle (CU) – Atlas
Abilio Estévez, Eiland van de eeuwigheid (CU) – De Geus
Rosario Ferré, Excentrieke kringen (PR) – De Geus
Loida Maritza Pérez, Een huis voor mijn ziel (DR) – Ambo/Anthos
Zoé Valdés, Ik gaf je mijn hele leven (CU) – Meulenhoff
2000
Alejo Carpentier, Tijdoorlog (CU) – In de Knipscheer
Alicia Dujovne Ortiz, De kleur van de tango (AR) – Vassallucci
José Pablo Feinmann, De misdaden van Van Gogh (AR) – Wereldbibliotheek
Flor Fernández Barrios, Gezegend door de donder(CU) – BZZTôH
Ivonne Lamazares, Suikereiland (CU) – Ambo/Anthos
José Latour, Havana outcast (CU) – De Boekerij
Eduardo Mallea, Chaves (AR) – Coppens & Frenks
Elsa Osorio, Luz (AR) – Ambo/Anthos
Carmen Posadas, Kleine zonden (UR) – Byblos
2001
Julia Alvarez, In de naam van Salomé (DR) – Luitingh/Sijthoff
Guillermo Cabrera Infante, Het dansen van de cha-cha-cha (CU) – Ambo/Anthos
Rosario Ferré, De jongste pop (PR) – De Geus
Ileana de la Guardia, De naam van mijn vader (CU) – Arena
Oscar Hijuelos, Koningin van de tedere tijden (CU) – De Bezige Bij
Sylvia Iparraguirre, Vuurland (AR) – De Geus
Ana Menéndez, Op Cuba was ik een Duitse herder (CU) – Contact
Patricia Sagastizábal, Een geheim voor Julia (AR) – Arena
2002
Silvia Arazi, De zanglerares (AR) – Wereldbibliotheek
Pedro Juan Gutiérrez, Dirty Havana (CU) – Vassallucci
José Manuel Prieto, Nachtvlinders van het Russische rijk (CU) – Ambo/Anthos
Pablo de Santis, Het labyrint (AR) – PBO
José Carlos Somoza, Het raadsel van de filosoof (CU) – Byblos
Zoé Valdés, Legenden van Havana (CU) – Meulenhoff
2003
Julio Cortazar, De prijswinnaars (AR) – IJzer
Carlos Eire, Sneeuw in Havana (CU) – PBO
Cristina García, Cubaanse dromen (CU) – Arena
Cristina García, De suikeroogst van La Amada (CU) – Arena
José Latour, Havana erfenis (CU) – De Boekerij
Cecilia Samartín, Schaduwhart (CU) – De Boekerij
2004
Héctor Bianciotti, Als het spoor van een vogel in de lucht (AR) – Vassallucci
Marcelo Birmajer, Drie Argentijnse musketiers (AR) – De Geus
Jorge Bucay, Laat me je een verhaal vertellen (AR) – Ambo/Anthos
Carlos María Domínguez, Het papieren huis (AR) – Mouria
Cristina García, De suikeroogst van La Amada (CU)
Felisberto Hernández, Domeinen van het geheugen: verhalen en novellen (UR) – Meulenhoff
Oscar Hijuelos, Een Cubaans liefdeslied (CU) – De Bezige Bij
Guillermo Martínez, M8: onzichtbare misdaden (AR) – PBO & Vassallucci
Ana Menéndez, Liefde voor Che (CU) – Contact
Leonardo Padura Fuentes, Smetteloos verleden (CU) – Elmar
2005
Teresa de la Caridad Doval, Dochter van de revolutie (CU) – Arena
Edgardo Cozarinksy, Emigrantenhotel (AR) – Arbeiderspers
Leonardo Padura Fuentes, Chaos van gevoelens (CU) – Elmar
Leonardo Padura Fuentes, Maskers (CU) – Elmar
Ena Lucía Portela, Honderd flessen op een muur (CU) – Meulenhoff
Cecilia Samartín, Peregrinos hart (CU) – De Boekerij
José Carlos Somoza, Clara en het schemerduister (CU) – Byblos
2006
Carlos Balmaceda, Kookboek voor de kannibaal (AR) – Mouria
Tomás Eloy Martínez, De tangozanger (AR) – Cossee
Juan Carlos Onetti, Het korte leven (UR) – Meulenhoff
Elsa Osorio, Ana (AR) – Ambo/Anthos