Hoop, druiven en augurken    17-19

Over de nieuwe auteurswet in Duitsland

Andrea Kluitmann

Apen zijn vaak best bereid om samen te werken. Die bereidheid verdwijnt echter als de dominante baas-aap een beloning helemaal voor zichzelf houdt. Ook hebben ze een hekel aan ongelijke betaling. De beroemde primatoloog Frans de Waal leerde kapucijneraapjes om steentjes terug te geven die in de kooi werden gegooid. Als de apen voor deze handeling beloond werden met een stukje augurk, dan herhaalden ze dit gedrag. Toen werden er in de kooien naast hen andere apen neergezet, die als beloning geen augurken maar druiven kregen. Apen vinden druiven veel lekkerder dan augurken en de helft van de met augurken beloonde apen stopte in deze situatie met het teruggeven van de steentjes of versmaadde het stukje augurk. Sommige gooiden beide dingen uit de kooi. Als de andere aap de druiven zomaar kreeg, zonder er iets voor te hoeven doen, wilde zelfs tachtig procent niet meer meedoen. Volgens economen vertonen ook mensen dit gedrag.

Wellicht is het niet zo aardig om Michael Krüger – baas van de Duitse kwaliteitsuitgeverij Hanser, zelf schrijver en uitgever van bijvoorbeeld Harry Mulisch, Philip Roth, Orhan Pamuk en Primo Levi – met een dominante krenterige aap te vergelijken, en literair vertalers met ondergeschikte apen. De vergelijking klopt dan ook niet in alle opzichten. Al jaren proberen de Duitse vertalers (verenigd in het Verband deutscher Übersetzer, VdÜ) om constructieve besprekingen op basis van gelijkwaardigheid te voeren met de uitgevers en de Börsenverein (bond voor uitgevers en boekhandelaren). Men heeft dus geenszins de belangstelling voor samenwerken verloren.

Er is een strijd gaande in boekenland, een strijd met als inzet de honorering van literair vertalers. In januari 2006 zei Krüger in de Frankfurter Allgemeine Zeitung dat het inkomen van vertalers kan worden vergeleken met dat van een universitair docent, wat een aantoonbaar onware stelling was. En nu zouden de vertalers bovendien via de rechtbank ook nog een toeslag willen afdwingen als beloning voor de creativiteit waarmee ze hun werk doen. Hierop barstte de openbare discussie pas goed los in kranten, op de radio en de tv. Eindelijk werd de nijpende situatie van vertalers ook voor een breder publiek goed zichtbaar.

Wat is er toch gebeurd in het land van Luther, Schlegel en Schleiermacher? Het land met een eeuwenoude vertaaltraditie waarin per jaar meer dan 5000 vertaalde titels verschijnen?

In Duitsland worden literair vertalers zwaar onderbetaald en subsidies zijn er maar mondjesmaat. Een literair vertaler verdient er gemiddeld €1000 per maand.1 Dit inkomen geldt ook voor vertalers die veel opdrachten krijgen en ‘grote’ literatuur vertalen.

Onlangs kreeg ik een e-mail van Waltraud Hüsmert (vertaalster van onder meer Hugo Claus, Willem Elsschot, W.F. Hermans en Thomas Rosenboom) waarin zij schreef dat ze allang had moeten stoppen met vertalen als ze de afgelopen jaren niet meerdere prijzen had gewonnen, waaronder de Martinus Nijhoffprijs.

Een andere collega had in 2003 naar volle tevredenheid van een literaire uitgever een Nederlandse roman vertaald. Drie jaar later werd haar gevraagd om nieuw werk van dezelfde auteur te vertalen. Ze vroeg er € 20 per pagina voor – een Duitse ‘normpagina’ bevat ongeveer 260 woorden. Dat was één euro meer dan drie jaar daarvoor. Er werd haar medegedeeld dat de opdracht alleen onder de oude voorwaarden kon worden gegeven. De uitgeverij liet weten dat men weliswaar besefte welk uitmuntend en tijdrovend werk de vertaalster verrichtte, maar dat de vertaalkosten al dermate hoog waren dat het riskant werd voor een dergelijke literaire uitgeverij (die overigens niet bepaald klein was). Dat zijn van die momenten waarop je je afvraagt waar je in godsnaam mee bezig bent en de neiging hebt om een hele pot augurken uit het raam te mieteren en drie planken woordenboeken erachteraan.

In 2002 werd in Duitsland een nieuwe auteurswet (Urhebergesetz) van kracht. De wetgever had besloten om iets te doen aan de schrijnende inkomenssituatie van ‘Urheber’, wat in het Duitse juridische jargon neerkomt op scheppers van literair, muzikaal of beeldend werk. Voorbeelden daarvan zijn schrijvers, journalisten, regisseurs, componisten, muzikanten, fotografen, beeldend kunstenaars en ook vertalers. De Duitse wetgever ziet het vertalersvak als scheppend en hierover is in juridisch opzicht geen discussie mogelijk. Dat is relevant omdat de discussie soms dreigt te verzanden in vragen als: moeten vertalers gelijk worden gesteld aan auteurs, of: zijn vertalers kunstenaars? Dit zijn interessante vragen, maar de strijd om een billijke vergoeding kan ook simpeler worden gevoerd. Vertalers zijn vaak zeer goed opgeleide specialisten, die een adequate betaling moeten ontvangen voor hun prestatie.

Dat komt in de buurt van artikel 1 paragraaf 32 van de gewijzigde auteurswet, waarin staat dat de schepper voor zijn werk een redelijke (angemessene) vergoeding dient te ontvangen. Hoeveel ‘angemessen’ precies is, daarover moeten de betrokken partijen het samen eens worden omdat ze hierover zelf de meeste kennis van zaken bezitten. Dat is zonder meer waar, maar de gesprekken zijn nooit erg vlot verlopen.

Op een gegeven moment maakte een tiental vertalers gebruik van het recht om hun contracten door de rechtbank op redelijkheid te laten toetsen. Intussen is in ongeveer de helft van deze gevallen een vonnis uitgesproken en ziedaar: de rechter vindt de beloning van literair vertalers niet redelijk. Weliswaar wordt niet tegemoetgekomen aan de eis van de vertalers om de prijs per normpagina flink te verhogen, maar wel aan de wens om mee te delen in de winst van een boek. Op die manier kunnen de vertalers alsnog in het genot komen van een billijke vergoeding.

Tot nu toe stond er in de meeste vertaalcontracten geen royaltyregeling, of anders een heel slechte, vaak vanaf het 30.001ste exemplaar. Ook delen vertalers vaak niet, of nauwelijks, mee in de opbrengsten uit nevenrechten, wat een inkomstenbron is die de uitgever met betrekkelijk weinig werk kan realiseren. Maar nu heeft de rechter bepaald dat vertalers vanaf het eerste exemplaar moeten delen in de opbrengst en recht hebben op 25% van alle opbrengsten uit nevenrechten.

De uitgevers hebben beroep aangetekend en de kans is groot dat er tot de hoogste Duitse rechterlijke instantie, het Bundesgerichtshof, wordt geprocedeerd. De vonnissen zijn dus nog niet rechtsgeldig en het is ook te hopen dat er in de tussentijd verder wordt onderhandeld.2 Maar de trend is gezet, en wel ten gunste van de vertalers.

Toen de uitgevers zich dit realiseerden ontstond er een ware paniek. Buitenlandse boeken zouden een groot risico voor de uitgeverij vormen en er zouden veel minder vertaalde titels kunnen worden uitgegeven. De literaire cultuur was in gevaar en dat was natuurlijk de schuld van de vertalers. De voorzitster van de VdÜ, Gerlinde Schermer-Rauwolf, reageerde als volgt op deze visie: ‘Als de culturele verscheidenheid van het Duitse literaire landschap dermate afhankelijk is van vertalingen, dan worden we zeker onderbetaald.’

Sommige uitgevers dreigden om naar Oostenrijk, Zwitserland en Hongarije uit te wijken. Ze zouden daar wel even wat vertalers zoeken zodat ze de nieuwe auteurswet konden omzeilen. Afgezien van het feit dat dit juridisch onmogelijk is, klinkt het ook nog eens veel makkelijker dan het is. Goede en ervaren vertalers zijn minder talrijk dan het zand van de zee, om maar eens een Duitse uitdrukking te gebruiken.

Misschien moeten Duitse uitgevers om te beginnen eens stoppen om de vertaalkosten in te delen bij de productiekosten, samen met de kosten voor papier en druk. Of ze moeten wat minder betalen voor de rechten van sommige boeken. Ook zouden de uitgevers hun buitenlandse auteurs (zeker de succesvolle) duidelijk kunnen maken dat hun Duitse stem er alleen kan zijn als de vertaler fatsoenlijk wordt betaald, en zij zelf dus misschien met wat minder genoegen moeten nemen.

Er zal nog veel creativiteit – en wellicht ook bereidheid tot het sluiten van compromissen – nodig zijn om tot een oplossing te komen, ook van de kant van de vertalers. Uitgevers en vertalers houden van boeken en willen blijven werken in hun vak, maar een herverdeling van de inkomsten en andere vormen van calculatie zijn absoluut onvermijdelijk.

Na vijftig jaar onderbetaling lijken de Duitse vertalers niet meer bereid om braaf de steentjes terug te geven en nemen ze ook niet langer genoegen met wat augurken. Vertalen is hard werken op hoog niveau. Zoete druiven, dat is wat ze willen.

 

Noten
1 Dit cijfer komt uit een regeringsrapport uit juni 2000 over de sociale situatie van kunstenaars in Duitsland en wordt onderschreven door enquêtes van de Künstlersozialkasse, de pensioen- en ziektekostenverzekeraar voor kunstenaars.
2 Kort voor het ter perse gaan van dit artikel bleek dat er op 21 juni en 4 juli belangrijke onderhandelingen zullen plaatsvinden. Meer hierover binnenkort op de website van het Steunpunt Literair Vertalen (http://www.literairvertalen.org).