De opheffing van de zwaartekracht    35-38

Saskia van der Lingen

Na het overdonderende debuut van Jonathan Safran Foer met Everything is illuminated (de vertaling Alles is verlicht van Peter Abelsen is besproken in Filter jg. 10, nr. 1) werd reikhalzend uitgezien naar zijn tweede roman. Extremely loud & incredibly close werd in april 2005 in Nederland bijna gelijktijdig uitgebracht met de vertaling, die zelfs enkele dagen eerder verkrijgbaar was. Zo kon het gebeuren dat ik begon te lezen in de vertaling en halverwege het boek overschakelde op het origineel. Dat die omschakeling geen enkele afbreuk deed aan het leesgenot en dat de verschillende vertelstemmen met hun eigenaardigheden herkenbaar bleven, is misschien wel meteen het overtuigendste argument voor de kwaliteit van de vertaling.

Vorm is in beide romans van Foer extreem belangrijk. Volgens sommige recensenten, met name uit de Verenigde Staten, is de vorm zelfs allesoverheersend en ontbreekt het Extremely loud aan inhoud. Dit oordeel is misschien gedeeltelijk ingegeven doordat Amerikaanse critici ongemakkelijk stonden tegenover deze eerste roman waarin 11 september in fictie is verwerkt. Hoe het ook zij, die vorm is een gegeven, en een gegeven dat de vertalers voor grote uitdagingen stelt.

Het verhaal gaat over de rouwverwerking van de achtjarige Oskar, wiens vader bij de aanslag op het World Trade Center is omgekomen. Hij probeert dichter bij zijn vader te komen door op zoek te gaan naar het slot waarop de sleutel past die hij in een envelopje in een vaas in de garderobekast van zijn vader heeft gevonden. De enige aanwijzing is het woord ‘Black’ op de envelop. Hoewel hij niet eens weet of ‘Black’ als naam bedoeld is, besluit hij alle 472 Blacks in New York te bezoeken. Daartoe moet hij vele angsten overwinnen en zo wordt zijn zoektocht, hoewel die niets oplevert, een louteringsproces. Zijn relaas, in de ik-vorm, wordt afgewisseld met brieven en dagboekfragmenten van zijn grootouders van vaderskant, die beiden afkomstig zijn uit Dresden en daar bij het bombardement hun geliefden hebben verloren.

Vertelstemmen
Het boek heeft dus drie vertelstemmen: die van de vroegwijze Oskar, die van zijn na vijftig jaar nog steeds niet helemaal in het Engels ingeburgerde oma en die van zijn grootvader, die een betere taalbeheersing heeft maar door zijn trauma niet meer kan spreken en alles moet opschrijven en daarbij moet woekeren met de ruimte. Foers personages zijn in hoge mate gedefinieerd door hun taalgebruik en het is de kunst om hun verschillende eigenaardigheden qua idioom, toon en register op de een of andere manier in vertaling om te zetten.

De taal van de grootvader zal het minste problemen hebben opgeleverd. Zijn eigenaardigheden zijn vooral formeel: hij communiceert door korte zinnetjes op te schrijven in aantekenboekjes. Als zijn boekje vol is, bladert hij terug naar een zo toepasselijk mogelijke tekst, of hij schrijft op zijn armen, of op de muur. ‘Ja’ en ‘Nee’ heeft hij voor het gemak op zijn handpalmen laten tatoeëren. In zijn (onverstuurde) brieven aan zijn zoon, die hij nooit gekend heeft, is hij juist heel uitvoerig en buitelen de woorden en zinnen over elkaar heen omdat hij zoveel te zeggen heeft. Soms raakt hij ook in een brief door zijn papier heen en moet hij steeds dichter op elkaar gaan schrijven. Dit zijn tekstkenmerken die vrij gemakkelijk in een andere taal zijn over te zetten, al is er in de Nederlandse uitgave een klein schoonheidsfoutje geslopen. De tekst van de laatste brief slibt uiteindelijk dicht tot onleesbaarheid. Dit gebeurt in de Engelse editie op een rechterbladzij, maar in de Nederlandse, vanwege de in de taal gegeven afwijkende woord- en zinslengte, op een linkerbladzij. Daarom is bladzij 300 op bladzij 301 nogmaals afgedrukt, in strijd met het oorspronkelijk beoogde effect.

De taal van de grootmoeder wordt gekenmerkt door een overmaat aan – soms verkeerd toegepaste – idiomatische uitdrukkingen. De vertalers zijn er uitstekend in geslaagd hiervoor passende equivalenten te vinden. Haar lange brief aan Oskar, geschreven nadat de gebeurtenissen zijn afgerond maar verspreid over het boek afgedrukt, is gesteld in korte zinnetjes. In tegenstelling tot de grootvader, die alles met komma’s aan elkaar knoopt, scheidt zij haar zinnen niet alleen met punten maar bovendien met een grote hoeveelheid spaties. Ook dit is een formeel kenmerk dat gemakkelijk behouden kan blijven.

Zelfs Oskars dode vader heeft in zekere zin een stem. Oskar haalt herhaaldelijk uitspraken van hem aan en in zijn tekst is zelfs een lang verhaal ingebed dat zijn vader hem zijn laatste avond voor het slapengaan vertelde. Bovendien had hij de gewoonte om in alles wat hij las met rode pen taal- en stijlfouten te omcirkelen. Oskar meent hierin ‘aanwijzingen’ te zien. De enige brief die de grootvader ooit wel aan zijn zoon heeft verstuurd, zijn verslag over het bombardement op Dresden, zit vol rode krassen en cirkels. Voor de Engelse taal- en spelfouten zijn in de vertaling vervangende taal- en spelfouten in het Nederlands gemaakt.

Heavy boots
Verreweg het lastigst is het taalgebruik van Oskar. Dat is aan de ene kant kinderlijk, maar tegelijk koketteert hij graag met allerlei (niet altijd juist begrepen) moeilijke woorden, wetenschappelijk jargon dat hij overal vandaan heeft opgepikt, ontleningen aan het Frans en citaten uit songteksten. Dit leidt tot opmerkelijke en vaak grappige registerschommelingen, die over het algemeen goed in de vertaling zijn terechtgekomen (Amerikaans schoolplein-idioom is Nederlands schoolplein-idioom geworden, enzovoort). Anderzijds beschikt hij maar over een zeer beperkt idioom om zijn gevoelens uit te drukken: somberheid is ‘wearing heavy boots’, vrolijkheid is ‘cracking up’ en als hij zich opgelaten voelt is hij ‘feeling self-conscious’. Die beperktheid past bij zijn karakter: Oskar heeft grote moeite om na de dood van zijn vader met zijn gevoelens in het reine te komen en erover te communiceren – vooral voor zijn moeder sluit hij zich af – en is daarvoor in behandeling bij een psychotherapeut, voor wie hij een dagboek van zijn gevoelens moet bijhouden. Het is trouwens juist die beperktheid die, in weerwil van wat sommige critici beweren, Oskar tot een wel degelijk overtuigende achtjarige maakt. Tegelijkertijd is die ‘beperktheid’ een typisch stijlmiddel van Foer, dat hij ook al toepaste in Everything is illuminated en dat hij in minder opvallende vorm ook gebruikt voor de grootouders. Al zijn personages hebben een klein aantal specifieke uitdrukkingen die ze te pas en te onpas in allerlei contexten gebruiken, waardoor die met steeds meer betekenisnuances worden beladen.

De opvallendste uitdrukking in Extremely loud is ‘wearing heavy boots’. Al op de tweede bladzij zegt Oskar: ‘I desperately wish I had my tambourine with me now, because even after everything I am still wearing heavy boots, and sometimes it helps to play a good beat.’ De lezer is in die twee bladzijden al zo aan Oskars taalgebruik gewend dat de uitdrukking volkomen begrijpelijk is en – voor een niet-native-speaker – weliswaar ongebruikelijk maar niettemin aannemelijk aandoet. Pas bij het lezen van de Engelstalige besprekingen ontdekte ik dat ‘heavy boots’ – in letterlijke betekenis ‘kistjes’ of bouwvakkersschoenen of de verzwaarde laarzen van duikers en astronauten – in figuurlijke zin geen bestaande uitdrukking is maar door Foer is verzonnen, zoals door de besprekers steevast wordt vermeld. Zelf zegt hij in een radio-interview gevraagd naar de betekenis ervan: ‘The best answer I could come up with is: It just means “heavy boots”. If I could have thought of another way of saying it, I would have. There are things that it’s like. It is kind of like being sad, it’s kind of like being gloomy, it’s kind of like feeling stuck or trapped or immobile. But what it is, is “heavy boots”. My goal as a writer is not to find synonyms for the world, but to find the proper words.’ Afgezien van de betekenissen die Foer hier noemt zit er in de uitdrukking natuurlijk ook letterlijk het aspect van ‘zwaarte’, niet onbelangrijk in de mond van een personage dat zo gepreoccupeerd is met vallen en zwaartekracht. Bovendien worden Oskars ‘boots’ naar gelang zijn stemming soms ‘heavier’ of ‘lighter’. Het is daarom jammer dat de vertalers niet voor een zogeheten concordante vertaling van dit sleutelbegrip hebben gekozen (evenmin als voor ‘cracking up’ en ‘self-conscious’). Aangezien ‘heavy boots’ in het Engels geen bestaande uitdrukking is, had een letterlijke vertaling met ‘zware schoenen’ of ‘zware laarzen’ in het Nederlands evengoed door herhaling met figuurlijke betekenis kunnen worden opgeladen, of anders was er misschien iets te doen geweest met de wel bestaande Nederlandse uitdrukking ‘loden schoenen’. Met ‘kistjes’, hoewel op veel plaatsen wellicht minder bruikbaar, was zelfs een verband te leggen geweest met de lege doodskist die aan het begin van het boek symbolisch is begraven en die aan het eind van het verhaal door Oskar en zijn grootvader clandestien wordt opgegraven om hem te vullen met de onverstuurde brieven van de grootvader aan zijn zoon. In plaats daarvan is gekozen voor gevarieerde weergave (meestal met de bestaande Nederlandse beeldspraak ‘in mineur’, zo nodig geïntensiveerd tot ‘zwaar in mineur’). Dat de dubbelzinnigheid van bijvoorbeeld ‘My boots were so heavy I was glad there was a column underneath us’ (p. 163) verloren gaat in ‘Mijn stemming zakte zo diep dat ik blij was dat er een pilaar onder ons stond’ (p. 177) is jammer, maar niet onoverkomelijk. Ernstiger is dat een van de belangrijkste sleutelbegrippen uit de oorspronkelijke tekst niet op een even opvallende en herkenbare wijze in de vertaling terecht is gekomen. 

Visuele grapjes
Afgezien van deze detailkritiek is de vertaling als geheel bijzonder geslaagd. Behalve de eigenaardigheden van de verschillende stemmen hebben de vertalers ook nog allerlei taalgrapjes en visuele grapjes moeten oplossen. Het verhaal speelt in New York en New York speelt een hoofdrol in het verhaal. Oskars grootouders hebben na hun emigratie uit Duitsland Engels moeten leren en daarmee speelt ook de Engelse taal een rol. Dat zijn tekstkenmerken die niet naar een Nederlandse situatie kunnen worden overgebracht. Wanneer Oskars grootmoeder schrijft: ‘Ik las de hele dag kranten en tijdschriften. Ik wilde het idioom leren. Ik wilde een echte Amerikaanse worden. Een varkentje wassen. Schoon schip maken. Een potje breken,’ komt dat in de vertaling volstrekt natuurlijk over. De verwijzingen naar Beatles-songteksten zijn wijselijk niet vertaald. Eleanor Rigby en Hey Jude mogen ook hier voldoende bekend verondersteld worden en in vertaling (zelfs die van Bindervoet en Henkes) zouden de toespelingen waarschijnlijk juist verloren zijn gegaan. De naam ‘Black’ is niet vertaald, omdat het onaannemelijk zou zijn dat er in New York 472 Zwarts zouden wonen. Daarom zijn ook de afgebeelde kladblaadjes waarop de namen van kleuren in verschillende kleuren inkt zijn geschreven niet vertaald. Ook dat is binnen de context aannemelijk. Een hoogstandje is de vertaling van het ‘telefoongesprek’ dat Oskars grootvader na veertig jaar afwezigheid vanaf het vliegveld met zijn vrouw voert. Hij kan niet spreken, dus ‘spelt’ hij zijn boodschap met de druktoetsen. Zijn vrouw hoort alleen pieptoontjes en snapt er niets van, maar de lezer kan via T9, de per taal voorgeprogrammeerde code waarmee met de negen cijfertoetsen woorden kunnen worden gevormd, de boodschap ontcijferen, tenminste zolang de cijfercombinaties door spaties gescheiden zijn. 4,3,5,5,6 (hello) wordt 4,2,5,5,6 (hallo) in het Nederlands; 5,6,8,3 (love) wordt 5,4,3,3,3 (liefde) en 3,3,2,8,4 (death) wordt 3,6,6,3 (dood). Zelfs langere zinnetjes als 4,7,4,8,7,3,2,5,5,9,9,6,8? (Is it really you?) en 8,4,4,7,4,7,6,6,8,2,5,6,5,3! (This is not a joke!) zijn ondanks het ontbreken van spaties ontcijferd en keurig vertaald in respectievelijk 2,3,6,5,3,4,3,8,3,2,4,8? (Ben je het echt?) en 3,4,8,4,7,4,3,3,6,4,7,2,7! (Dit is geen grap!). De tussenliggende tweeënhalve bladzij met een ononderbroken cijferreeks is in de vertaling ongewijzigd overgenomen, hoewel we er Foer kennende welhaast vanuit kunnen gaan dat ook deze ‘tekst’ betekenis draagt. Het wachten is op de nerd die ook deze boodschap weet te ontcijferen.
 

Jonathan Safran Foer, Extreem luid & ongelooflijk dichtbij. Vertaald door Gerda Baardman en Tjadine Stheeman. Amsterdam: Anthos, 2005.