Toen begin september 2005 in Peking de derde druk van de Bloemlezing moderne Nederlandse poëzie in Chinese vertaling ten doop werd gehouden, maakte NRC Handelsblad voornamelijk melding van de vormgeving van het boek. De rood-wit-blauwe lintjes aan de cassette, de oranje kleur, het molentje en de foto’s: het deed ‘een beetje knullig en wel heel stereotype Hollands aan’. Nog afgezien van het feit dat de gemiddelde Nederlandse vertaling van een Chinees boek nogal eens de kleuren geel en rood, lukraak gekozen Chinese karakters of gepenseelde, verticaal gezette westerse letters op het omslag heeft, leek de journalist er vooral aan voorbij te gaan dat daar toch zomaar zestig Nederlandse dichters, van Hendrik Marsman tot Gerrit Krol, voor het Chinese publiek beschikbaar waren gemaakt.
Bovendien waren veertig van hen de rest al vooruitgereisd. In 1988 bracht vertaler Maghiel van Crevel, samen met dichter Ma Gaoming een eerste bloemlezing in de Chinese Volkrepubliek uit, die net als alle vertaalde literatuur in die tijd binnen de kortste keren was uitverkocht. In 2001 volgde een uitgebreide druk in Taiwan, in samenwerking met Gu Biling. De nieuwe, door Zhang Xiaohong herziene ‘vastelandversie’ verscheen met steun van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingen Fonds, als startschot voor zijn eerste deelname aan de Beijing Book Fair, waar de bundel werd gepresenteerd in bijzijn van staatssecretaris Medy van der Laan en een twintigkoppige cultuurdelegatie. In een land waar tot nog toe maar mondjesmaat Nederlandse literatuur doordringt, mag dat een bijzondere publicatie heten. En in tegenstelling tot wat NRC Handelsblad schreef, wordt buitenlandse literatuur ook wel degelijk gelezen: in zijn praatje bij de boekpresentatie in Peking sprak de dichter Xi Chuan, een van China’s huidige kopstukken, over Vroman en Campert alsof hij ze dagelijks las. Te oordelen naar het beduimelde, volgekladde exemplaar van de eerste druk dat hij omhooghield was dat ook werkelijk zo.
Hoe lezen Chinezen Nederlandse literatuur, of in ieder geval het beetje dat er is? Dat kan soms verrassend uitpakken. Nijhoffprijswinnaar Wilt Idema heeft ooit uitgezocht dat de eerste Chinese vertaling van een modern Nederlands werk het ‘tooneelspel’ Loe van de inmiddels vergeten J.H. Speenhoff moet zijn geweest, in 1922 via het Engels omgezet. Loe was een luchtige eenakter over een tot prostitutie vervallen vrouw die van schaamte niet meer terug naar haar familie durft, maar de vertaler Mao Dun, gevierd schrijver en later cultuurminister, herkende er vrij serieus de Chinese jongeren van zijn tijd in. Destijds woedden er in China hevige debatten over het feminisme, met als inzet een andere van huis weggelopen vrouw: Nora uit Ibsens toneelstuk Het poppenhuis. Veel jonge Chinese vrouwen vereenzelvigden zich met de vrijgevochten Nora, maar niemand minder dan Lu Xun, de vader van de moderne Chinese literatuur, wierp in een beroemd geworden lezing de vraag op hoe het Nora na haar vlucht zou zijn vergaan, een vraag die het Noorse stuk openlaat. Indirect – Idema maakt het aannemelijk – houdt hij zijn vrouwelijke publiek voor dat Nora weleens eenzelfde lot zou kunnen wachten als Loe.
Een klucht als inzet in een politieke strijd – een ander Nederlands werk, zij het van wat hoger kaliber, overkwam iets soortgelijks. Toen vertaler Jaap Sie begin jaren tachtig met plannen voor de vertaling van Max Havelaar naar de prestigieuze Uitgeverij voor Volksliteratuur stapte, was hij aangenaam verrast dat Multatuli daar al jaren op het verlanglijstje stond. Men kende het boek als een van de hoogtepunten van de negentiende eeuw, naast Das Kapital en De hut van oom Tom; die werken stelden respectievelijk het kapitalisme en de slavernij aan de kaak, en Max Havelaar was een felle aanval op het kolonialisme – goede socialistische literatuur! Een paar jaar later vertaalde Jaap Sie ook De aanslag van Harry Mulisch, waarbij in het informatieve voorwoord onder andere kort wordt opgemerkt dat de heer Mulisch in zijn boek ‘tevens bepaalde anticommunistische denkbeelden bekritiseert of zelfs bespot’.
De mooiste, intiemste Chinese geschiedenis kent ongetwijfeld De kleine Johannes van Frederik van Eeden, door toedoen van, alweer, Lu Xun. Volgens de Nederlandse Lu Xun-vertaler Klaas Ruitenbeek was het een levenslange liefdesgeschiedenis. Lu Xun kreeg het boek voor het eerst onder ogen in 1906, als twintiger; in 1928 verscheen zijn vertaling ervan, die hij vlak voor zijn dood, in een brief uit 1936, tot zijn beste vertalingen rekende, naast Gogols Dode zielen. Lu Xun waardeerde het boek in de eerste plaats als een groot literair werk – in een brief schreef hij ooit, en we nemen de koketterie voor lief, dat Van Eeden eerder een Nobelprijs verdiende dan hijzelf. Maar hij had er vooral een persoonlijke band mee. In zijn voorwoord bij de vertaling spreekt hij zijn liefde uit voor het betoverende Hollandse duinlandschap, zoals dat door Van Eeden wordt beschreven. Volgens Ruitenbeek voerde de dieren- en plantenwereld van de duinen, het symbool van Johannes’ kindertijd, Lu Xun terug naar de Tuin met de Honderd Planten in zijn geboorteplaats Shaoxing, die vervolgens ook het symbool van zijn eigen jeugd werd. In een autobiografisch essay neemt de kleine Lu Xun die voortaan naar school moet afscheid van zijn Tuin in het Duits – de taal waaruit hij De kleine Johannes vertaalde. En zo bracht die Nederlandse ‘fabel voor volwassenen’, zoals hij het zelf noemde, een onverwachte sentimentele kant naar boven van de venijnige schrijver-polemist.
Lu Xun moest het doen met een beschrijving van het Nederlandse landschap – de dichter Xi Chuan kon er, na Van Crevels bloemlezing te hebben doorgespit, zelf een kijkje nemen. Wat hem opviel waren niet de blanke duinen, maar de rode fietspaden. Voor een dagelijkse fietser als hij, was dat het toppunt van beschaving. Terug in China bracht hij die nieuw verworven notie van beschaving meteen in de praktijk en las hij een onbeschofte buspassagier die de conducteur uitschold onverbiddelijk de les: hou je kop! Toch was hij verbaasd dat zijn positieve, zij het oppervlakkige indruk van Nederland totaal niet overeenkwam met het beeld dat uit de gedichten opdoemde. Bij Leo Vroman las hij: ‘want Holland is donker en klein./ Eén lichtroze koningin/ kan er maar stijfjes in/ als haar slepen niet te lang zijn.’ (Indian summer) En bij Remco Campert: ‘Dit gebeurde overal:/ de werkloze slenteraars/ de oorlogsinvaliden dromend/ van een corporatieve staat/ de rusteloze gepensioneerden/ aan wie groot onrecht was geschied.’ (Dit gebeurde overal) Xi Chuan: ‘Misschien denkt u: dichters zijn onbetrouwbaar, dichters zijn gekken. Maar ik zeg: een land dat naar zulke gekken luistert, dat zulke gekken respecteert, zo’n land verdient mijn respect.’
Beschaving, overgebracht door fietsers en dichters, mogen daar geen rood-wit-blauwe lintjes aan wapperen?
Helan xiandai shixuan (Bloemlezing moderne Nederlandse poëzie), samenstelling en vertaling Maghiel van Crevel, Ma Gaoming, Gu Biling, Zhang Xiaohong. Verschenen als eerste deel in de serie ‘Nederlandse cultuur en literatuur’. Guilin: Guangxi Normal University Press, 2005.