Het duurde een paar maanden na de succesvolle première in het najaar van 2003 voor er in de Verenigde Staten kritiek op Sofia Coppola’s Lost In Translation begon te verschijnen. In de film, die de omzichtige en ontroerende ontmoeting laat zien van twee onzekere Amerikaanse zielen in Tokio, wordt Japan in beeld gebracht op een manier die volgens sommige critici wel erg clichématig was, zelfs op het racistische af. Je krijgt onder meer vertoond: het artificiële plezier van karaoke, de serene huwelijksceremonie in de tempeltuin, de krankzinnige tv-shows, de cartoonachtige mode en de kinky seks. De titel verwijst naar een scène waarin de mannelijke hoofdpersoon, een rijzige acteur in een wereld van ‘Japannertjes’ met een rol in een commercial voor whisky, zeer uitvoerige aanwijzingen krijgt van een zichtbaar geëmotioneerde regisseur. Ze worden door een vertaalster in een paar kleurloze woorden in het Engels vertaald; na twee minuten opgewondenheid in het Japans volgt er uit haar mond iets korts en nuchters als: ‘Je moet je hoofd scheef houden’. Het is moeilijk om er niet om te lachen, maar toch: Japan is in deze film niets meer dan een decor, met de diepgang van een decor.
Aanvankelijk werd deze eendimensionaliteit in de film dus niet opgemerkt. En dat is vreemd voor een land waarin de bevolking op zijn zachtst gezegd nogal gevoelig is voor de diversiteit in eigen land en voor zonden tegen de religie van de politieke correctheid. (Het vreemde wordt binnenslands blijkbaar gemakkelijker gerespecteerd dan wanneer zich dat buiten de VS bevindt.) Maar na de premières van The Last Samurai en Kill Bill, die respectievelijk op romantische en ‘meta-cinematografische’ wijze met Japan aan de haal gingen, werd de kritiek luider en culmineerde in een stuk in de New York Times in januari van dit jaar. De film ging niet alleen over mensen die zich in een andere taal en cultuur verloren weten, de film zelf bleek evenmin goed in staat een Japans-Amerikaanse vertaalslag te maken. De vraag is natuurlijk of de oorzaak van dat manco te wijten is aan de ongevoeligheid van de regisseur of aan de moeilijkheid überhaupt om talen en culturen te vertalen.
De discussie over de ‘(on)vertaalbaarheid’ van culturen en talen wordt al sinds de negentiende eeuw gevoerd, maar kreeg recent niet alleen in dit filmvoorbeeld een impliciet vervolg. Zij speelde en speelt een veel ernstiger rol in de oorlog in Irak. Dat de vertegenwoordiger van de Amerikaanse regering in Bagdad, Paul Bremer, besloot in Irak in plaats van ‘dress shoes’ steeds werkmansschoenen te dragen, zelfs bij officiële gelegenheden met Iraki’s, lijkt mij een gewoon geval van lompheid (met ongetwijfeld ellendige gevolgen voor de Iraaks-Amerikaanse samenwerking) dat we buiten de discussie kunnen laten. Twee artikelen uit de New York Times van vorig jaar kunnen er wel aan bijdragen.
Het eerste gaat om de verschillen tussen de culturen van de Amerikaanse bezetter/bevrijder en de Iraakse burgers, verschillen die zich vooral in taal uitdrukken.1 Een Iraaks-Amerikaanse zakenman wordt in het stuk geciteerd: ‘Het is vrij gewoon dat een Iraki tegen een Amerikaan zegt dat hij iets begrijpt, wanneer dat niet het geval is. (...) De Amerikaan wil bijvoorbeeld dat een bepaald materiaal bij de bouw van een muur gebruikt wordt en de Iraki belooft dat te doen hoewel hij er nooit van gehoord heeft. He doesn’t want the embarrassment of admitting he doesn’t know.’ In een ander voorbeeld wordt gesproken over de onmogelijkheid een gelovige Iraki de diefstal van alcohol te laten bekennen: hij drinkt immers niet omdat de islam dat verbiedt. Bekennen zou een schande zijn, niet alleen voor hem, maar ook en vooral voor zijn familie. Natuurlijk kunnen goede vertalers de schade die door dit type miscommunicatie kan ontstaan, beperken: ‘Soms zal een tolk een ondervragende Amerikaan zeggen: “Deze vraag kun je hier niet stellen”, maar om ook de gevoelens van de Amerikaan te sparen, gebruikt de tolk vaker een andere methode: hij stelt simpelweg een andere vraag in het Arabisch.’
Misschien zijn dit soort cultuurverschillen die zich op het niveau van de dagelijkse omgang laten voelen nog wel te overbruggen: je kunt iemand proberen te verstaan in zijn context en wanneer beide gesprekspartners dat doen zou er iets van communicatie kunnen ontstaan. Het helpt dan natuurlijk wanneer je de taal van de ander spreekt, iets wat Amerikanen, noch Iraki’s helaas vaak doen.2
In het tweede stuk uit de New York Times gaat het niet om de vertaling van begrippen die zaken, waarden en ideeën benoemen, die hoe anders ze ook mogen zijn in de dagelijkse praktijk toch wel herkend of gebruikt worden, maar om de introductie van een concept dat niet alleen vreemd is aan de Iraakse cultuur, maar dat bovendien tot wezenlijke veranderingen in die cultuur moet leiden: democratie.3 Het artikel beschrijft een Amerikaanse emeritus hoogleraar, die in de Iraakse stad Hilla aan geestelijk leiders en stamhoofden, aan degenen bij wie de autoriteit in de samenleving traditioneel ligt, probeert uit te leggen wat democratie is en hoe democratisch bestuur wordt ingericht. Zijn poging om inzicht te geven in het idee van de scheiding der machten binnen de overheid en de rol van de grondwet daarin, vindt geen enkele weerklank bij zijn toehoorders, zelfs niet bij de tolk: ‘De tolk, die verder vloeiend Engels sprak, bleef steken bij het concept van de scheiding der machten; hij maakte verschillende valse starts om dat idee over te dragen tot hij het maar opgaf.’
De Iraakse vertaler was lost in translation en dat komt misschien wel omdat democratie in een traditioneel islamitisch-Arabische context niet vertaalbaar is. Een aantal mullah’s en stamhoofden deed nog wel een goedwillende poging om het concept van democratie in hun wereldbeeld te incorporeren door na afloop van de les te zeggen dat democratie niks nieuws voor hen was, omdat het allemaal al in de koran stond: ‘Saddam Hussein, like Iraqi leaders for centuries, they said, was an aberation from Koranic principles [of democracy].’ Maar wat betekent die goeie wil als je weet, aldus de schrijver van het stuk in de Times, dat in de meeste islamitische landen het uitdragen van democratische ideeën je rap in de gevangenis doet belanden?
Na het laatste voorbeeld ben je geneigd aan de kant van de onvertaalbaarheid te gaan staan in de discussie over vertaalbaarheid. Die positie is uiterst onaantrekkelijk. Zij zou immers de mogelijkheid tot een oplossing van het Iraakse probleem (en bij uitbreiding van heel wat meer problemen) uitsluiten. En we kunnen het ons nu eenmaal niet permitteren in Irak lost in Translation te zijn.4
Maar misschien moeten we die positie ook helemaal niet innemen, de uitweg kiezen die traditioneel in de discussie gekozen wordt en de kwestie van de vertaalbaarheid dus definiëren in termen van de kwaliteit van de vertaling: vertalen is mogelijk, maar kan alleen gedaan worden door heel goede vertalers; de Amerikaanse professor en zijn Iraakse vertaler waren eenvoudigweg niet goed genoeg. In Irak gaat het, wanneer je er op deze manier naar kijkt, vooral mis, omdat de serieuze competentie ontbreekt om iets van de ene in de andere taal, van de ene in de andere wereld te vertalen. (Het oordeel over Sofia Coppola als ‘vertaalster’ is hiermee dus ook impliciet geveld.)
In deze, mijn redenatie wordt de rol van de vertaler bijna een morele, de vertaler ontwikkelt zich tot een soort eenpersoons-VN. Ik voel me door die zwaarwichtige bepaling van het vak een tikje ongemakkelijk in de meestal nuchtere omgeving waarin ik dit schrijf, maar waarom ook niet: zonder vertalers is er geen uitweg, noch uit het cliché van Japan, noch uit de oorlog in Irak. We’re lost: we need you.
Noten
1 John Tierney, ‘Letter From the Middle East. Baffled Occupiers, or the Missed Understandings’, The New York Times, Wednesday, October 22, 2003, p. A4
2 In het geciteerde artikel lees je: ‘Viewers of Al Jazeera are accustomed to a stark contrast between Russian diplomats speaking mellifluous classical Arabic and American diplomats speaking through a translator.’
3 John F. Burns, ‘The Word. There Is No Crash Course In Democracy’, The New York Times. Section 4: The Week in Review. Sunday, December 14, 2003, p. 1 e.v.
4 Velen zullen vinden dat we niet eens aan deze vertaling hadden moet beginnen. Zij hebben gelijk.