Over Linguistica Antverpiensia    78-79

Ton Naaijkens

Het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen is onder leiding van Aline Remael met een nieuwe serie van Linguistica Antverpiensia gestart, het tijdschrift in boekvorm dat gewijd is ‘aan de bestudering van taal, vertaling en cultuur’. ‘Linguistics and Translation Studies. Translation Studies and Linguistics’ luidt de titel van deel 1/2002, bezorgd door Leona Van Vaerenbergh. Behalve vijf recensies bevat het boek 26 opstellen in diverse talen alsmede een gedegen inleiding. Daarin wordt herhaald dat de taalkunde de vertaalwetenschap het een en ander te bieden heeft en vernieuwend gesteld dat dat inmiddels ook andersom het geval is: de vertaalwetenschap beïnvloedt de linguïstiek en zal haar op zekere gebieden nog verder beïnvloeden. Die gebieden zijn de tekstlinguïstiek, de pragmatiek, de cognitieve benaderingen en de ontwikkelingen die voortkomen uit technologische vernieuwingen (localisatie, corpus-onderzoek). In het boek zijn bekende namen van de partij (Christiane Nord, Radegundis Stolze), terwijl ook onderzoek uit de Lage Landen opgenomen is. Van belang is een aantal bijdragen waarin een relatie gelegd wordt tussen vaktalige communicatie en vertalen. Een bijzondere bijdrage is die van Hella Breedveld en Huub van den Bergh. Daarin wordt geprobeerd revisieactiviteiten in het vertaalproces in kaart te brengen, ‘een cruciaal onderdeel’ stellen de auteurs terecht. Wat maakt dat een vertaler gaat reviseren en wanneer is revisie succesvol? Breedveld en Van den Bergh kijken naar reële vertaalprocessen en komen tot belangwekkende constateringen. Een van de vijf onderzochte (tijdens het ‘echte’ vertalen op band opgenomen) vertalers komt bijvoorbeeld ‘in zeven opeenvolgende fases terug op dezelfde punten in de tekst, zonder dat haar opeenvolgende wijzigingen een substantiële verbetering van de tekst inhouden’. Er wordt gekeken naar het effect en de verspilde energie: ‘Vanaf een bepaald punt in het proces kan daarom de tijd die de vertaalster aan revisie besteedt als verloren worden beschouwd.’ Zo kan cognitief vertaalwetenschappelijk onderzoek – onderzoek dat niet in eerste instantie uit is op het bedienen van vertalers en slechts wil gehoorzamen aan de wetten van de wetenschap zelf – tevens maatschappelijk relevant zijn, zowel voor vertalers in opleiding als voor vertalers die willen weten of ze hun tijd wel efficiënt gebruiken. Vertalers weten ook wel dat ze soms energie verspillen, maar zijn gebaat bij een manier om dat ook objectief te kunnen vaststellen. Dit opstel geeft een goede aanzet. Daarnaast bieden ook de opstellen die onderzoek naar tekstcorpora demonstreren en propageren, perspectieven die het wetenschappelijke debat bevorderen en daar bovenuit stijgen.