'De grote Samira Bellil-show'    58-60

Of hoe krijg je veel mediabelangstelling voor een vertaling

Marij Elias

Het boek Ontsnapt uit de hel, de vertaling van Dans l’enfer des tournantes van Samira Bellil, werd in het tijdsbestek van enkele dagen bijzonder uitgebreid besproken in de Nederlandstalige pers. De schrijvers van deze recensies putten ruimschoots uit de vertaling van Judith Wesselingh om hun betoog met treffende citaten te illustreren, maar ‘vergaten’ te vermelden dat Samira Bellil niet in het Nederlands had geschreven en dat de geciteerde tekst het werk van de vertaalster was. Een copyright dat recensenten én redacties in hun citatendrang volledig aan hun laars lapten. NRC Handelsblad plaatste de citaten zelfs in een apart kader zodat ze goed opvielen1; de auteur van die Nederlandse tekst was echter de grote onbekende factor. Titel, uitgever, aantal pagina’s, prijs, ISBN, voldoende gegevens om de geïnteresseerde lezer in staat te stellen zelf te achterhalen wie de vertaler is, nietwaar. Zo die lezer zou vermoeden dat er een vertaler aan te pas was gekomen want ‘[…] Ontsnapt uit de hel […] bevat de rauwe werkelijkheid, vervat in de authentieke bewoordingen van de schrijfster.’2 

Dans l’enfer des tournantes, verschenen in 2002 (Editions Denoël), was een groot succes in Frankrijk. Hoewel de vertaling in juli 2003 op de markt is gebracht werd het boek pas in september ‘ontdekt’ door de Nederlandstalige pers. Een ontdekking die, niet geheel toevallig, samenhing met een bliksembezoek van de auteur aan Nederland. Uitgeverij Arena had Bellil op 9 september uitgenodigd voor een rist interviews met verschillende dag-, week- en maandbladen. Dat het blijkbaar niet moeilijk was om zoveel belangstelling te wekken bij de pers zal grotendeels voortkomen uit het sensationele onderwerp met grote actualiteitswaarde: het meedogenloos harde leven in de voorsteden van Parijs, waar meisjes steeds vaker het slachtoffer zijn van groepsverkrachtingen. 

De gretigheid waarmee critici zijn ingegaan op het interviewaanbod van de uitgeverij kan volgens mij echter niet uitsluitend worden toegeschreven aan de boodschap die het boek tracht over te brengen. De schrijfster is, ondanks alle ellende die ze heeft doorgemaakt, een aantrekkelijke jonge vrouw en nog fotogeniek ook, getuige de vele paginagrote foto’s die bij de artikelen zijn afgedrukt. Daarnaast biedt het boek de mogelijkheid om flink uit te pakken met koppen als ‘Littekens uit de kelder’, ‘Geen slet, geen slavin’, ‘Verkracht tussen het beton’, ‘Ik blaf, maar ik bijt niet’ of ‘Mijn verkrachters hebben hun straf uitgezeten, maar ik heb levenslang’.3 Ook de citaten getuigen van de nodige sensatiezucht, bovendien worden steeds dezelfde passages geciteerd of geparafraseerd: ‘Een meisje werd uitgeleend zoals een cd of een trui. Ze werd “doorgegeven” als een joint’ en ‘Je hebt twee soorten meiden: de “goede” en de “wijven”. De “goede” meiden zitten thuis […] En dan zijn er die anderen: die net als jongens buiten rondhangen, klein tuig. Die […] uitgaan en roken. Daar is op zich niets kwalijks aan, maar het is voldoende om je de reputatie van een “makkelijke meid”, “kelderwijf” of “hoertje” te bezorgen.’

Een in het oog springend kenmerk van dit boek is het taalgebruik. Bellil schrijft zoals jongeren in Parijse voorsteden praten, een ‘cité’-taal die is doorspekt met verlan, woorden die ‘à l’envers’ (achterstevoren) worden uitgesproken: ‘beur’ (< (a)rabe), ‘taspé’ (<pétasse), ‘caillera’ (<racaille), en zelfs doorgedraaid verlan: ‘rebeu’. Wat doe je daarmee in de vertaling? Kun je daar Damsko, Murks, plat Antwerps of de taalmengelmoes van sommige jongeren in Brussel voor gebruiken? Straattalen die het nadeel hebben dat ze minder wijdverbreid zijn dan de spreektaal van Bellil. Maar geen criticus die zich daar om bekreunt. Zelfs de recensent die kennelijk weet wat het Nederlands equivalent is van ‘tournantes’, een sleutelwoord in het boek, vraagt zich niet af hoe dit specifieke taalgebruik is omgezet in het Nederlands: ‘[…] het groepsgewijs verkrachten van kelderwijven (tournantes zeggen ze in Frankrijk, “meisjes ploegen” noemen Marokkaanse jongens in Nederland hen (sic), […]’5 Het boek is geen roman, het is een getuigenis, een aanklacht; de inhoud is belangrijker dan de vorm. Maar dat lijkt me nog geen reden om de vertaling af te doen als niet-bestaande en tegelijkertijd het artikel stevig te stofferen met de taalvondsten van iemand die niet genoemd wordt: de vertaalster.

Ik denk ook dat hier de schoen wringt. De artikelen ogen als boekrecensies, maar zijn in feite de neerslag van een ontmoeting; de indrukwekkende ontmoeting met een vrouw die door de hel is gegaan en er vlot over kan praten. Dat ze er veel minder goed over kan schrijven is tijdens de interviews niet opgevallen. Het is geen aangenaam boek om te lezen. Het moet een opgave zijn geweest om het te schrijven, een opgave die ongetwijfeld een therapeutische werking heeft gehad. Maar of dat voldoende reden is om het boek in zijn huidige vorm te publiceren, waag ik te betwijfelen. In het voorwoord stelt redactrice Josée Stoquart dat ze Samira Bellil zoveel mogelijk zelf aan het woord heeft willen laten en dat ze alleen heeft getracht haar ‘bondigheid en samenhang bij te brengen’.6 Daar is ze echter niet in geslaagd, want sommige passages zijn gruwelijk langdradig of dermate triviaal en slecht geschreven dat je de indruk krijgt het dagboek van een puber onder ogen te hebben. De chronologie van de gebeurtenissen is bovendien ronduit duister. Dat had gerust als kritische noot in de artikelen vermeld mogen worden, want ik denk dat je als recensent de potentiële lezer geen dienst bewijst met een lovend artikel over een middelmatige tekst, hoe schrijnend en confronterend ook. De tegenstelling tussen ‘[het] is beslist geen gelaagd of meeslepend geschreven boek […]’ en ‘[het is] een boek dat op pakkende, professionele wijze haar belevenissen vertelt […]’7 kan wellicht worden verklaard uit het tijdstip waarop deze uitspraken zijn gedaan: respectievelijk vóór en na Samira Bellils optreden tijdens de promotiecampagne van de vertaling.8

De Nederlandse uitgever kan uiteraard niet verantwoordelijk worden gehouden voor de kwaliteit van het origineel, maar wel voor de beslissing tot vertaling. Kennelijk heeft sensatiezucht het gewonnen van het streven goede boeken op de markt te brengen.

Samira Bellil, Ontsnapt uit de hel. Vertaald door Judith Wesselingh. Amsterdam: Arena, 2003.

 

Noten
1 Margot Dijkgraaf, NRC Handelsblad, 11 oktober 2003.
2 Nelleke Vermeer, Nederlands Dagblad, 19 september 2003; cursivering ‘authentieke’ me.
3 Achtereenvolgens: Mia Doornaert, Standaard der Letteren, 11 september 2003; Paul Kleis Jager, Trouw, 11 september 2003; Martin Sommer, de Volkskrant, 10 september 2003; Esther van Osselen, Rijn en Gouwe, 13 september 2003; Martin Coenen, Humo, 16 september 2003.
4 Ontsnapt uit de hel, p. 42 en 43.
5 Paul Kleis Jager, Trouw, 11 september 2003.
6 Ontsnapt uit de hel, p. 12.
7 Achtereenvolgens: Martin Sommer, ‘Verkrachting als straf’, de Volkskrant, 23 augustus 2003; Paul van Velthoven, ‘In de hel van de Parijse banlieue’, Haagsche Courant, 10 september 2003; ditzelfde artikel is verschenen in het Utrechts Nieuwsblad, 13 september 2003, onder de titel ‘Ontsnapt uit de hel van de Parijse buitenwijken’.
8 Door Geneviève van Velzen treffend omschreven als ‘De grote Samira Bellil-show’, Vrij Nederland, 20 september 2003.