Wat is goede poëzie? Als je kijkt naar wat er de laatste vijfentwintig jaar als belangrijke twintigste-eeuwse poëzie is vertaald, valt op dat het bedachtzaam voortkabbelende type niet alleen in de meerderheid, maar ook het meest populair is. Hoewel het vertalen van dichters als Konstantinos Kavafis, Zbigniew Herbert, Wislawa Szymborska en Tomas Tranströmer nauw luistert, krijg je de indruk dat het er niet zoveel toe doet in welke taal hun gedichten geschreven zijn. De vorm dringt zich niet op, de syntaxis staat niet onder spanning en het vocabulair is normaal. Dat maakt benieuwd naar de Finse Lucebert, de Ghanese Jacques Hamelink en de Koreaanse Anneke Brassinga. Dat we die nooit zullen lezen komt niet doordat ze er niet zijn, maar doordat ze onvertaalbaar zijn.
De Carmina van Horatius behoren tot die laatste categorie. In Latijnse poëzie speelt de vorm, doorgaans gerelateerd aan een speciaal genre met vastomlijnde conventies, en vooral de metriek een rol die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen. Romeinen werden opgewonden van virtuoos geconstrueerde versregels, geheel ongeacht de inhoud. Vandaar dat nogal wat Latijnse poëzie prachtig klinkt maar nergens over gaat.
Dat geldt niet voor Horatius, hoewel ook hij de nodige flauwiteiten op papier heeft gezet. Op versniveau is hij een meester die zijn weerga niet kent, maar veel van de Carmina munten ook uit door een verrassende structuur, fonkelende beelden en een lichtvoetig melancholieke sfeer waaraan je verslaafd kunt raken. Juist omdat de gedichten technisch zo doorwrocht zijn, hebben ze altijd een onweerstaanbare aantrekkingskracht op vertalers gehad. In enkele gevallen heeft dat goede gedichten opgeleverd, maar meestal heeft het resultaat weinig met Horatius te maken. Het is bijna ondoenlijk zowel de vorm als de inhoud als de toon recht te doen, zeker in een taal die zo van onbeduidende eenlettergrepige woordjes aan elkaar hangt als de onze.
In 1993 publiceerde Piet Schrijvers een vertaling van Horatius’ Carmina (De lyrische gedichten, Ambo), nadat hij eerder al de Ars Poetica had vertaald (Athenaeum-Polak & Van Gennep 1980). In 2000 verscheen zijn vertaling van de Epoden (Historische Uitgeverij). Al deze gedichten heeft Schrijvers nu grondig herzien, bovendien heeft hij de moed gehad ook Horatius’ Satiren en Brieven te vertalen, lange hexametrische gedichten die hun eigen problemen kennen. Voor de min of meer gymnasiaal geschoolden heeft hij de Latijnse tekst ernaast gezet en het boek is toegerust met een bijna zeventig bladzijden lang register van eigennamen, dat veel achtergrondinformatie verschaft.
Een vergelijking van Schrijvers’ nieuwe vertaling met eerdere versies laat zien dat zijn trouw aan wat er in het Latijn staat, sterker is geworden. Geografische namen die aanvankelijk werden omzeild zijn terug, het aantal eenlettergrepige woorden is gereduceerd en de tekst is in een aantal gevallen duidelijk welluidender geworden. Een paar voorbeelden: ‘die de kracht van de zee mindert en breekt op de verweerde rotsen’ wordt ‘die de Tuscische zee tegen een wal van puimstenen rotsen afzwakt’(i.11); ‘op de Pindus of op de kille Haemus’ wordt ‘op de Pindus of ijzige Haemus-toppen’(i.12); ‘De vorstenvilla’s laten maar weinig land / aan ploegen, vijvers strekken zich uit alom / nog wijder dan de strandlagunes / en de steriele plataanboom wint het // van olmen’ is nu ‘Vorstenhoven zullen maar weinig land / aan ploegen laten, vijvers vertonen zich / nog wijder dan het Lucrinus-meer, / steriele platanen verdringen olmen’(ii.15).
Zelfs is Schrijvers er soms niet voor teruggedeinsd Horatius’ enigszins gewrongen zinsbouw over te nemen, zoals deze strofe laat zien (ii.14):
absumet heres Caecuba dignior
servata centum clavibus et mero
tinguet pavimentum superbo,
pontificum potiore cenis.
Je hoeft geen Latijn te kennen om de klankrijkdom van deze regels op te merken. In 1993 schreef Schrijvers:
Je erfgenamen zullen je honderdmaal
vergrendelde wijnen beter waarderen,
je vloeren vervend met een trotse
drank die voor priesters te prijzig is.
Nu staat er dit:
Je erfgenamen zullen jouw honderdkeer
vergrendelde wijnen beter waarderen,
je vloer met trotse Caecuber verven,
die prijziger is dan een feest van priesters.
De wat vreemde en duidelijk hyperbolische bewering dat de Caecubische wijn duurder is dan een feest van priesters, staat er in het Latijn echt, het onhandige deelwoord ‘vervend’ is verdwenen, met ‘honderdkeer’ en ‘feest’ is het binnenrijm versterkt. De lezer kan in het register vinden dat Caecuber de Bourgogne van de Oudheid was.
De vertaling van de Satiren en Brieven is een ongelooflijke aanwinst. In deze breed uitwaaierende gedichten zit Horatius als een columnist of conférencier op zijn praatstoel om zijn visie op de toestand van de wereld te geven. Dat brengt automatisch met zich mee dat hij voortdurend refereert aan realia die wij maar half begrijpen, zodat met name de Satiren geen eenvoudige lectuur vormen. De Brieven, een door Horatius zelf bedacht genre, zijn overwegend filosofisch van karakter. Vooral omdat deze gedichten al heel lang niet meer in het Nederlands vertaald waren, misschien omdat ze naar modernistische maatstaven nauwelijks tot de poëzie gerekend konden worden, is het een daad van gerechtigheid dat Schrijvers ze weer beschikbaar heeft gesteld.
Natuurlijk is er kritiek mogelijk op deze vertaling. Niet alle regels zijn geslaagd, een enkele keer veroorlooft Schrijvers zich een grapje (‘wij namelozen van de consumptiemaatschappij’) en vermoedelijk is de annotatie soms te mager voor niet-classici. Maar als geheel is dit boek een magnum opus dat bekroond moet worden.
Horatius, Verzamelde gedichten. Uitgegeven, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Piet Schrijvers, Groningen: Historische Uitgeverij, 2003.