Over Bible translation. Frames of reference van Timothy Wilt (ed.)    92-94

Lourens de Vries

Bible Translation. Frames of reference. Timothy Wilt (ed.). Manchester: St. Jerome Publishing, 2003, ISBN 1-900650-56-8
 

In dit boek zijn zes artikelen verzameld waarin een nieuw perspectief op het vertalen van de bijbel wordt geboden. Alle auteurs (inclusief de redacteur) zijn als vertaalconsulent verbonden aan de United Bible Societies (UBS), de internationale koepel van nationale bijbelgenootschappen zoals in ons land het Nederlands Bijbelgenootschap. De UBS en de nationale bijbelgenootschappen zijn verreweg de belangrijkste institutionele spelers op het veld van het bijbelvertalen. Binnen dit institutionele kader domineerde tot het einde van de vorige eeuw de benadering van Eugene Nida, de dynamische equivalentie. Het boek Towards a Science of Translating, dat Nida in 1964 publiceerde, werd zo’n beetje de bijbel voor veel bijbelvertalers. Door de institutionalisering van deze benadering bleef theoretische vernieuwing uit en miste de UBS vooral na 1980 steeds meer de aansluiting bij nieuwere ontwikkelingen in de taal- en tekstwetenschap, de vertaalwetenschap en de hermeneutiek.

In deze bundel wordt definitief en respectvol afscheid genomen van Nida’s gedachtengoed en wordt tegelijk geprobeerd nieuwere perspectieven te bieden op bijbelvertalen vanuit de ontwikkelingen in de relevante disciplines. Het boek is primair bedoeld voor aspirant vertaalconsulenten van de UBS, maar is van belang voor iedereen die zich met bijbelvertalen bezighoudt. 

Aloo Osotsi Mojola en Ernst Wendland openen de bundel door vanuit de ontwikkelingen in de vertaalwetenschap eerst naar Nida’s werk te kijken om daarna het brede spectrum van vertaalbenaderingen (van functioneel tot literalistisch en van relevantie-theoretisch tot post-koloniaal) te toetsen op relevantie voor bijbelvertalen. Mojola en Wendland zijn niet zozeer op zoek naar één nieuw model of nieuwe theorie van vertalen ter vervanging van de dynamische equivalentie. Ze benadrukken dat de diversiteit van contexten waarin bijbelvertalen plaatsvindt vraagt om een breed scala van verschillende benaderingen en instrumenten. In de volgende artikelen wordt gekeken naar het vertalen van de bijbel vanuit de ontwikkelingen in de wetenschappelijke studie van communicatie (Wilt), cultuur (Robert Bascom), taal (Ronald Ross), bijbel (Graham Ogden) en literatuur (Wendland).

Er is de laatste decennia natuurlijk heel veel ontdekt en gebeurd in de relevante vakgebieden dat van belang is voor bijbelvertalers, van de opkomst van de pragmatiek en antropologische taalkunde tot de ontdekking van de Qumranrollen, en veel daarvan passeert in dit boek de revue. De artikelen zijn helder geschreven, getuigen van veel kennis van het betreffende vakgebied maar veronderstellen die niet. Daardoor is deze bundel zeer bruikbaar voor het beoogde publiek, beginnende vertaalconsulenten. Ook als inleiding in het bijbelvertalen kan het boek uitstekend dienst doen, bijvoorbeeld bij universitaire cursussen.

Niet alleen de wetenschappelijke context is ingrijpend veranderd, ook de maatschappelijke, institutionele, en technologische context van het bijbelvertalen is enorm gewijzigd. Terecht wijst Wilt daarop in zijn bijdrage aan de bundel. Toen Nida zijn boeken publiceerde in de jaren zestig van de vorige eeuw waren UBS-consulenten vrijwel altijd blanke protestantse mannen van Amerikaanse of Europese afkomst. Deze heren adviseerden vertalers die meestal geen moedertaalsprekers waren van de doeltaal en die de culturele context van de ontvangende taal als volwassen expatriates moesten leren begrijpen. De ontvangende kerkelijke gemeenschappen in de zich ontwikkelende landen beschikten nog nauwelijks over middelen en mensen om tegenspel te bieden en eisen te formuleren waaraan de vertaling in hun taal zou moeten voldoen. De computer speelde nog geen enkele rol bij het vertalen van de bijbel. De skopos van deze vertaalprojecten was sterk missionair.

Het theoretische werk van Nida functioneerde in deze context en veronderstelde een missionaire skopos. Nida leverde de theoretische onderbouwing van een communicatief-missionaire vertaalpraxis. Niet voor niets zijn message en meaning de kernwoorden in de dynamische equivalentie. Het ging erom de boodschap van de bijbel over te brengen aan mensen met weinig of geen kennis van de bijbelse wereld – zie bijvoorbeeld Nida’s boek Message and Mission uit 1960, met zijn aandacht voor cross-cultural communication, een boek dat ten grondslag lag aan zijn latere werk.

Het afscheid van Nida in UBS-kringen komt dan ook voort uit zowel de veranderde wetenschappelijke en hermeneutische context als uit de sterk gewijzigde sociale en culturele context van bijbelvertaalprojecten. Toen de Muur viel, bijvoorbeeld, kwam er meer ruimte voor UBS-werk in Orthodoxe contexten, maar tegelijkertijd leidde dit tot een (gezonde) confrontatie met een heel andere hermeneutiek en heel andere vertaaldoelen. Het zijn vooral de onderliggende assumpties van Nida’s model die langzaam maar zeker geërodeerd zijn, zoals de idee van vertalen als het overzetten van een invariante, objectief vaststelbare inhoud van de ene taalvorm in de andere, en de impliciete missionaire skopos.

Door de missionaire skopos maar ook door het formeel-taalkundige model dat domineerde in Nida’s tijd was de aandacht voor discursieve, literaire en retorische aspecten aanvankelijk niet zo groot, hoewel Nida en De Waard daartoe later met hun Translating from one language to another: functional equivalence in Bible translation (Thomas Nelson, 1986) wel belangrijke aanzetten hebben gegeven. Het mooie artikel van Wendland over een literaire benadering van bijbelvertalen in deze bundel laat zien dat het literaire en retorische aspect inmiddels een centrale plaats heeft gekregen in kringen van de UBS. 

Hier en daar hadden redactie en reviewers wat strenger moeten zijn. Een voorbeeld is de opmerking van Bascom dat het feit dat het werkwoord ‘zien’ in sommige talen altijd een object eist het idee zou steunen dat ‘in some languages the eye is seen as active in the seeing process rather than passive’ (p. 110, noot 20). Voorzover ik deze noot begrijp, lijkt het me onzin. Overigens ontsiert deze noot een verder intrigerend artikel waarin het begrip cultural frames uit Translating Cultures van David Katan (St. Jerome, 1999) wordt toegepast op het terrein van het vertalen van de bijbel, in dit geval op de raadselachtige uitspraak van Jezus in Matteüs 6:22 dat het oog de lamp van het lichaam is. De culturele achtergrond van deze uitspraak wordt gezocht in de idee in de Oudheid (onder anderen bij Aristoteles) dat goede mensen licht en goedheid in zich hebben dat naar buiten komt via het oog. Het boze oog straalt ellende en slechtheid (duisternis) uit. Het oog dus niet als ontvanger van uitwendig licht maar als doorgever van inwendig licht (goedheid) of inwendige duisternis. Cognitieve, culturele en communicatieve noties van frame en framing spelen overigens in meer artikelen een rol en vormen tot op zekere hoogte een soort rode draad door de bundel, zonder dat daar nu overigens alles aan opgehangen wordt. De UBS lijkt voorlopig even genoeg te hebben van één centrale theorie of notie en is in deze bundel onbeschaamd eclectisch bezig.

Uit deze bundel blijkt dat het opengooien van de ramen de UBS goed heeft gedaan. Relatief snel na het (te) late afscheid van Nida’s paradigma is de organisatie erin geslaagd nieuwere inzichten op een evenwichtige wijze een plaats te geven in de eigen reflectie op het vertalen van de bijbel. Hoewel de bundel primair een interne functie heeft binnen de UBS (opleiding van aspirant-consulenten) zijn sommige artikelen beslist de moeite waard voor andere lezers. Het artikel van Ross bijvoorbeeld over ontwikkelingen in de taalwetenschap is een handig overzichtsartikel voor vertalers en vertaalwetenschappers werkzaam binnen en buiten het gebied van bijbelvertaling. Hetzelfde geldt voor Wilts artikel ‘Translation and Communication’. De artikelen van Mojola en Wendland (‘Translation in the Era of Translation Studies’), Wendland (‘A Literary Approach to Biblical Text Analysis and Translation’), Ogden (‘Biblical Studies and Bible Translation’) en Bascom (‘The Role of Culture in Translation’) zijn sterk gericht op het vertalen van de bijbel en hebben wat minder algemene relevantie.

Al met al is dit een goed boek dat ruimschoots de doelstelling haalt die de auteurs voor ogen stond, namelijk ‘to have a book providing a general perspective on Bible translation at the turn of the twenty-first century’ (p.ix) waarin ook belangrijke ontwikkelingen sinds het verschijnen van Nida’s The Theory and Practice of Translation (1969) zouden worden verwerkt.