Tegenstellingen    20-22

(en twee instemmingen)

Winibert Segers
Henri Bloemen

Abstract: De vergelijking van het vertalen met het uitvoeren van een muziekstuk is een uitgewerkte metafoor: de schrift van de partituur wordt vervangen door de klank van de uitvoering, maar vertalen gaat van schrift naar schrift.

 

Zonder bewijzen, ten teken van hun aanvalbaarheid, tegenstelbaarheid op hun beurt. In het meervoud omdat de andere tekst ten onrechte Stelling heet, Stellingen zou moeten heten.

Is er een kern van het vertalen? Er is geen kern van het vertalen. Het vertalen heeft geen eigenlijkheid. Het is uitwendigheid. Alleen schors. ‘De taal van de vertaling omgeeft haar gehalte als een koningsmantel in wijde plooien’. Andersen (wie anders) wist dat de koning, als hij naar buiten komt, zonder mantel niets is. Het vertalen heeft iets anders nodig om te zeggen wat het is. Alleen kan het niet.

‘Alles Vergängliche ist (nur) ein Gleichnis’. (Onze haakjes, want het ‘nur’ suggereert dat er buiten de vergelijking nog iets zou zijn, iets beters, een kern, een idee, een wezen.) Dat geldt voor alle menselijke bezigheden, maar voor het vertalen blijkbaar in bijzondere mate. Het gezegde van ‘Vertalen is...’ is altijd een beeld. Zowel voor zijn pogingen tot zelfdefinitie als voor de praktijk van het vertalen geldt: het is op iets anders aangewezen om te zeggen en te zijn wat het is. Even bekende als problematische beelden van het vertalen zijn: weergave, gelijkenis, gelijkwaardigheid, afbeelding, plaatsvervanging, representatie, verraad, trouw, slaafs, vrij, etc. De andere tekst voegt daaraan toe: vertalen is een ambacht, een filter, het uitvoeren van een muziekstuk, het gebruiken en uitscheiden van spijs. Als vertalen werkelijk de complexe aangelegenheid is waarvoor het alom gehouden wordt, moet je je beelden wel weten te kiezen.

Snel, heel snel: de vertaling is vrouw. Eerder metonymie dan metafoor. Géén overeenkomst, géén gelijkenis, géén afbeelding, wel verschil. De plaats van een verglijding, een verschrijving, een vervreemdende verbinding. Wie vertalen metaforisch definieert, wil grijpen, beheersen, binnendringen, toe-eigenen, vervangen, zich in de plaats stellen: man zijn. Het metonymische daarentegen is het contigue, het ontsnappende, het zich onttrekkende, het anders en elders zijn.

De vergelijking van het vertalen met het uitvoeren van een muziekstuk is een uitgewerkte metafoor. Deze mag dan wel een heersende praktijk van het vertalen grotendeels lijken te vatten, uiteindelijk toont ze toch haar beperkend, mannelijk karakter: de vervanging van de schrift van de partituur door de klank van de uitvoering, de binding (men noemt haar interpretatie en men is zo goed om deze als één onder vele te beschouwen) van de uitvoering aan de partituur die op de pupiter blijft, de doorslaggevende bemiddeling tussen partituur en uitvoering door de subjectiviteit van de musicus, die ‘zijn hele ziel’ in die interpretatie legt. Maar vertalen gaat van schrift naar schrift, er wordt een andere tekst geschreven, en de veelheid van mogelijke interpretaties heeft niets te maken met het lijf van de vertaler, alles met het lijf en de genetische constitutie van de tekst.

Elke tekst heeft zijn regels (1e instemming). Het lijf van de tekst is belangrijk, niet het lijf van de vertaler of de vertaalster. Daarom (2e instemming) is het inderdaad een mispunt om de ‘zogenaamde creativiteit’ van de vertaler te verheerlijken. Maar men moet dat romantische beeld van de vertaler als kunstenaar dan niet langs een achterpoort weer invoeren door een overaccentuering van zijn lijfelijke, genetische voorhandenheid. De tekst geeft zijn genen verder. Geen enkel gen van de vertaler of vertaalster belandt in de vertaling, net zomin als er van de biogeneticus een gen terechtkomt in de verbinding die hij maakt. Brutale vraag: is vertalen niet veeleer een verfijnde en riskante techniek dan een ambacht of een kunst?

Het is goed dat er gesteld en tegengesteld wordt. Als spreken over vertalen altijd spreken in beelden moet zijn, dan moet men zijn beelden goed weten te kiezen. Omdat vertalen ook altijd een spreken over vertalen inhoudt, zouden die beelden dat spreken-over ook moeten insluiten. Maar is de metafoor van het ambacht niet ook de metafoor van het uitsluiten van reflectie, theorie, stelling en tegenstelling. De ambachtsman doet wat hij van zijn meester geleerd heeft; hij continueert een bestaande praktijk. ‘Niet lullen...’, mommelen de ambachtslui, ‘vertalen!’ ‘Een goede vertaling spreekt toch voor zich?’