Abstract: We nodigden een aantal auteurs uit te reageren op de volgende stelling: literair vertalen is een uitvoerende kunst.
Misschien klim ik voor niets in de pen. Misschien is wat ik ga zeggen een open deur, een waarheid als een koe. Misschien barst u als lezer van Filter wel in lachen uit bij het lezen van dit stukje, niet omdat de stelling die ik wil verdedigen zo lachwekkend en vergezocht is, maar omdat een betoog dat iets probeert te bewijzen wat vanzelfsprekend is, nu eenmaal op de lachspieren werkt. Toch waag ik het erop, om redenen die verderop duidelijk zullen worden. Houd u vast, daar komt-ie. Mijn stelling luidt: literair vertalen is een uitvoerende kunst.
En nu de bewijzen.
Laat ik eerst benadrukken dat het me hier niet gaat om het verhogen van de status die de vertaler heeft binnen de republiek der letteren of daarbuiten. Een kunstenaar is voor mij geen beter mens dan een ambachtsman, ik geloof niet in de romantische mythe van het creatieve genie, ik denk zelfs dat ik de ambachtelijke kant van het literair vertalen serieuzer neem dan veel van mijn medevertalers en bijna al mijn mederecensenten. De ambachtelijke kant, dat wil zeggen: alles wat beheersbaar is, alles wat kan worden opgezocht, aangeleerd, gecorrigeerd en geïmiteerd, alles wat je studenten kunt doceren aan een vertaalopleiding. Vertalers die de ambachtelijke kant van hun vak ontvluchten of veronachtzamen uit naam van hun vermeende creativiteit, hebben niet mijn sympathie.
Waarom noem ik literair vertalen dan toch een uitvoerende kunst? Omdat er naast de ambachtelijke kant nog een andere kant is, namelijk de kant die ik ‘het lichaam’ zou willen noemen. De tekst die ik vertaal gaat door mijn lichaam en komt er in mijn taal, mijn woorden weer uit. Ik deel die taal en die woorden met anderen (mijn publiek), maar als zij dezelfde tekst zouden vertalen, zouden er andere woorden uit komen. Niet alleen omdat zij het ambacht van het vertalen waarschijnlijk beter of minder goed beheersen dan ik, maar vooral ook omdat ze een ander lichaam hebben: een andere verzameling genen, waarop andere omstandigheden hebben ingewerkt. Het lichaam is het filter waarnaar de titel van dit tijdschrift verwijst, het filter dat een vertaling tot een eenmalige, niet-herhaalbare taalhandeling maakt.
Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor een ambachtsman die een gebruiksvoorwerp vervaardigt: geen muurtje van een metselaar is gelijk ‒ maar daarmee is het nog geen kunst. Wat literair vertalen onderscheidt van metselen (en van commercieel, juridisch en technisch vertalen) is het object, de literaire tekst. In tegenstelling tot een muur, een wetsartikel of een gebruiksaanwijzing beoogt een literaire tekst geen direct nut waaraan de vorm ondergeschikt is. Elke literaire tekst stelt impliciet zijn eigen regels, die de vertaler moet proberen te reconstrueren. Of liever gezegd, die hij moet construeren, op dezelfde manier als een musicus een muziekstuk construeert op grond van de partituur: beiden proberen een zo overtuigend mogelijke interpretatie van het oorspronkelijke kunstwerk neer te zetten ‒ wat niet uitsluit dat iemand anders een andere, even overtuigende interpretatie heeft, of zelfs een betere (waarbij de norm uiteraard het lichaam van de lezer of luisteraar is: ook waarderingen zijn nooit volledig identiek). Geen interpretatie is gelijk, daar zorgt het lichaam wel voor, en die verschillen zijn geen verwaarloosbaar bijverschijnsel maar de kern van elke uitvoerende kunst.
Tot voor kort ging ik ervan uit dat dit allemaal volkomen vanzelfsprekend was, en voor mijzelf is het dat nog steeds. Een vertaler die zijn concrete vertaalkeuzes niet terugkoppelt aan de visie die hij op het werk als geheel heeft, verdient voor mij de naam vertaler niet ‒ en juist die subjectieve maar volledig dienstbare visie maakt een vertaler tot een uitvoerend kunstenaar. Toch blijken er (goede) vertalers rond te lopen die niets van die betiteling willen weten. Zij brengen tegen het bovenstaande in dat er bijna nooit meerdere vertalingen van hetzelfde werk naast elkaar bestaan, dat niemand twee vertalingen van hetzelfde boek zal kopen om die met elkaar te vergelijken, dat er geen lezers zijn die vertalingen van één bepaalde vertaler verzamelen zoals dat gebeurt met muziekuitvoeringen, dat muziek veel subjectiever is omdat de musicus zijn hele ziel erin legt, en dat lezers helemaal niet geïnteresseerd zijn in de vertaling maar alleen in het boek. Voorts wordt er geopperd dat het voor een literair vertaler niet slim is om zichzelf als kunstenaar te presenteren, omdat uitgevers zich dan gerechtigd zien tot het gebruik van de befaamde verdeelsleutel ‘jij de eer, wij het geld’.
Mijn antwoord op al die argumenten kan kort zijn: ze raken de kern van het vertalen niet en zijn ingegeven door triviale factoren zoals maatschappelijke waardering, bezoldiging en een verkeerde voorstelling van het begrip ‘kunstenaar’. In de tijd van Mozart waren er geen platenverzamelaars, er werd nog geen cultus bedreven met uitvoerende musici, veel geld verdienden ze ook niet, maar toch deden ze precies wat musici ook nu nog doen: hun lichaam dienstbaar maken aan een kunstwerk. Net als literair vertalers. Maar ik laat me natuurlijk graag van het tegendeel overtuigen.