Stemmen uit het Noorden    44-50

Over een verbroken contact

Paul Dirkx

Abstract: Reflecties over een nieuwe tweetalige reeks, ‘Stemmen uit het Noorden’ van uitgeverij De Boeck uit Louvain–la-Neuve met als doel Franstalige lezers aan de hand van literaire teksten in nauwer contact te brengen met de Nederlandse taal.

 

De nieuwe tweetalige reeks Stemmen uit het Noorden van uitgeverij De Boeck uit Louvain-la-Neuve heeft als doel franstalige lezers aan de hand van literaire teksten in nauwer contact te brengen met onze taal. De opzet is niet louter linguïstisch van aard: de redacteuren Charicléa de Vries en Alain Préaux willen ook de lezer wat meer hedendaagse littérature néerlandaise (lees: Nederlandstalige literatuur uit Nederland en België) bijbrengen én hem bovendien gevoelig maken voor de charmes en finesses der literaire vertaling. Deze reeks is niet alleen op zichzelf interessant, maar geeft ook alle aanleiding om aandacht te besteden aan de vertaalrelaties tussen het Nederlandse en Franse taalgebied vanuit de Belgische (taal)politieke context.

Een origineel initiatief
In de reeks wordt, in tweetalige edities van een honderdtal bladzijden, voor korte stukken proza geopteerd ‒ tot op heden waren dat Drie kortverhalen van Ward Ruyslinck en de wat langere Witte vrouw van Patrick Bernauw en Glinsteringen van Marjan Berk. De deeltjes zijn gebaseerd op de eind verhandeling van een afgestudeerde aan de Ecole Supérieure de Traduction et Interprétation, een afdeling van de Brusselse Haute Ecole Francisco Ferrer, waar beide redacteuren werkzaam zijn. Het origineel is voorzien van een omvangrijk notenapparaat, waarin talrijke passages op een handige, soms iets te schoolse manier becommentarieerd worden; vis-à-vis staat de Franse versie met onder aan elke bladzijde een lijstje alternatieve of zelfs letterlijke vertalingen, expliciet bedoeld om formele verschillen tussen beide talen te relativeren en de lezer ertoe aan te zetten het equivalentie-fantasma door te prikken. Deze ontheiligende tekstopvatting maakt dat zelfs de (niet denkbeeldige) onvolkomenheden van de vertaling bijdragen tot het stimuleren van de eigen creativiteit. De lezer krijgt naast een vernuftig lexicon en een lijst van uitdrukkingen en zegswijzen, ook een inleiding over de auteur en zijn werk en een beknopte bibliografie. Kortom, de literaire tekst is hier allesbehalve een pretext, een voorwendsel om een taal te leren of om zijn kennis ervan te vergroten. Deze unieke combinatie van didactiek (instrumentele functie) en kunst (esthetische functie)’ ziet er zeer geschikt uit om het lezenderwijs aanleren van het Nederlands nieuw leven in te blazen.

Ook al richt de reeks zich potentieel tot een zeer ruim publiek, van Montreal tot Kinshasa via Brussel en Algiers, de reële kopers bleken tot nu toe hoofdzakelijk mensen te zijn die op grond van hun werk- of leefomgeving min of meer dagelijks met het Nederlands te maken krijgen. De belangrijkste categorie bestaat uit lezers voor wie beide criteria gelden: leraren of docenten Nederlands uit franstalig België (en hun meest gemotiveerde studenten). In tegenstelling tot vele andere De Boeck-uitgaven wordt de reeks trouwens niet in Frankrijk verspreid (en ook niet in Nederland), omdat dit commercieel niet haalbaar is, zo luidt het bij de uitgever. Deze laatste hoopt, naast de ingewijden, ook een ruimer publiek te bereiken, «de autodidacten die hun Nederlandse woordenschat en spraakkunst op een prettige én erudiete manier wensen op te frissen», zoals in de ‘Présentation’ te lezen staat.

Jean Public
Men kan zich echter met rede afvragen welk marktsegment daarmee precies wordt bedoeld. Er zijn aanwijzingen die doen vermoeden dat die autodidacten nogal dun gezaaid zijn in een landstreek waar het Nederlands nooit in één of meer bevolkingslagen is doorgedrongen, zoals dat omgekeerd met het Frans in het huidige Vlaanderen wel het geval was. Anders uitgedrukt, de vraag rijst of het succes van dit gelukkig initiatief wel verder kàn reiken dan het frans talig onderwijsstelsel.

Serieus onderzoek zou moeten uitmaken in hoeverre de in 1962 door een vergrendeling van de ‘taalgrens’ op gang gebrachte, uiterst minutieuze opsplitsing van België in twee bijna volledig van elkaar afgescheiden deelstaten de positie van het Nederlands onder de ‘taalgrens’ mee heeft helpen evolueren. In Belgische menswetenschappelijke kringen rust er een taboe op de franstalig-nederlandstalige problematiek in het algemeen (Dirkx 1995a). Dat taboe zou doorbroken kunnen worden door politiek onafhankelijk onderzoek waarin op een zelf-reflexieve en geïntegreerde wijze gekeken wordt naar verscheidene socioprofessionele systemen, zoals het onderwijssysteem enerzijds, het literaire systeem, en meer bepaald de literaire vertaalactiviteit, anderzijds.

In de aanzet die hier volgt zullen we het onderwijssysteem buiten beschouwing laten en ons alleen bezighouden met de Nederlands-Franse vertaalactiviteit (kinder- en jeugdliteratuur dienen apart bekeken te worden). Deze laatste wordt hier gezien als een sector van het uitgeversbedrijf, waarin selectiemechanismen en vertaalstrategieën (uitgestippeld door de scout, de vertaler, de auteur, de editor, enz.) gerealiseerd worden. De intensiteit van de vertaalactiviteit duidt op de symbolische waarde van nederlandstalige literatuur in de franstalig Belgische uitgeverswereld. Als zodanig is ze een goede indicator van de positie van het Nederlandstalig vertoog in het algemeen, dat wil zeggen zijn graad van prestige in de hele ‘Communauté française de Belgique’.

Verscheidene studies tonen aan dat het sinds wo II bergafwaarts gaat met de Nederlands-Franse literaire interacties, of, beter gezegd, met de import in de ‘francophonie’ van literaire goederen uit het Nederlandse taalgebied (en ook omgekeerd, maar dat is een ander verhaal2). Uit een internationaal oogpunt kan deze evolutie onder meer worden toegeschreven aan de toenemende druk van het (Amerikaans) Engels, vooral op het gebied van vertaalde fictie (Heilbron 1995, Van Voorst 1997). Daarnaast zorgde de versterking van de Franse en Nederlandse dominantie ervoor dat België niet langer zijn rol van doorgeefluik kon spelen, in schril contrast met de negentiende eeuw, toen ’s lands uitgeverijen nog zo’n 45% van de in boekvorm verschenen Nederlands-Franse vertalingen voor hun rekening namen (Lambert 1980).

De forse daling heeft echter ook te maken met politiek-culturele evoluties op nationaal vlak. Ze loopt bijvoorbeeld parallel met de geleidelijke verdwijning van de voornaamste afzetmarkt voor die vertalingen in Vlaanderen en in Brussel, dus daar waar de taalhomogenisering het sterkst was3. Tijdens het interbellum, toen rond het Belgisch nationaal concept nog een brede consensus bestond, werden nederlandstalige Belgische auteurs regelmatig in het Frans vertaald. Niet zelden gebeurde dit expliciet in naam van het ‘unitaristische’ ideaal, dat, paradoxaal genoeg, het hoogst aangeschreven stond bij diegenen die zich het minst interesseerden voor de literaire creativiteit in Vlaanderen (Meylaerts 1994). Na 1945 valt op hoe de cijfers gestaag naar beneden gaan. In het begin van de jaren dertig verscheen nog 43% van de nederlandstalige romans in Franse vertaling, omstreeks 1980 was dit percentage bijna gehalveerd (Geysens 1986). Deze groeiende onverschilligheid ging gepaard met de delegitimering van de eigen literaire productie, en beide fenomenen waren omgekeerd evenredig met de toenemende investering in de Franse literaire circuits (Dirkx 1995b).

De hernieuwde aandacht voor het eigen literair patrimonium, sinds 1980, heeft tot nog toe het proces niet kunnen omkeren, ondanks een intense, maar kortstondige samenwerking tussen het Ministère de la Communauté française de Belgique en uitgeverij Manteau. Een analyse van de Belgische bibliografie toont aan dat de Nederlands-Franse vertaalactiviteit in België in de jaren tachtig een dieptepunt bereikt; zo werden in 1980 44 romans uitgegeven tegen nog maar 9 in 1989 (Capelle & Meylaerts 1995)4. Voor België én Nederland ziet de situatie er in de daaropvolgende jaren als volgt uit5:

  totaal   proza   (%) poëzie   (%) toneel   (%)
1990 15 15 100 0 0 0 0
1991 15 10 66,5   5 33,5   0 0
1992 14 14 100 0 0 0 0
1993 20 17 85 1 5 2 10
1994 4 3 75 0 0 1 25
1995 7 6 85 1 15 0 0
totaal   75 65   7   3  

Een eerste vaststelling is natuurlijk dat het aantal titels (meer bepaald eerste drukken) erg laag ligt, wat wijst op een zeer beperkte vertaalactiviteit. Bovendien houdt de dalende tendens aan. Voor poëzie en toneel is het nulpunt zelfs al enkele keren bereikt. Franstalige uitgevers interesseren zich nog bijna uitsluitend voor verhalend proza. Hoe meer bekendheid de auteur geniet binnen de Nederlandstalige letteren, hoe groter de kans is dat zijn oeuvre door prestigieuze vertalers bewerkt en door een Parijse firma gepubliceerd wordt. 63% van de titels kwam tussen 1990 en 1995 in de Franse hoofdstad van de pers. Daarvan werd bijna één derde uitgegeven bij de door de Belg Hubert Nyssen gerunde Actes Sud, dat wel in het Zuidfranse Arles gevestigd is, maar een authentieke Parijse koers vaart.

Het effect van deze prestigepolitiek is dat de Belgische uitgevers alleen Belgische auteurs vertalen, ook al zijn deze laatsten natuurlijk niet alleen op hun eigen uitgeversmarkt aangewezen. Maar zelfs zonder peperdure auteursrechten is een literair werk (uit het Nederlands) vertalen financieel een schier onmogelijke opdracht. Vandaar dat in België de beslissende factor die een uitgever tot een dergelijke operatie kan overhalen, de overheidssteun is (gelieerd aan goede afzetmogelijkheden in Frankrijk of Nederland). Maar volgens de ondervraagde uitgevers en vertalers is het aantal gefinancierde projecten nog nooit zo laag geweest. ‘Frans heeft de laatste jaren geen voorrang,’ zegt een ontmoedigde directeur van de Brusselse uitgeverij La Longue Vue, waar rond 1985 een heuse Nederlands-Franse vertaaldynamiek was ontstaan6. Bij Le Cri en Complexe hebben ze het rond 1990 al opgegeven. En overal krijg je hetzelfde te horen: de meeste aanvragen worden door de bevoegde instellingen gewoon niet toegekend, meestal zonder enige commentaar. ‘Stemmen uit het Noorden’ is hiervan een mooi voorbeeld: Franse vertalingen van Ward Ruyslinck en Patrick Bernauw vonden op het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap geen genade, zodat de uitgever alleen voor Glinsteringen van de Nederlandse Marjan Berk wat overheidsgeld kon lospeuteren, met name bij de Nederlandse ambassade in Brussel. Wat het Ministère de la Communauté française de Belgique betreft, hier worden bijna uitsluitend vertalingen van ‘nos auteurs’ gesubsidieerd, ondermeer via een prestigieuze ‘Prix de la Traduction littéraire de la Communauté française de Belgique’. Daarvan kwam de eerste editie, in 1997, in handen van... de Nederlander Ernst van Altena terecht.

Ten slotte valt op dat in Vlaanderen minder en minder Franse vertalingen uitgegeven worden. Van de 40% Belgische romanvertalingen die er in de eerste helft van de jaren tachtig werden gedrukt, schoot er in de tweede helft bijna niets meer over. Na 1990 is daar geen verandering in gekomen, integendeel. Dat heeft natuurlijk diverse oorzaken (waarvan de belangrijkste hierboven werden vermeld), maar dat het zo slecht gaat, kan moeilijk los gezien worden van de geïnstitutionaliseerde taalhomogenisering. De plaats waar ‘Stemmen uit het Noorden’ wordt uitgegeven, is overigens op zich al een symbool van de Belgische segregatie, een naam die cultuur en politiek onlosmakelijk verenigt: Louvain-la-Neuve, de rond 1975 uit het niets verschenen universiteitsstad, product van ‘Leuven Vlaams’ en ‘Walen buiten’.

Einde?
De complexiteit van dit dossier belet niet vast te stellen dat de dominante tendens binnen het ‘doelsysteem’ uitloopt op een delegitimering van Nederlandstalige literatuur en cultuur. Het wordt meer en meer uitkijken naar nieuwe projecten die de vertaalactiviteit op niveau kunnen houden. Maar projecten als ‘Stemmen uit het Noorden’ blijven de indruk wekken dat iets blijvends niet echt kan, dat iedereen, ook in het literaire domein, de ander vanuit zijn gehomogeniseerd taalgebiedje telkens opnieuw moet herontdekken. In het licht van de huidige situatie in België, lijkt het tegelijk unieke en originele initiatief van uitgeverij De Boeck dan ook op een provocatie en meer nog op commerciële zelfmoord. De vraag van de relatieve autonomie van literatuur ten opzichte van het politiek systeem staat dus meer dan ooit centraal. En dan hebben we het nog niet gehad over de positie van het Nederlands in het franstalige onderwijs, waar de concurrentie van de ‘wereldtalen’ niet minder groot is dan elders, zelfs al blijft het ‘néerlandais seconde langue’ het nog altijd goed doen bij een grote meerderheid van studenten. Dit laatste neemt echter niet weg dat de lage verkoopcijfers van ‘Stemmen uit het Noorden’ de uitgever zo ongelukkig maken dat hij er al over denkt de reeks van het programma te schrappen ‒ onder de gegeven omstandigheden en met de manier waarop die omstandigheden doorgaans (niet) worden geanalyseerd, terecht. Bij gebrek aan efficiënt marktonderzoek blijken zelfs de mooiste initiatieven gedoemd druppeltjes te zijn op een steeds heter wordende plaat.

 

Noten
1 In het verleden kwam deze combinatie wel meer voor (bijvoorbeeld in de reeks ‘Moderne Nederlandse auteurs’ bij De Sikkel in Antwerpen), maar literatuur had er een duidelijk ondergeschikte rol en de aanpak was niet tweetalig.
2 Een ander verhaal, want import gebeurt hoofdzakelijk op basis van de relatief autonome werkingsprincipes van het’ doelsysteem’ en brengt niet noodzakelijk een min of meer symmetrische reactie teweeg in het ‘bronsysteem’, zoals de term ‘interactie’ suggereert.
3 In Vlaanderen werd het Frans uit het openbaar en gedeeltelijk ook privéleven weggewerkt; in Brussel raakten Nederlands-Franse tweetaligheid en diglossie in de illegitimiteit.
4 In omgekeerde richting heeft de daling meer weg van een vrije val: 55 romans in 1989 tegen 470 in 1980.
5 Bronnen: Belgische bibliografie (1990-1996), Index translationum (1990-1997; vanaf 1996 zijn de gegevens echter onbetrouwbaar), Institut néerlandais (Parijs).
6 Zonder dat hier enige sprake is van ‘interactie’, werd, rond dezelfde tijd, door uitgeverij Manteau een gelijkaardige dynamiek op gang gebracht, met vertalingen van hoofdzakelijk Belgische auteurs in het Nederlands.

Bibliografie
Belgische bibliografie. Bibliographie de Belgique. Brussel: Koninklijke bibliotheek/ Bibliothèque royale, 1990-1996.

Index translationum. Répertoire international des traductions. International Bibliography of Translations. Paris: UNESCO, 1990-1997.

Capelle, Annick & Meylaerts, Reine. 1995. ‘Interactions littéraires entre la Flandre et la Wallonie au cours des années quatre-vingt’, Liber 21-22 (maart 1995). Revue internationale des livres. La colère des Belges, p. 30-31.

Dirkx, Paul. 1995a. ‘In alle talen zwijgen. Wetenschappelijke tradities, vertaalwetenschap en literatuur in België’, in: Dirk Delabastita & Theo Hermans (eds.), Vertalen historisch bezien. Tekst, metatekst, theorie. ’s-Gravenhage: Stichting Bibliographia Neerlandica, p. 87-99.

Dirkx, Paul. 1995b. ‘Paris and Amsterdam as Translational Go-Betweens. The Evolution of Literary Translation in Belgium after World War II’, in: Peter Jansen (ed.), Translation and the Manipulation of Discourse. Selected Papers of the CERA Research Seminars in Translation Studies 1992-1993. Leuven: CETRA- The Leuven Research Center for Translation, Communication and Cultures, p. 9-24. [Franstalige, herwerkte versie in Textyles 14 (1997). Revue des lettres belges de langue française. Lettres du jour (II), p. 181-192.]

Geysens, Anne. 1986. La Traduction comme problème beige. Questions et hypothèses. Leuven. [licentiaatsverhandeling]

Heilbron, Johan. 1995. ‘Nederlandse vertalingen wereldwijd. Kleine landen en culturele mondialisering’, in: Johan Heilbron et al. (eds.), Waarin een klein land. Amsterdam: Prometheus, p. 206-252.

Lambert, José. 1980. ‘De verspreiding van Nederlandse literatuur in Frankrijk: enkele beschouwingen’, Ons Erfdeel, 23:1 (januari-februari 1980), p. 74-86.

Meylaerts, Reine. 1994. ‘Translation Policy in Belgium Between the Two World Wars’, in: Clem Robyns (ed.), Translation and the (Re)production of Culture. Selected Papers of the CERA Research Seminars in Translation Studies 1989-1991. Leuven: The CERA Chair for Translation, Communication and Cultures, p. 237-258.

Voorst, Sandra van. 1997. ‘Vertalingen in perspectief. Fondsanalyses van drie algemene uitgeverijen (1945-1970)’, Filter, 4:1, p. 16-26.