Over Pinkhofs Geneeskundig Woordenboek van de hand van medisch vertaalster Geraldine van Rijn-van Tongeren    60-62

Geraldine  van Rijn-van Tongeren

J.J.E. van Everdingen, N.S. Klazinga en J. Pols (red.), Pinkhof Geneeskundig woordenboek. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghem, 1998, (tiende, herziene enuitgebreide druk) 871 p., ISBN 90 313 179 7


Eindelijk is er dan een nieuwe Pinkhof. Medisch vertalers zien al jaren uit naar een nieuwe druk, de negende werd algemeen als verouderd beschouwd. Deze tiende druk verschijnt ter ere van een jubileum; het is 75 jaar geleden dat de eerste druk van het Vertalend en verklarend woordenboek van uitheemsche geneeskundige termenuitkwam, met dr. H. Pinkhof als hoofdredacteur. Veel verouderde termen zijn verwijderd en er zijn ruim 9000 nieuwe trefwoorden opgenomen. Het woordenboek telt in totaal ongeveer 44.000 lemma’s.

Een actueel geneeskundig woordenboek samenstellen is geen gemakkelijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunde volgen elkaar snel op, waardoor er dagelijks nieuwe termen bijkomen. Waren medische termen vroeger voornamelijk geconstrueerd uit Latijnse en Griekse woorden, tegenwoordig zijn de nieuwe termen overwegend van Amerikaanse en Engelse oorsprong. Nieuwe Engelse termen kunnen voor de samenstellers van een woordenboek een probleem zijn. Wordt de Engelse term in de praktijk ongewijzigd gebruikt of wordt het begrip vernederlandst? Gelukkig stelt de ‒ thans driekoppige ‒ redactie van Pinkhof zich op het standpunt dat een woordenboek het taalgebruik dient te registreren en niet voor te schrijven, zodat al te puristisch optreden achterwege is gebleven. Engelse termen zijn, als ze in de dagelijkse praktijk in Nederland worden gebruikt, in ongewijzigde vorm in het woordenboek opgenomen. Dat wil overigens niet zeggen dat een in deze tiende editie opgenomen Engelse term altijd Engels zal blijven. Voor een nieuw begrip wordt vaak eerst de engelstalige term gebruikt, waarna dan toch een Nederlands equivalent wordt geïntroduceerd dat uiteindelijk de overhand krijgt. Zo vinden we na second opinion in Nederlandse artikelen nu ook ‘tweede mening’ en na de oorspronkelijke term generic name voor de stofnaam (i.t.t. de merknaam) van een geneesmiddel nu ‘generieke naam’. Dit fenomeen doet zich overigens ook in de gewone omgangstaal voor; vergelijk word processor bij de introductie en het thans meer gangbare ‘tekstverwerker’. Wellicht kan in de toekomst sneller op dit soort (en andere) veranderingen worden ingespeeld nu het volledige trefwoordenbestand van de negende en de tiende editie van Pinkhof ook in een lexicografische database is opgeslagen.

Wat is er in het woordenboek veranderd? Naast het schrappen van oude termen en het toevoegen van nieuwe is een groot aantal omschrijvingen geactualiseerd. Een mooi voorbeeld van zo’n actualisering vind ik de omschrijving van transseksueel. Was in de negende editie een transseksueel alleen nog een persoon die volgens zijn (haar) gevoel tot de andere sekse behoort, volgens de tiende editie is een transseksueel nu ook een persoon die door middel van chirurgische ingrepen en eventuele hormoonbehandelingen de voornaamste (uiterlijke) geslachtskenmerken van het andere geslacht heeft gekregen.

Nog een verbetering is dat in de nieuwe editie de anatomische termen in overeenstemming zijn gebracht met de Nomina Anatomica (de officiële, door een internationaal comité opgestelde, lijst van anatomische namen) en de psychiatrische begrippen met DSM-IV (de vierde editie van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders,het Amerikaanse classificatiesysteem voor psychiatrische diagnostiek).

Wat de nieuwe termen in Pinkhof betreft, valt op dat behalve veel Engelse begrippen vooral veel termen zijn opgenomen die de toegenomen activiteit op het gebied van de regelgeving in de gezondheidszorg in Nederland weerspiegelen. Nieuw zijn bijvoorbeeld termen als Gezondheidsraad, Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG), abonnementstarief en Jaaroverzicht Zorg (JOZ). Illustratief voor deze ontwikkeling is ook dat in de negende druk onder ‘wet’ slechts één wet uit het Nederlandse gezondheidsrecht werd genoemd (de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaak) en dat in de nieuwe Pinkhof onder ditzelfde trefwoord een uitgebreide lijst van in totaal 23 wetten is opgenomen, van Wet afbreking zwangerschap tot Wet orgaandonatie en Wet ziekenhuisvoorzieningen. Ook is de gezondheidszorg tegenwoordig in allerlei categorieën ingedeeld. Zo bestaat er nu nuldelijns, eerstelijns en tweedelijns gezondheidszorg en bijvoorbeeld mantelzorg (zorgverlening door mensen uit de naaste omgeving van de patiënt; bijvoorbeeld partner, familie en buren).

De toegenomen mondigheid van de patiënt komt tot uiting in nieuw opgenomen begrippen als ‘aansprakelijkheid’, ‘medisch aansprakelijkheidsrisico’, ‘inzagerecht’ en ‘patiëntautonomie’. Uiteraard is ook die mondigheid in de nodige wetten geregeld: de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

Actueel is eveneens de kostenbeheersing in de gezondheidszorg, terug te vinden in nieuw opgenomen termen als ‘kosten-batenanalyse’ en ‘kosten-effectiviteitsanalyse’. Opvallend is dat door de introductie van een nieuwe term als ‘zorgverzekeraar’, ‒ met als omschrijving: uitvoeringsorgaan van de Wet op de zorgverzekering; kan een ziekenfonds, een particulier (commerciële) ziektekostenverzekeraar of een fusie van beide zijn; zie ook ziekenfonds, ‒ een oud begrip als ‘ziekenfonds’ in het woordenboek moest worden opgenomen, een begrip dat al sinds 1944 bestaat en in de negende druk niet was opgenomen.

Belangrijk voor vertalers is verder dat er in de nieuwe editie een flink aantal nieuwe (Engelse) afkortingen is opgenomen. Letterwoorden en afkortingen worden in de geneeskunde steeds vaker gebruikt. Verwarrend is dat sommige afkortingen wel erg op elkaar lijken of ‒ nog erger ‒ staan voor verschillende begrippen (bijvoorbeeld BSE = 1. boviene spongiforme encefalopathie ‒ de bekende gekkekoeienziekte ‒ en 2. bezinkingssnelheid erytrocyten). Zelfs Pinkhof heeft moeite met dit onderdeel: PTCA is niet de afkorting van ‘percutane transluminale angioplastiek’ (=PTA) (bij de meeste leken beter bekend als ‘dotteren’). De ‘c’ is van ‘coronaire’ en de afkorting PTCA (die wel degelijk bestaat) staat voor ‘percutane transluminale coronaire angioplastiek’. Hier is even iets misgegaan dat in de volgende druk snel rechtgezet dient te worden ‒ overigens de enige fout die ik tot nu toe heb kunnen ontdekken.

Wat betreft de spelling die in dit nieuwe woordenboek wordt gebruikt ten slotte nog het volgende. De spelling is aangepast aan de regels van 1996. De meeste medisch vertalers zullen overigens de schok van ‘ruggenmerg’, ‘wiegendood’ en ‘diagnosticeren’ al wel te boven zijn. Van Griekse en Latijnse termen wordt in veel gevallen ook de vernederlandste vorm vermeld, zoals bij exfoliatie/exfoliatio (vervelling) en astma/ asthma, waarbij overigens ‘allergisch astma’ wordt geschreven naast ‘asthma cardiale’. In het geval dat het trefwoord deel uitmaakt van de oorspronkelijke Griekse of Latijnse uitdrukking wordt ‘asthma’ geschreven, in de vernederlandste vorm vervalt de ‘h’.

De begrippen die in de ongewijzigde Engelse vorm in het woordenboek zijn opgenomen zijn ‒ zoals te verwachten en terecht ‒ ‘op z’n Engels’ gespeld. Voor sommige uitdrukkingen betekent dat echter even opletten. Engelse begrippen die ingeburgerd zijn geraakt, komen soms ook in het WNT voor en worden dan ‘op z’n Nederlands’ gespeld. Een voorbeeld hiervan is ‘pilot study’. In Pinkhof keurig Engels: twee aparte woorden. Volgens het WNT is het echter ‘pilotstudy’ ‒ tegen de Engelse regels in aan elkaar geschreven dus.

Hoewel studenten geneeskunde de belangrijkste doelgroep van dit woordenboek vormen, denk ik dat het onmisbaar is voor medisch vertalers. (Voor vertalers die zich nog wat voorzichtig op het pad van de medische specialisatie begeven, blijft overigens Coëlhos Zakwoordenboek der Geneeskunde (Elsevier/Koninklijke PBNA 1997) een goed ‒ en veel goedkoper ‒ alternatief.

Het moeilijkste punt bij het actualiseren van een woordenboek blijft natuurlijk altijd de dekking; welk woord moet wel worden opgenomen en welk woord niet? Enige subjectiviteit blijft daarbij onvermijdelijk. Mijn eerste indruk is echter ‒ gebruik in de praktijk zal de voor- en nadelen van deze tiende druk natuurlijk pas echt aan het licht kunnen brengen ‒ dat een redelijk evenwicht is gevonden tussen het handhaven van bepaalde oude termen en het toevoegen van nieuwe. Ik ben blij dat naast nieuwe termen als ‘uitsluipen’ (het stapsgewijs verlagen van de dosering van een geneesmiddel), ‘paddo’s’ en ‘draaideurpatiënt’ (veelal chronisch psychiatrische patiënt die in een cyclus van kortdurende opnames en ontslagen in instellingen blijft ronddraaien) een oude term als ‘gootsteengeruis’ (typisch geluid bij een darmafsluiting) en een uitdrukking als ubi pus, ibi evacua (waar zich etter bevindt, dient deze verwijderd te worden) niet uit Pinkhof zijn verdwenen. Sommige begrippen is nu eenmaal een lang leven beschoren, omdat ze een verschijnsel zo treffend uitdrukken of omdat ze onverminderd blijven gelden.