Met recht tolken en vertalen    31-36

Achtergronden van en reacties op het Justitierapport

Roemer Leushuis

Abstract: Hoewel justitie en andere overheidsapparaten sinds jaar en dag veelvuldig gebruik maken van de diensten van vertalers en tolken, is er sinds het in werking treden van de Wet beëdigde vertalers, honderdtwintig jaar geleden, van overheidswege opmerkelijk weinig aandacht besteed aan kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van deze beroepen. Met verschijning van het justitierapport Met recht tolken en vertalen lijkt hierin nu verandering te zijn gekomen.

 

Overheidsbeleid
De laatste vijftien jaar wijzen enkele ontwikkelingen erop dat het besef bij de overheid doordringt dat goede vertalingen en vertolkingen van doorslaggevend belang kunnen zijn, maar dat het daarvoor nodig is overzichtelijkheid binnen de beroepsgroepen van vertalers en tolken te bewerkstelligen, zowel op vakinhoudelijk en kwalitatief als op kwantitatief en met name financieel vlak. Zo dienden tijdens de behandeling van de begroting voor 1986 de Tweede Kamerleden Kosto en Salomons een motie in voor een onafhankelijk onderzoek naar de bij arrondissementsgriffies geregistreerde en feitelijk werkzame tolken. Al dan niet toevallig kwam in datzelfde jaar de Recherche Advies Commissie van de Raad van Hoofdcommissarissen met de aanbeveling om in elk arrondissement een tolkencommissie in te stellen, die tot taak zou hebben kwantitatieve en kwalitatieve eisen te formuleren, de bestaande politietolkenlijsten kritisch te beoordelen en een tolkenlijst per arrondissement op te stellen. In enkele arrondissementen zijn deze commissies daadwerkelijk ingesteld.

In 1990 stelde de Commissie herijking Wetboek van Strafvordering, de zogenaamde Commissie Moens, de minister van justitie voor de criteria voor inzet van een tolk wettelijk vast te leggen, kwaliteitseisen voor tolken op te stellen en een registratie in te stellen van tolken die aan deze eisen zouden voldoen. Justitie legde deze aanbevelingen naast zich neer met het argument dat een wettelijke regeling niet de benodigde flexibiliteit zou bieden en dat dit uit het oogpunt van deregulering evenmin gewenst was (Met recht tolken en vertalen, Rapport van de Werkgroep Tolk- en vertaaldiensten, Ministerie van Justitie, februari 1998, p. 13).

Recente ontwikkelingen
In 1996 stelde het ministerie van justitie de ‘ambtelijke beleidsmatige’ Werkgroep Tolk- en Vertaaldiensten in, die tot taak had de beroepsgroep van tolken en vertalers in kaart te brengen en ‘handvatten te bieden om meer sturing te kunnen geven aan de door of voor justitie bekostigde tolk- en vertaaldiensten en oplossingen voor te stellen voor diverse knelpunten in de levering van deze diensten’ (idem, p. 9).

Het ministerie van justitie is niet alleen zelf een van de grootste afnemers van tolk- en vertaaldiensten, maar is bovendien verantwoordelijk voor de Tolkencentra, die de diensten aanbieden, voor de rechtbanken, die tolken beëdigen, en voor de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND), een zeer belangrijke afnemer van de diensten. Dat de werkgroep uitsluitend uit vertegenwoordigers van de IND, verschillende directies van het ministerie, en een vertegenwoordigster van het Parket-Generaal bestond, is kenmerkend voor de gekozen invalshoek voor het onderzoek: het voornaamste doel lijkt te zijn de kosten die gemoeid zijn met het inzetten van tolken en vertalers terug te dringen. Dit is in zekere zin begrijpelijk, want justitie blijkt jaarlijks zo’n 65 miljoen gulden aan tolk- en vertaaldiensten te besteden. De uitgaven van de regionale politiekorpsen zijn in dit bedrag niet meegeteld.

Om een beeld te krijgen van de situatie in de tolk- en vertaalwereld heeft de commissie schriftelijk informatie ingewonnen en met een aantal instanties en betrokkenen gepraat. Dit waren vooral de van justitie deel uitmakende afnemers van vertaal- en tolkdiensten, maar ook tolken van de Tolkencentra, beroepsorganisaties als het Nederlands Genootschap van Vertalers (NGV), de Kring van Tolken in Vreemdelingenzaken en de Stichting Instituut van Gerechtstolken en -Vertalers (SIGV), Vervolgens heeft de groep de aan justitie verleende tolk- en vertaaldiensten met elkaar vergeleken op grond van de criteria organisatievorm, kwaliteitseisen, afnemers, bemiddelaars, gedragscode, tarieven en controle.

In maart 1998 bracht de werkgroep de resultaten van haar onderzoek naar buiten, in de vorm van het rapport Met recht tolken en vertalen. Hierin wordt een aantal knelpunten gesignaleerd, namelijk ‘het gebrek aan uniformiteit in het tariefstelsel, de schaarste van tolken en vertalers, de gebrekkige afstemming/prioritering binnen justitie maar ook overheidsbreed, de onduidelijkheid over de te stellen kwaliteitseisen, en de gebrekkige beheersbaarheid’ (idem, p. 5).

De aanbevelingen die de groep op grond van haar bevindingen doet, acht in getal, hebben deels betrekking op het verbeteren van de kwaliteit van vertolkingen en vertalingen. Hiertoe moeten er volgens de werkgroep in de beroepsgroep uniforme kwaliteits- en opleidingseisen komen, leidend tot een certificering van tolken en vertalers, en moet justitie van haar kant duidelijk de omstandigheden definiëren waaronder tolken en vertalers niet voor justitie mogen werken. Verder acht men de oprichting van een landelijk coördinatiecentrum voor tolkencentra gewenst. Een ander aandachtsgebied is het kostenaspect van tolk- en vertaalwerk voor justitie. De werkgroep stelt voor enerzijds een uniform tariefstelsel te hanteren en anderzijds duidelijke afspraken te maken met de sectoren van justitie die de diensten afnemen. Ten slotte beveelt de werkgroep aan een overlegplatform voor tolken en vertalers in het leven te roepen dat voorstellen zou moeten ontwikkelen om de organisatie van de tolk- en vertaaldiensten te herstructureren.

De vraag of nieuwe wettelijke regelingen gewenst zijn, laat de werkgroep open. Dat de wettelijke kaders voor kwaliteitseisen ontbreken en dat de Wet Beëdigde Vertalers ‘enigzins [sic] verouderd’ is wordt wel geconstateerd, maar: ‘vraag (...) is of er in een wettelijke regeling moet worden voorzien of dat het de voorkeur geniet de kwaliteitseisen aan de beroepsgroep zelf over te laten’ (idem, p. 12 en Bijlagen, p. 21, 22).

Het door de werkgroep aanbevolen Overlegplatform Tolken en Vertalers is inmiddels opgericht en bestaat uit vertegenwoordigers van beroepsorganisaties, opleidingen, justitie en politie, en andere maatschappelijke organisaties die vertaal- en tolkdiensten afnemen. Dit platform heeft ‘slechts een beleidssturende inbreng’, wat inhoudt dat het hoofdzakelijk voorstellen moet doen voor de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport Met recht tolken en vertalen (Verslag dd. 10-07-1998 van de eerste bijeenkomst van het Overlegplatform Tolken en Vertalers, p. 1). Voor de implementatie van het beleid is het ministerie van justitie verantwoordelijk. Een van de eerste acties die het platform heeft ondernomen was het instellen van een werkgroep Tolk- en vertaaltarieven, die nieuwe tarieven zal vaststellen, en van een stuurgroep Kwaliteit en opleiding. Op 1 januari 1999 zal het platform zijn voorstellen presenteren.

Reacties op het rapport
Verschillende organisaties hebben op het genoemde rapport gereageerd.

Een groep ‘beroepsorganisaties van tolken/vertalers’ spreekt zich in een brief aan het Overlegplatform van 25 juni dit jaar uit voor afschaffing van de Tolkencentra en tegen de instelling van meer algemene coördinatiecentra, omdat deze geen expertise zouden bezitten en niet snel zouden kunnen inspelen op de vraag. De dienstverlening zou door de organisaties zelf kunnen worden gecoördineerd. Verder pleiten ze ervoor, de eisen voor beëdiging landelijk gelijk te trekken, de tarieven te verhogen, een goed onderscheid te maken tussen tolken en vertalen en het indelen van tolken in drie categorieën met oplopende beroepservaring en -opleidingsniveau, met de titel ‘erkend tolk’ voor de hoogste categorie (meer dan vijf jaar aantoonbare ervaring).

De Stichting Instituut van Gerechtstolken en -Vertalers (SIGV) sluit zich grotendeels bij deze suggesties aan, maar vindt de invoering van de titel ‘erkend tolk’ voor tolken met meer dan vijf jaar ervaring onacceptabel. Een ervaren tolk is immers niet automatisch een goede tolk, aldus de SIGV, Deze stichting ‘kwalificeert’ tolken en vertalers die met goed gevolg de SIGV-opleiding hebben gevolgd’ een norm die door diverse rechtbanken in het land is overgenomen.

Een derde reactie kwam van de kant van de gezamenlijke Tolkencentra, die zich achter de in het rapport gepresenteerde voorstellen scharen, en vooral de instelling van coördinatiecentra toejuichen. Zij wijzen er echter op dat de problemen van tolkvoorzieningen bij de politie in het rapport niet aan de orde komen en dat evenmin speciale aandacht wordt besteed aan vertaalwerkzaamheden. Ook missen zij behandeling van de problemen die zich voordoen met tolkdiensten voor niet-Westerse talen. In deze sector is namelijk de vraag veel groter dan het aanbod en is het vinden van goede tolken een enorm probleem. Ten slotte wijzen de Tolkencentra erop dat grote klanten van de Tolkencentra als de gezondheidszorg, andere zorgorganisaties en lokale overheden in het rapport nauwelijks aan bod komen, en zetten zij vraagtekens bij de constatering van de justitiewerkgroep dat de bestaande opleidingsinstituten voldoende te bieden hebben.

Ook in de politiek is gereageerd op het verschijnen van het rapport. De vaste Kamercommissie voor Justitie legde de minister 25 vragen voor, vooral met betrekking tot de kwestie van de tarieven, het vraagstuk van de integriteit van tolken die werken voor politie en justitie, de schaarste van tolken voor bepaalde talen, de instelling van een centraal coördinerend orgaan voor tolk- en vertaaldiensten en de verhouding tussen enerzijds de diensten die door dit orgaan zullen worden gecoördineerd en anderzijds de vrije markt. In zijn antwoorden op de kamervragen kondigde de minister van justitie de oprichting van het Overlegplatform tolken en vertalers aan en deed hij de volgende mededeling: ‘Ik kan op dit moment nog niet vooruitlopen op het uiteindelijke model van een tolkenorganisatie. Wel overweeg ik een landelijke raad voor tolk- en vertaaldiensten in het leven te roepen. Deze raad zou belast kunnen worden met de volgende taken: het verstrekken van certificaten op basis van vooraf gestelde kwaliteitseisen, het verlenen van ontheffingen voor het niet hoeven voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen, de verantwoordelijkheid voor de opleidingen van tolken en vertalers, de coördinatie van vraag naar tolken en vertalingen en het aanbod van tolk- en vertaaldiensten, het opstellen van kwaliteits- en opleidingseisen en het opstellen van plannen op welke wijze efficiënt en effectief omgegaan moet worden met de inzet van tolk- en vertaaldiensten. Onder verantwoordelijkheid van de raad zouden de bestaande Tolkencentra kunnen ressorteren’ (Beantwoording Kamervragen inzake rapport tolken en vertalers, dd. 17-08-1998).

Kritiek
Zoals ook blijkt uit de reacties uit het veld, zijn de door de werkgroep gesignaleerde knelpunten niet nieuw. Het is dan ook goed nieuws dat er nu voor het eerst ook vanuit de overheid aandacht aan wordt besteed. De waarde van het rapport Met recht tolken en vertalen is dat er een goede inventarisatie is gemaakt van het vertaal- en tolkwerk dat in opdracht van de overheid wordt verricht, dat de bestaande problemen worden erkend en dat er nu een officiële aanzet is gegeven tot het doorvoeren van verbeteringen.

Toch waren de analyse van de bestaande situatie, zoals die door de werkgroep is uitgevoerd, en de daaruit volgende aanbevelingen naar mijn mening overtuigender geweest wanneer er ook vertegenwoordigers van de beroepsgroepen, een vertaler en een tolk, zitting hadden gehad in de werkgroep.

Een ander zwak punt van het rapport is dat het de beroepen vertaler en tolk niet afzonderlijk behandelt. In veel landen (bijvoorbeeld België) worden vertalers en tolken al lang als aparte beroepsgroepen beschouwd, die moeten beschikken over verschillende soorten kennis en vaardigheden, die in aparte universitaire opleidingen worden onderwezen. Dit zou voor Nederland ook wenselijk zijn. Bij tolken wordt een beroep gedaan op heel andere vaardigheden dan bij vertalen: beheersing van de twee spreektalen, notatietechniek, geheugentraining, omgaan met stress, dit alles afhankelijk van het soort tolkwerk dat men verricht (gespreks- of conferentietolken, simultaan of consecutief).

Ten slotte bevreemdt het mij dat de basisopleidingen als voldoende worden bestempeld: ‘De basiskennis en kunde in de talen waarin wordt getolkt en vertaald, is met de bestaande taalopleidingsinstituten gegarandeerd. Daarnaast zijn er specialismen en specifieke vaardigheden per sector nodig (...). De (straf)rechtspleging heeft daarvoor reeds de SIGV’ (Met recht tolken en vertalen, Rapport van de Werkgroep Tolk- en vertaaldiensten, Ministerie van Justitie, februari 1998, p. 22).

Ik vrees dat een dergelijke bewering van de werkgroep gebaseerd is op de misvatting dat je, als je een vreemde taal beheerst, er ook vanuit je moedertaal in kunt vertalen en andersom.

Door te beweren dat de basiskennis voor tolk- en vertaalwerk met de bestaande opleidingen gegarandeerd wordt, gaat de werkgroep voorbij aan het feit dat er in de gewone vreemde-talenstudies te weinig aan Nederlandse taalbeheersing wordt gedaan om goede vertalers op te leiden. Bovendien ontbreken in reguliere talenstudies vertaalcolleges, waarin het vertalen zelf wordt geleerd, en het vak vertaalwetenschap. Specifiek op vertalen gerichte universitaire opleidingen bestaan, na de opheffing van het Instituut voor Vertaalwetenschap in Amsterdam, alleen in de vorm van specialisaties bij de letterenfaculteiten in Utrecht, Nijmegen en Groningen. De SIGV biedt vertalers en tolken specialistische kennis op juridisch gebied aan, maar helaas krijg ik, vanuit mijn functie bij de vertaalafdeling van de CRI, de indruk dat het vertalers minstens zo vaak schort aan basiskennis, waar de werkgroep zo over te spreken is, als aan vakkennis van de sector waarin men werkt. Een vertaler met een goede algemene vertaalopleiding zal met de instrumenten die hij heeft meegekregen uit de opleiding in staat zijn zich in relatief korte tijd (in mijn ervaring twee of drie jaar) de kern van een vaktaal eigen te maken en zich aan te passen aan de werksituatie.

Hoewel dus het door justitie geproduceerde rapport over vertalen en tolken op sommige punten te wensen overlaat, is het verheugend te constateren dat er nu vanuit de overheid initiatieven worden ontwikkeld om de beroepen van tolk en vertaler een duidelijker status te geven. Of de nu ingezette veranderingen ver genoeg zullen gaan zal de tijd moeten uitwijzen.