Juryrapport Martinus Nijhoffprijs 1998    14-16

Jury Martinus Nijhoffprijs

Abstract: Het juryrapport van de Martinus Nijhoffprijs 1998, toegekend aan Anne-Marie de Both-Diez.

 

Nog maar zo’n tien jaar geleden werd tijdens een symposium over het vertaalde boek in Maison Descartes in Amsterdam geconstateerd dat het met de verspreiding van de Nederlandse literatuur in Frankrijk bitter slecht gesteld was. De grote uitgevers toonden nauwelijks belangstelling en daarbij was er een nijpend gebrek aan gekwalificeerde vertalers uit het Nederlands. De verwachtingen voor de toekomst waren al even somber. De Nederlandse literatuur zou te calvinistisch zijn en daarbij niet exotisch genoeg om een Frans publiek te boeien. Tegen alle voorspellingen in heeft de vaderlandse literatuur zich in Frankrijk inmiddels spectaculair gerevancheerd. Zo werd enkele jaren geleden de belangrijke literaire manifestatie ‘Les belles étrangères’ aan de Nederlandstalige literatuur gewijd en berichten de toonaangevende kranten in Frankrijk tegenwoordig met grote regelmaat over de laatste literaire ontdekkingen uit het land van Rembrandt en Vermeer.

Anne-Marie de Both-Diez, de laureate van de Martinus Nijhoff Prijs 1998, heeft in deze heuglijke ontwikkeling een rol van formaat gespeeld. In de jaren 1988-1998 verscheen er maar liefst een twintigtal vertalingen van haar hand, waarvan de uitzonderlijk hoge kwaliteit ook in de Franse pers breed werd uitgemeten. Zo schreef de criticus van Le Figaro littéraire naar aanleiding van de verschijning van Hella Haasses Une Liaison dangereuse: ‘Hella Haasse, waarschijnlijk geholpen door de schitterende vertaling van haar boek, vangt de echo’s op van een afstandelijke, nauwkeurige Franse taal, de taal van de berekening, van het schaakspel, van de wederzijdse bitse opmerkingen (...) om een originele dialoog te voeren over de tragedie van het liefdesspel.’

De jury van de Nijhoff Prijs betreurt het uiteraard dat in voornoemde passage, zoals helaas maar al te vaak gebeurt, de kwaliteit van de vertaling slechts op het niveau van de bijzin ter sprake komt. Dit neemt niet weg dat de Franse criticus twee belangrijke punten aan de orde stelt die ook naar de mening van de jury in hoge mate bepalend zijn voor het vertaaltalent van Anne-Marie de Both. In de eerste plaats beschikt zij over een uitzonderlijk vermogen om de sfeer van een bepaalde historische periode te vangen in de doeltaal. Een zeer brede kennis van zowel het Nederlands als het Frans, alsmede een gedegen cultuurhistorische bagage, maken het haar mogelijk om zich schijnbaar moeiteloos te verplaatsen door de ruimte en in de tijd. De vertalingen van het werk van Hella Haasse vormen een zeer fraaie illustratie van De Boths vermogen zich volledig te voegen naar het historische moment. Zo geeft zij er in haar vertaling van Het woud der verwachting blijk van over een zeer rijke woordenschat van inmiddels in onbruik geraakte woorden en uitdrukkingen te beschikken, waardoor er niets verloren gaat van de enigszins archaïsch aandoende elegantie van het origineel. Hetzelfde geldt voor Une Liaison dangereuse, waarin de vertaalster ruimschoots gebruik heeft gemaakt van de in het tegenwoordige Franse taalgebruik nogal precieus aandoende aanvoegende wijs, teneinde de niet-moderne schrijftrant van Haasse volledig recht te doen.

Mag de wereld die in voornoemde romans wordt opgeroepen bij de gemiddelde Franse lezer in grote lijnen bekend worden verondersteld, dit geldt allerminst voor het vroegere Nederlands-Indië dat het decor vormt van Les Seigneurs du thé. Op dit punt is er dus een duidelijk verschil tussen het Nederlandse lezerspubliek en Haasses Franse lezers. De vertaalster heeft dit probleem ondervangen door de Maleise woorden hier en daar van een kleine uitleg te voorzien, bijvoorbeeld de eerste keer als er door de personages ‘gerijsttafeld’ wordt, en zij doet dit zo subtiel dat het geen afbreuk doet aan het evocatieve karakter van de beschrijving. Ook deze vertaling vormt een goede illustratie van de nauwgezetheid waarmee de vertaalster te werk gaat, waarbij in sommige gevallen de vertaling het origineel in helderheid en souplesse overtreft.

Dit geldt wellicht in nog sterkere mate voor De Boths vertalingen van het werk van Cees Nooteboom. Zo heeft zij in Désir d’Espagne, de vertaling van Nootebooms De omweg naar Santiago, de oorspronkelijke tekst door middel van een aantal kleine maar wezenlijke aanvullingen als het ware aangescherpt en pregnanter gemaakt, zonder echter af te wijken van de door de schrijver bedoelde betekenis. In een interview heeft Anne-Marie de Both in dit verband naar een uitspraak van Nooteboom zelf verwezen, die ons bij uitstek van toepassing lijkt op haar eigen vertaalarbeid. ‘Een vertaler herschrijft of verbetert niet, maar hij (of zij) schrijft verder aan een boek.’

De jury heeft veel waardering voor het feit dat Anne-Marie de Both naast het werk van auteurs als Haasse, Nooteboom en Springer ook een aantal kinder- en jeugdboeken vertaalde. Van haar vertaling van Guus Kuijers Eend voor eend is de titel alleen al ‒ Les canards déchainés ‒ een vermelding waard, vanwege de subtiele toespeling op het subversieve karakter van Kuijers werk. Het vertalen van kinderboeken is een kunst op zich en de jury wil niet verhullen dat het bericht dat De Both zich aan een vertaling van Annie Schmidts Beertje Pippeloentje had gewaagd, haar aanvankelijk met enige zorg vervulde. Want Pippeloentje vertalen, dat heeft toch iets van heiligschennis. Gelukkig koos Anne-Marie de Both ervoor geen vertaling maar een bewerking in het Frans te maken. Het resultaat kan zich wat klank en ritme betreft zeker meten met de oorspronkelijke tekst, zij het dat het taalgebruik ‒ zo werd de typisch Annie Schmidtse ‘dubbele bere-boterham’ een wat prozaïsche gros sandwich ‒ minder sprankelend is dan dat van het origineel. Het beertje lijkt wat Franser, en daarmee ook wat vormelijker, wat meer aangepast te zijn geworden.

De Martinus Nijhoff Prijs 1998 wordt Anne-Marie de Both toegekend voor haar gehele vertaaloeuvre, een oeuvre dat bovendien, om het Frans te houden, een oeuvre en cours is. De jury spreekt dan ook de hoop en verwachting uit dat Anne-Marie de Both met haar vertalingen in de komende jaren een substantiële bijdrage zal blijven leveren aan de verspreiding van de Nederlandse literatuur in Frankrijk. Op deze wijze draagt ook de literatuur haar steentje bij tot het kweken van een beter begrip voor de Nederlandse cultuur in al haar facetten.

De jury van de Martinus Nijhoff Prijs: E.F. Hoog, W. Kassies, A.B.M. Naaijkens (voorzitter), I. van der Poel, K. Verheul, C.M.M. van der Voort.