Nederlandse literatuur in Afrikaanse vertaling    39-45

Daniel Hugo
Vertaling: Ingrid Glorie

Abstract: Overzicht van vertaalde Nederlandse literatuur in Zuid-Afrika. De vertaling van Nederlandse boeken in het Afrikaans is sterk bepaald geweest door het culturele verdrag tussen Zuid-Afrika en Nederland dat in 1981 door Nederland werd opgezegd. Door de boycot van Zuid-Afrika verloor de Nederlandse letterkunde in Zuid-Afrika snel terrein. Alleen Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur wordt al jarenlang in Afrikaanse vertaling uitgegeven.

 

Hali, hali, halo, hali, halo... Die silwer klanke van die trompette sny deur die môrelug. Die swaar valbrug word neergelaat oor die breë kasteelgrag, en die jong Gerold, groot en sterk, ry op sy pikswart perd deur die poort. Hy hou ’n oomblik die teuels in. In die ooste lê die son nog jonk en rooi, suidwaarts strek die vrugbare lae polderland, en in die uresie, anderkant die rivier wat die hele laagland in twee sny, lê die geweldige groot Dagonwoud.

Dit met bijvoeglijke naamwoorden overladen proza vormde mijn eerste kennismaking met de Nederlandse literatuur. Dat was in het jaar 1964 en ik was negen jaar oud. Destijds besefte ik natuurlijk niet dat ik te maken had met een boek van Vlaams-Nederlandse oorsprong. Het kleine mees­terwerk dat ik in mijn van opwinding zwetende handen hield, was een vertaling van De rode ridder van Leopold Vermeiren. Dagenlang verkeer­de ik in de ban van die Middeleeuwse wereld – daar, in het afgelegen, snikhete en droge Namibië van mijn jeugd. Per kerende post meldde ik me aan bij de ‘Orde van de Rode Ridder’ – de schrik van elke wrede kas­teelheer, maar de vriend en beschermer van de armen. (‘De enige voor­waarden zijn dat een lid moet gehoorzamen aan de Erecode van de Rode Ridders en dat hij de geheimen van de Orde niet mag prijsgeven.’) Ook de rest van de reeks verslond ik, met het insigne van de orde (een takje met drie eikels eraan) vol trots op mijn borst gespeld. Totdat de reeks ab­rupt en zonder nadere uitleg werd afgebroken, middenin de avonturen van de Rode Ridder als Kruisvaarder. Later, op de middelbare school, moesten we twee Nederlandse boeken lezen: De kleine Rudolf van Aart van der Leeuw en een toneelstuk van Ina Boudier-Bakker, Springvloed. Maar pas op de universiteit zou ik echt met de Nederlandse literatuur kennis maken, tijdens colleges van hoogleraren die allemaal in Neder­land gestudeerd hadden in de dagen dat er nog een onbelemmerde cultu­rele uitwisseling mogelijk was. 

Het is onmogelijk om over de vertaling van Nederlandse boeken in het Afrikaans te praten zonder te verwijzen naar het culturele verdrag tus­sen Zuid-Afrika en Nederland. Dit akkoord, dat in 1951 werd onderte­kend, moest leiden tot een nauwere samenwerking tussen beide landen op godsdienstig, artistiek, wetenschappelijk, pedagogisch en technisch gebied. Terwijl de jaren zestig nog in het teken stonden van een kritische dialoog, werden de jaren zeventig en tachtig gekenmerkt door vervreem­ding, tegenwerking en soms zelfs openlijke vijandigheid tussen Neder­landers en Afrikaners. Het ANC en de Anti-Apartheidsbeweging Neder­land (aabn) voerden een niet-aflatende strijd tegen de manier waarop de bepalingen van het verdrag ten uitvoer werden gebracht. De Nederland­se regering besloot daarom in 1977 het verdrag te bevriezen; in 1981 werd het formeel opgezegd. De Belgische regering heeft in 1977 het sinds 1954 bestaande culturele akkoord met Zuid-Afrika opgeschort, hoewel het nooit volledig is opgezegd. Hiermee kwam er een einde aan de culturele en wetenschappelijke samenwerking tussen de betrokken regeringen. De Nederlandse anti-apartheidsactivisten maakten zich sterk voor een boy­cot van Zuid-Afrika op vrijwel alle terreinen. De aabn publiceerde in 1980 een zwartboek over de contacten tussen Nederland en Zuid-Afrika, waarin ervoor gepleit werd om alle contacten met Zuid-Afrika op weten­schappelijk en cultureel gebied te verbreken. In 1982 werd in Nederland de Stichting ‘VN-jaar voor sancties tegen Zuid-Afrika’ opgericht, die tot doel had om de Afrikaanse regering met sancties onder druk te zetten. Deze stichting protesteerde in 1983 bijvoorbeeld luidruchtig tegen het bezoek aan Zuid-Afrika van de schrijver W.F. Hermans. Ook gingen er brieven uit naar 172 Nederlandse uitgevers om het contact met Zuid-Afrika te ontmoedigen. Hoewel er nog steeds aan alle universiteiten col­leges over Nederlandse letterkunde werden gegeven, begon de taal in Zuid-Afrika in snel tempo terrein te verliezen. Regelmatige academische contacten en uitwisselingsprogramma’s kwamen min of meer tot een ein­de. De spirituele wisselwerking tussen Zuid-Afrika en de Lage Landen ging grotendeels ten onder in de strijd. Het Nederlands werd voor Afri­kaanssprekenden meer en meer een vreemde taal. Daar staat tegenover dat er in de jaren dat Zuid-Afrika door Nederland geboycot werd, nooit een tekort is geweest aan lectuur, televisieprogramma’s, films en muziek uit de Verenigde Staten. De gemiddelde Zuid-Afrikaan begon dienten­gevolge een steeds grotere onverschilligheid te ontwikkelen ten aanzien van de gedachtenwereld en levenswijze van de inwoners van de Lage Landen.

Maar weinig Zuid-Afrikaanse studenten kregen in de ja­ren van de boycot de kans om in Nederland en Vlaanderen te studeren. In reactie hierop begonnen veel jonge Afrikaner academici andere denk­richtingen en mogelijkheden in de bredere Europese, Britse en Ameri­kaanse context te verkennen. Het proces van verengelsing van de Zuid-Afrikaanse samenleving is ongetwijfeld door de Nederlandse cul­turele boycot versneld. Nederlandse boeken (en zelfs informatie over nieuwe publicaties) waren in Zuid-Afrika moeilijk te krijgen. De behoef­te aan het Nederlands is nu eigenlijk al grotendeels verloren gegaan. Ondanks het feit dat er op 30 september 1996 met Nederland en op 28 ok­tober 1996 met Vlaanderen nieuwe culturele verdragen werden afgeslo­ten, zijn er in boekwinkels en openbare bibliotheken nog steeds bedroe­vend weinig Nederlandse publicaties beschikbaar. De op de academische markt gerichte Nederlandstalige reeks ‘Literatuur van die Lae Lande’ van de Zuid-Afrikaanse uitgeverij Human & Rousseau is inmiddels ook gestaakt vanwege het teruglopende aantal studenten dat nog kiest voor een cursus Nederlandse Letterkunde. Als gevolg van de culturele boycot vertoonde de reeks opvallende hiaten: moderne auteurs zoals Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Jan Wolkers, J. Bernlef, Monika van Paemel, Con­nie Palmen, Cees Nooteboom ontbreken bijvoorbeeld. Maar anderen, zoals W.F. Hermans, Gerard Reve, Hugo Claus, Hella Haasse en Hubert Lampo, lieten zich niet intimideren, zodat hun werk wel in de reeks voor­komt.

Met culturele contacten tussen landen en talen kunnen dikwijls op langere termijn onvoorziene winsten worden geboekt. Zo kreeg ik, ondanks de officiële opschorting van de culturele betrekkingen tussen België en Zuid-Afrika, toestemming om in 1983 aan de Katholieke Universiteit Leuven te gaan studeren, met dien verstande dat ik er geen examens mocht afleggen. Een van de hoogtepunten van dat jaar was voor mij de Antwerpse boekenbeurs ‘Het andere boek’, waar ik onder meer ge­tuige was van een interview met de kort daarvoor vrijgelaten Breyten Breytenbach. (Breytenbach had de voorgaande zeven jaren in een Zuid-Afrikaanse gevangenis doorgebracht wegens vermeende terroristische activiteiten.) Gespreksleider was de dichter Herman de Coninck. De vol­gende dag heb ik De Conincks bundel Met een klank van hobo gekocht. Het was voor mij een openbaring om te zien dat poëzie tegelijkertijd vorm­vast, beeldend en vol woordspelingen kon zijn en toch even toegankelijk als spreektaal. Tijdens dezelfde boekenbeurs gaf een nog piepjonge, par­mantige en rebelse Tom Lanoye een ‘performance’ van zijn gedichten. Toen had ik er nog geen vermoeden van dat ikzelf twaalf jaar later zowel Herman de Coninck als Tom Lanoye in het Afrikaans zou vertalen. 

Waarom vertalen?
Waarom is het nodig om Nederlandse literatuur in het Afrikaans te verta­len? De potentiële lezers begrijpen het Nederlands toch? Dat was de con­clusie van een verder uiterst positieve recensie van de Afrikaanse vertaling van Lanoyes Kartonnen dozen. De antwoorden liggen voor de hand. Ten eerste zijn moderne Nederlandse boeken in Zuid-Afrika voor gewone lezers domweg niet beschikbaar. De complete wereldliteratuur is in de vorm van Engelse vertalingen te krijgen, met uitzondering van de Nederlandse literatuur. Nederlandse boeken worden nu eenmaal niet op grote schaal in het Engels vertaald. (Zie in dit verband het artikel van Paul Vincent in The Low Countries, 1996-1997, waarin de auteur vertelt over zijn moeite om de ‘obscure Dutch literature’ in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in Engelse vertaling onder de aandacht te brengen.) Ten tweede is het Nederlands voor een Afrikaanstalig publiek helemaal niet zo toegankelijk als de genoemde positieve – en optimistische – recen­sent aanneemt. De moeilijkheden die de Nederlandse taal voor Afrikaan­se lezers oplevert, zijn talrijker dan de meeste mensen denken. Ik noem enkele punten waarop het mis kan gaan.

Het Nederlands heeft een grotere actieve woordenschat dan het Afrikaans, onder meer als gevolg van de verschillen tussen het Standaardnederlands en het Vlaams. Daarnaast hebben ogenschijnlijk identieke woorden en uitdrukkingen in beide talen vaak verschillende en zelfs tegenstrijdige betekenissen. ‘Afrikaanse literatuur’ betekent in het Nederlands bijvoorbeeld ‘literatuur uit Afrika’; in het Afrikaans be­tekent het ‘literatuur in de Zuid-Afrikaanse taal’. Het woord ‘vaak’ bete­kent in het Afrikaans uitsluitend ‘slaperig’, zoals in ‘Klaas Vaak’; het Ne­derlandse ‘vaak’ is in het Afrikaans ‘dikwels’. Het woord ‘aardig’ betekent in het Nederlands ‘aangenaam’, maar in het Afrikaans juist ‘on­aangenaam’. ‘Amper’ betekent in het Afrikaans ‘bijna’, maar in het Ne­derlands ‘ternauwernood’. En zo voort, tot in het oneindige.

Dan is er het verschijnsel dat Afrikaanse lezers het Ne­derlandse imperfectum doorgaans niet kunnen thuisbrengen, omdat deze verleden-tijdsvorm in het Afrikaans niet bestaat. Het Afrikaans kent slechts het perfectum, met uitzondering van enkele hulpwerkwoor­den: ‘is – was’, ‘wil- wou’, ‘sal-sou’, ‘het-had’. En het imperfectum is de werkwoordstijd waarin de meeste Nederlandse literaire teksten worden geschreven. In het Afrikaans is de normale verteltijd het praesens histo­ricum. Of ‘ze/zij’ doelt op ‘hulle’ (meervoud) of op ‘sy’ (vrouwelijk en­kelvoud), kan alleen afgeleid worden van de werkwoordsvorm. Aange­zien Afrikaanse werkwoorden niet vervoegd worden, ontgaat de meeste Afrikaanse lezers de precieze betekenis van zo’n zin. Met andere woor­den: ‘zij zijn/waren’ is ‘hulle is/was’ en ‘zij is/was’ is ‘sy is/was’.

Bovendien bestaan er talloze Nederlandse uitdrukkingen en zegswijzen die volstrekt niet in het Afrikaans voorkomen. (Hetzelfde geldt natuurlijk ook andersom.) En, tot slot, er bestaat geen uitputtend Nederlands/ Afrikaans- en Afrikaans/Nederlands-woordenboek. Zelfs wanneer dit wel zou bestaan, zou het de lezer die meent dat hij de beteke­nis van een woord wel begrijpt, omdat de vorm ervan hem zo vertrouwd voorkomt, niet kunnen helpen.

Wanneer een Afrikaanse lezer toegang wil krijgen tot de rijke Nederlandse literatuur, moet dit uit praktische overwegingen ge­beuren met behulp van een Afrikaanse vertaling. Zuid-Afrikaanse uitge­vers waren er in het verleden echter nooit erg happig op om vertaalde boeken voor volwassenen te publiceren, en die situatie is vooralsnog ongewijzigd. Vroeger werd er algemeen vanuit gegaan dat Afrikaanse le­zers het Nederlands goed kunnen begrijpen. Vóór de culturele boycot waren Nederlandse boeken ook veel gemakkelijker te krijgen dan sinds de jaren tachtig. In de huidige tijd maakt de Zuid-Afrikaanse uitgevers­wereld een financiële crisis door vanwege de herstructurering van het onderwijsstelsel en de (onverwachte) ineenstorting van de schoolboe­kenmarkt die hiervan het gevolg is. Zelfs het feit dat Zuid-Afrikaanse vertalers nu weer kunnen profiteren van de flinke subsidies voor vertaal­werk die in Nederland en Vlaanderen beschikbaar zijn, is voor de uitgevers niet genoeg aansporing om vertaalde boeken het onbarmhartige Zuid-Afrikaanse licht te doen zien.

Ik kon niet meer dan een handvol Afrikaanse vertalingen van Nederlandse literaire werken voor volwassenen opsporen. Van vóór de culturele bevriezing dateren Felix Timmermans’ Boerepsalm,vertaald door Frederik J. van Zyl (1964) en Pallieter, vertaald door Arsène C.P. Bul­tinck (1967), alsmede Marnix Gijsens Jojakim van Babilon, vertaald door Abraham H. de Vries (1967). Jan-Willem van de Weterings ‘politieroman’ Roggelrot (1984), vertaald door Douwe Dykstra, is het enige boek dat da­teert uit de jaren van de boycot. Na het herstel van de culturele banden zijn er drie boeken verschenen, vertaald door ondergetekende: Herman de Conincks Liefde, miskien (1996), Tom Lanoyes Kartondose (1996) en Har­ry Mulisch’ Die aanslag (1998). (Terzijde: de oververtegenwoordiging van Vlaamse auteurs is nogal opvallend. De verhouding tussen Zuid-Afrika en Vlaanderen was – ook in de donkere dagen van de apartheid – altijd meer ontspannen dan die tussen Zuid-Afrika en het meer principiële Ne­derland.) De drie ‘post-boycot’-auteurs zijn alle drie bij dezelfde uitge­verij verschenen (Quellerie in Kaapstad), hoofdzakelijk omdat de direc­teur van deze uitgeverij een liefhebber is van de Nederlandse literatuur. De herhaalde bezoeken die Herman de Coninck en Tom Lanoye sinds 1994 aan Zuid-Afrika hebben gebracht, hebben ongetwijfeld bijgedragen aan hun bekendheid als literaire figuren en dientengevolge aan hun marktwaarde voor het kleine Zuid-Afrikaanse afzetgebied. In de tijd van het isolement verscheen onder de titel Reinaard, die jakkals (1981) een prachtige berijmde bewerking van de Middeleeuwse (Vlaamse!) Van den Vos Reinaerde, uit het publiek domein, van de hand van de dichter Eite­mal (W.J. du P. Erlank). Omwille van de volledigheid moet ik hier nog vermelden dat de zoetsappige liefdadigheidsgedichten Menslief, ek hou van jou (1983) van de Vlaamse priester Phil Bosmans op grote schaal in Afrikaanse vertaling zijn verkocht.

Nederlandse kinder- en jeugdboeken daarentegen wor­den al jarenlang in Afrikaanse vertaling uitgegeven, zonder dat iemand daar bezwaar tegen maakt – misschien omdat sommige ervan op de lijst van verplichte schoolboeken terecht zijn gekomen. Ik denk hier met name aan Piet Bakkers Ciske, dat al in 1959 werd vertaald en sindsdien vele herdrukken heeft beleefd. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat schrijvers van kinder- en jeugdboeken meestal niet zo bekend zijn als de literaire kopstukken en zich daarom niet zo druk hoeven te maken over politieke correctheid. Nederlandse schrijvers van kinder- en jeugd­boeken die in Zuid-Afrika bekend zijn geworden via Afrikaanse verta­lingen, zijn onder andere Johan Fabricius, Paul Biegel, Henk Figee, Jan Terlouw, An Rutgers-Van der Loeff, Maria Verheij en Hans Stolp. Stijn Streuvels’ Die Kerskind, vertaald door Maria Hugo, verscheen in 1966. Speciale vermelding verdient verder de bewerking van J.J.A. Goever­neurs Reise en avonture van Meneer Prikkebeen (1976) door de dichteres Ina Rousseau.

Dit wat betreft de invloed die de culturele afzijdigheid vanuit de Lage Landen sinds 1977 heeft gehad op de positie van het Ne­derlandse boek in Zuid-Afrika. Ironisch genoeg was er sinds de jaren tachtig juist een ongekende opbloei van de vertaling van Afrikaanse boe­ken in het Nederlands. Riet de Jong-Goossens heeft tussen 1988 en 1996 (de jaren zonder cultureel verdrag) maar liefst achttien Afrikaanse boe­ken vertaald. Maar dat is een onderwerp waarover zij het best zelf kan vertellen.

Beide partijen zijn verantwoordelijk voor de vervreem­ding tussen het Afrikaans en het Nederlands. Voor het Afrikaans kan dit echter in één opzicht voordelig uitpakken. De verscheidenheid van ons beperkte inheemse boekenaanbod kan op een opwindende manier aange­vuld worden met vertalingen uit de boeiende Nederlandse literatuur. Hoe boeiend deze literatuur is, daarvan kon het negenjarige jochie dat gebiologeerd de avonturen van de Rode Ridder volgde, zich toen nog geen voorstelling maken.

 

Bibliografie
Francken, Eep, 1995. ‘Waarom lezen de Nederlanders geen Afrikaans?’, in: Ensovoort 7:1, p. 12-15.

Hugo, Daniel. 1997. ‘Boeke-aanbod só vergroot’, in: Afrikaans vandag, Juni, p. 17.

Hough, Barrie. 1996. ‘Dié ‘kartondoos’ bewaar bittersoet jeugjare en liefde’, in: Rapport, 10 november.

Nieuwoudt, Stephanie. 1998. ‘Gebrek aan bestellings vir skoolboeke maak S.A. uitgewers moedeloos’, in: Die Burger, 4 maart, p. 13.

Terblanche, Otto. 1998. Nederland en die Afrikaner: Gesprek oor Apartheid. Port Eliza­beth: Universiteit van Port Elizabeth.

Vandenbroeke, Filip. 1996. ‘Suid-Afrika word swaartepunt van Vlaamse beleid in Afrika’, in: Die Burger, 26 november.

Vandeputte, O. en Hugo, D. 1997. ‘Nederlandstalige literatuur in Afrikaanse vertaling’, in: Nederlands. Die taal van twintig miljoen Nederlanders en Vlamingen. Rekkem: Stich­ting Ons Erfdeel, p. 61-62.

Vermeiren, Leopold. 1964. Die Rooi Ridder (vertaling: Elma Hartman en Deon van den Heever) Kaapstad: Nasionale Boekhandel.

Vincent, Paul. 1997. ‘Literary translation – Some personal experiences’, in: The Low Coun­tries – Arts and society in Flanders and the Netherlands, 1996-1997. Rekkem: Stichting Ons Erfdeel, p. 286-288.