Afrikaans nummer    2

Onder redactie van Cees Koster en Barbara de Lange

De redactie

Eind vorig jaar vond onder de titel ‘Skrywers & Schrijvers’ een rondreis plaats van een aantal Afrikaanstalige schrijvers door Nederland en Vlaanderen. In het kader van deze tournee organiseerde het Platform Vertalen & Vertaalwetenschap, in samenwerking met de Nederlandse Taalunie, een studiedag waarop de schrijvers, hun vertalers en het pu­bliek met elkaar in discussie konden treden. De voordrachten die op die dag zijn gehouden (zie de bijdragen van Etienne Britz, Robert Dorsman en Riet de Jong-Goossens) vormen de kern van de landen-special van Fil­ter dit jaar.

In strikte zin is het begrip land hier niet op zijn plaats. De aandacht gaat in dit nummer niet uit naar de relaties met het land Zuid-Afrika, maar naar de vertaalrelaties die bestaan tussen het Afri­kaans en het Nederlands. Over de positie van het Afrikaans tussen de elf talen die onder het huidige bewind in Zuid-Afrika een officiële status hebben, gaat de bijdrage van Theo du Plessis.

Een vraag die in veel van de bijdragen terugkomt is of bij de nauwe verwantschap tussen beide talen vertalen wel nodig is, een vraag die bijna unaniem met ja wordt beantwoord. Als dit nummer een centraal thema heeft, dan is het dat in de loop van de recente geschiede­nis door de politieke en culturele omstandigheden het Afrikaans en het Nederlands steeds verder van elkaar af zijn komen te staan. In de oude schoolbloemlezing van Leopold onder de titel Nederlandse schrijvers en schrijfsters vindt men in de uitgave van 1957 nog een aparte sectie Zuid-Afrikaanse schrijvers. Onder de huidige omstandigheden zou dit ondenk­baar zijn. Vandaag de dag zijn de grenzen tussen de talen manifest en is vertaling nodig om ze te overschrijden. Het merendeel van de bijdragen van Zuid-Afrikaanse auteurs aan dit nummer is dan ook vertaald.

De redactie