Passief en perspectief in vertaling    24-32

Louise Cornelis

Voor het Nederlandse passief met worden bestaat geen echt Engels equivalent. Het Engels kent immers alleen passieven met be, Nederlands zijn, maar niet met become. In dit artikel wil ik bespreken wat de consequenties daarvan zijn voor het vertalen van het worden-passief, in het bijzonder in één literaire tekst. Die tekst is Jona Oberski’s Kinderjaren, waarvan ik twee vertalingen in het Engels zal bespreken. In de brontekst zijn worden-passieven opmerkelijk gebruikt. Wat moet je daarmee in het Engels? Ik zal betogen dat het Engelse be-passief niet altijd de beste keuze is, dat er iets van het effect dat het passief in de Nederlandse tekst heeft onherroepelijk verloren gaat, maar dat er wel enkele vertaalopties zijn.

De brontekst
In onderstaand fragment uit Jona Oberski’s Kinderjaren (1984: 85) komen opmerkelijk veel passieven voor. Ze hebben een gemarkeerd effect, waaraan die hoge frequentie mede debet is: in literaire teksten is het passief meestal niet zo frequent (zie Vandenbosch 1992: 60).

‘Dat is geen drinkwater. Jij wilt mij zeker dood hebben, hè?’ werd er uit het bed geschreeuwd. Trude nam zelf een slok en zette de beker bij het bed. Zij zei dat nu de pillen geslikt moesten worden.
De deken werd op het bed gelegd. De haren bleven naar alle kanten wijzen. Ze hingen ook voor het gezicht.
‘Als ik doodga is het jullie schuld,’ krijste de stem achter de haren. De pillen verdwenen in de mond die ik bijna niet zien kon en het water werd gedronken.
‘Het zijn mijn aardappels. Ik moet ze terug hebben,’ werd er geschreeuwd.
Trude liep naar de vrouw en sprak even met haar. Zij beloofde dat zij haar nieuwe aardappels zou brengen. De vrouw haalde haar schouders op en zei: ‘Ze is gek’. Ik riep naar Trude dat het tasje onder het bed lag. Zij pakte het en legde het op het andere bed. Het tasje werd gepakt en er werd in gekeken. Toen verdween er een hand in het tasje. Hij kwam eruit met een aardappel. De aardappel werd bekeken. Het tasje werd omgekeerd op het bed. De hand met de aardappel werd opgetild en naar de muur bewogen. De vrouw die ons geholpen had schreeuwde ‘pas op’ en pakte haar kussen. De aardappel raakte haar midden in haar gezicht.

De worden-passieven zijn werd geschreeuwd, geslikt moesten worden, werd gelegd, werd gedronken, werd geschreeuwd, werd gepakt, werd gekeken, werd bekeken, werd omgekeerd, werd opgetild en bewogen: tien passieven is veel voor zo’n klein stukje tekst. Het lijkt er bovendien op dat het effect van de passieven veel duidelijker ‘voelbaar’ is dan in zakelijke teksten, misschien omdat het een literaire tekst is ‒ duidelijker voelbaar, maar niet wezenlijk anders (zie Verhagen 1995). Om die reden heb ik het opgenomen als eerste voorbeeld in mijn proefschrift over de functie in teksten van het passief (Cornelis 1997: 2).

Maar wat is dat effect nu precies? Samen met een paar andere talige elementen (bijvoorbeeld het gebruik van lidwoorden in plaats van bezittelijk voornaamwoorden, zoals de haren en de stem) maken de passieven dat we hier met een zekere afstand kijken naar de vrouw in het bed: afstand, vervreemding ‒ en misschien is er zelfs wel meer aan de hand met haar dan alleen dat ze lichamelijk ziek is. Om deze indruk, en vooral de bijdrage van de passieven daaraan, preciezer te beschrijven, is het nodig te analyseren wat passieven als talige constructie doen.

De rol van de passieven
In Cornelis (1997, hoofdstuk 3) ga ik ervan uit dat het passief een analyseerbare constructie is. Analyseerbaar wil zeggen dat de onderdelen van de constructie hun betekenis bijdragen aan de betekenis van de constructie in z’n geheel, maar dat dat geheel meer kan zijn dan de som der delen (zie ook Verhagen 1992, Langacker 1982). Het Nederlandse passief is dus een constructie met een betekenis waarvan de basis is de betekenis van worden en het voltooid deelwoord, en eventueel door, bij passieven met een door-bepaling, maar die komen in het Kinderjaren-fragment niet voor (zie hoofdstuk 4 van Cornelis 1997 voor een behandeling van door in termen van analyseerbaarheid).

Worden betekent een proces of transitie van de ene toestand naar de andere. Als ik zeg ‘ik word ziek’, ben ik dat nu nog niet, maar is er een moment in de toekomst waarop ik dat wel zal zijn. Van die niet-zieke naar wel-zieke toestand voltrekt zich een overgang of proces.

Het voltooid deelwoord duidt, in meer of minder abstracte zin, een eindtoestand aan: een gebroken glas is in de eindtoestand van stuk. Samen betekenen worden + voltooid deelwoord dus ‘proces of overgang naar een eindtoestand’. In schema:

worden   opgetild
proces/transitie naar toestand

‘Proces/transitie naar eindtoestand’ is echter nog niet alles. De gedachte aan een proces of overgang naar een eindtoestand roept namelijk de gedachte op aan een veroorzaker van dat proces. Op basis van een naïef model (onze veronderstelling van hoe de wereld in elkaar zit) van veroorzaking worden processen naar een eindtoestand nu eenmaal veroorzaakt door iets of iemand ‒ meestal door een iemand: in prototypische gevallen zijn veroorzakers mensen. We leren immers al als kind dat wij dingen in de wereld kunnen veroorzaken, manipuleren. Als een kind tegen een stapel blokken duwt, en die stapel valt om, heeft het als veroorzaker het proces van die stapel blokken naar een andere (namelijk: omgevallen) eindtoestand in gang gezet: ‘het kind heeft de blokken omgegooid’ (actief), of ‘de blokken werden omgegooid’ (passief, met het kind als impliciete veroorzaker) (dit voorbeeld is geïnspireerd op Bolinger 1980: 157).

Het voorbeeld van omgegooide blokken laat zien dat het voor de hand ligt om de veroorzaker als subject van een actieve zin te realiseren. ‘De blokken werden omgegooid’, met de veroorzaker buiten beeld, is vreemd ‒ zo zou je het niet gauw zeggen van bijvoorbeeld je eigen kind. Dat komt omdat actieven ons uitnodigen tot identificatie met die, meestal menselijke, veroorzaker: in ‘het kind gooit de blokken om’ zien wij onszelf eerder als het actief handelende en veroorzakende kind dan als de stapel blokken. We zijn dus geneigd ons te identificeren met de veroorzaker; de veroorzaker is net als wij. Actieve zinnen nodigen tot die identificatie uit, maar passieven blokkeren dit proces juist: de veroorzaker is dan niet zoals wij. Het passief duidt aan dat er geen identificatie mag plaatsvinden met de veroorzaker. Het schema moet dus aangevuld worden, want de betekenis van het passief in zijn geheel is meer dan de som van de betekenissen van de delen van de constructie:

worden   opgetild  
proces/transitie  
 
naar  

toestand  

er is een veroorzaker; daarmee vindt
geen identificatie plaats

Het passief betekent dus: ‘proces naar een eindtoestand; met de veroorzaker van dat proces vindt geen identificatie plaats’. De veroorzaker staat meestal niet eens expliciet in de zin, zodat identificatie ermee al wel heel moeilijk zou zijn: met iemand die niet genoemd wordt, kun je ook niet uitgenodigd worden je te identificeren. En als hij in de zin staat, is het weggestopt achter een door-bepaling. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld vaak met onbezielde veroorzakers zoals natuurkrachten en het weer (‘de tak werd door de wind van de boom gerukt; hij werd door de bliksem getroffen’). Zulke veroorzakers zijn inderdaad niet zoals wij, en je kunt je er niet van voorstellen dat ze op dezelfde manier bewust veroorzakend handelen als wij.

Terug naar Kinderjaren. Het bijzondere in het fragment is dat de opgeroepen veroorzaker de moeder is van het kind door wiens ogen we meekijken. Het gaat om een jongetje dat zijn moeder na de oorlog, waarin hij jaren van haar gescheiden was, terugziet in een ziekenhuis. Het gebruik van het passief is hier om twee redenen opvallend. Zoals we gezien hebben is het effect van het passief dat er geen identificatie plaatsvindt met de veroorzaker. Werkwoorden waarvan die veroorzaker een duidelijk aanwijsbaar individu is dat een typisch menselijke handeling verricht (schreeuwen bijvoorbeeld) komen bijna nooit als passief voor. Met zo’n duidelijke en menselijke veroorzaker kunnen we ons namelijk meestal moeiteloos identificeren. Passieven als er werd geschreeuwd zijn dus al bijzonder. Wat er dan nog extra vreemd aan is, is dat die veroorzaker niet zomaar een mens is, maar een moeder. Er is, normaal gesproken, geen persoon met wie een kind zich meer kan identificeren dan met zijn moeder. Om die moeder wel op te roepen als veroorzaker, maar buiten beeld te laten en er geen identificatie mee uit te drukken, is tragisch: de passieven drukken vervreemding uit tussen kind en moeder. Is dat ‘moeder’ nog wel?

Samen met andere talige vervreemdingsmiddelen maken de passieven dat we het fragment niet anders kunnen begrijpen dan door de ogen van het kind: het perspectief is dat van het jongetje. De niet-identificatie vindt dan ook in eerste instantie plaats tussen hem en zijn moeder, maar wij als lezers worden uitgenodigd dat perspectief over te nemen. Meekijkend door de ogen van het kind ervaren we dat zijn moeder zichzelf niet meer is. Het worden-passief is zo in de ogen van een goede schrijver een fraai perspectiefmiddel (wat overigens niet wil zeggen dat elk worden-passief zo werkt: het passief heeft niet helemaal onterecht een slechte reputatie in teksten, bijvoorbeeld in ambtelijk schrijven; zie verder Cornelis 1997).

Het Engelse passief
Wat gebeurt er nu als we het Nederlandse worden-passief (betekenis: ‘proces naar een eindtoestand; met de veroorzaker van dat proces vindt geen identificatie plaats’) vertalen in het Engels, dat alleen passieven kan maken met be? Er is één cruciaal verschil tussen worden en be (/zijn): worden duidt een proces of overgang aan, be (en zijn) slechts het bestaan van een toestand. In plaats van ‘proces naar een eindtoestand’ betekent het Engelse passief daarom in de eerste plaats ‘bestaan van een eindtoestand’. Het is dus minder dynamisch, minder processueel. En aangezien het juist een proces is dat een veroorzaker moet hebben (volgens het hierboven besproken model van veroorzaking), maar een toestand misschien niet per se (iets kan gewoon zo ‘zijn’, zonder nadrukkelijk veroorzaakt te zijn) is de veroorzaker in het Engelse passief minder nadrukkelijk aanwezig (hij wordt minder sterk opgeroepen). En daarmee is ook het feit dat je je er niet mee moet identificeren minder sterk aanwezig.

Let wel: het verschil tussen worden en be is gradueel. Het Engelse passief kan ook processen aanduiden, al dan niet in combinatie met een progressive (is being), en waarschijnlijk heeft het Engelse voltooid deelwoord ook een iets processuelere betekenis dan het Nederlandse (zie Langacker 1982). Het Engelse passief is dus niet een zuivere toestandsaanduiding. Als het dat wel zou zijn, zou het zelfs onmogelijk zijn om het be-passief te gebruiken ter vertaling van een Nederlands, processueel, worden-passief, en zo zwart-wit is het niet. Het Engelse passief is relatief minder processueel, en dus is de veroorzaker minder dwingend aanwezig, en dus is ook het gevolg daarvan (‘geen identificatie met’) minder prominent. Het lijkt daarin overigens op het Nederlandse zijn-passief: dat kan een veroorzaker oproepen, maar het hoeft niet. Sommige zijn- (én be-)constructies zijn zelfs ambigu tussen een passief (met veroorzaker) en een naamwoordelijk gezegde (zonder): hij is teleurgesteld bijvoorbeeld.

Voor Kinderjaren betekent het verschil tussen het Nederlands en het Engels dat als een vertaler de worden-passieven zou vervangen door Engelse be-passieven, er iets van het effect van vervreemding, van de bijzondere niet-identificatie van kind met moeder, iets van het gemarkeerde perspectief in Kinderjaren dus, verloren gaat. Hoe pak je zo’n vertaling aan?

Twee vertalingen van Kinderjaren
De vertaler van de Engelstalige uitgave van de novelle, Childhood, heeft de passieven op verschillende manieren vertaald (Oberski 1983: 99-100):

‘Thai’s no drinking water. You want to kill me, don’t you?’ came the screams from the bed. Trude took a swallow herself and put the cup down by the bed. ‘And now take those pills.’
The blanket was folded back on the bed. The hair was still sticking out in all directions and hanging down over her face.
‘If I die, you’ll be to blame,’ screamed the voice behind the hair. The pills disappeared into the mouth which I could hardly see, and the water was drunk.
‘They’re my potatoes. I want them back,’ she screamed.
Trude went over to the woman and spoke to her for a second. She promised to bring her different potatoes. The woman shrugged her shoulders and said, ‘She’s crazy.’ I called out to Trude that the bag was under the bed. She grabbed it and put it on the other bed. The person in the other bed grabbed the bag and looked in. Her hand went into the bag and came out with a potato. She looked at the potato. She emptied out the bag on the bed. She raised the hand with the potato in it and held it back near the wall. The woman who had helped us yelled, ‘Watch out’ and grabbed her pillow. The potato hit her square in the face.

Vooral in het tweede gedeelte van het fragment heeft deze vertaler er regelmatig voor gekozen het worden-passief met een Engels actief te vertalen. Soms hebben die actieven een persoonlijk voornaamwoord als subject (she screamed). Zoals we hierboven zagen, roepen actieven identificatie op, en persoonlijk voornaamwoorden zijn daarvan nog eens versterkers (zie Van Hoek 1992). Aan she screamed is niets bijzonders: er vindt moeiteloos identificatie plaats tussen aan de ene kant ons als lezers en het kind met wie we meekijken, en aan de andere kant de she, de moeder. Het vervreemdingseffect van het Nederlandse werd er geschreeuwd is zo dus helemaal weg. Gelukkig heeft de vertaler wel een aantal andere middelen overeind gehouden, zoals lidwoorden in plaats van bezittelijk voornaamwoorden (the voice). Over het algemeen heeft hij echter weinig gedaan ter compensatie van het verlies van het effect van de passieven.

Er is een andere vertaalmogelijkheid: de passieven passieven te laten. Dat is gebeurd in onderstaande vertaling, die ik heb laten maken voor mijn proefschrift. Deze vertaler kreeg van mij de expliciete instructie alle passieven met (be-)passieven te vertalen, zodat niet-Nederlandstalige lezers in ieder geval konden zien welke zinnen in de brontekst passief waren. Dit is wat mijn vertaler maakte van het fragment (Cornelis 1997:2):

‘That water’s not fit to drink. You want me dead, don’t you?’ it was shouted from the bed. Trude took a sip herself and put the cup down by the bed. She said the pills had to be taken now.
The blanket was laid on the bed. The hairs kept pointing in all directions. They also hung in front of the face.
‘If I die it will be your fault,’ screamed the voice behind the hairs. The pills disappeared in the mouth I could barely see and the water was drunk.
‘They are my potatoes. I must have them back,’ it was shouted.
Trude walked towards the woman and talked to her a while. She promised that she would bring new potatoes. The woman shrugged her shoulders and said: ‘She is mad.’ I called out to Trude that the bag was under the bed. She took it up and laid it down on the other bed. The bag was taken up and it was looked into. Then a hand disappeared into the bag. It came out with a potato. The potato was observed. The bag was turned around on the bed. The hand with the potato was lifted and moved towards the wall. The woman who had helped us shouted ‘watch out’ and grabbed her pillow. The potato hit her in the middle of her face.
(vertaling: A. Witte)

In deze vertaling is het passief weer opmerkelijk frequent, net als in de brontekst. Dat maakt het fragment op z’n minst eigenaardig, vervreemdend. Zo is iets van de gemarkeerdheid van het passief overeind gebleven, zij het minder uitgesproken dan in de brontekst. Overigens, een poging tot behoud van het processuele karakter van worden door middel van progressives was geen optie: zoveel progressives achter elkaar leiden tot een afwijkend tijdsverloop. In ‘The potato was being observed. The bag was being turned around on the bed. The hand was being lifted...’ lijkt het immers alsof alles tegelijk plaatsvindt.

We zien dus dat het weliswaar mogelijk is om de worden-passieven met be-passieven te vertalen, en dat dat in elk geval beter is dan ze actief te maken (hetzelfde geldt overigens voor het herschrijven van Nederlandse teksten met te veel worden-passieven: ook dan is actief maken meestal geen goede strategie (zie Onrust e.a. 1993: hoofdstuk 4, en Cornelis 1994), maar er is nog een andere manier. Die zien we in het fragment uit Childhood meteen aan het begin. In “‘That’s no drinking water. You want to kill me, don’t you?” came the screams from the bed’ is namelijk weliswaar geen passief gebruikt, maar toch een mens geïmpliceerd: de directe rede (er moet iemand zijn die die woorden spreekt) en het woord screams impliceren dat er een mens is, maar dat mens is hier, net als bij passieven, uit beeld. Ook al is het misschien minder uitgesproken, minder een inherent onderdeel van de constructiebetekenis, deze formuleringen hebben een effect dat vergelijkbaar is met het worden-passief: er moet wel een mens zijn, maar identificatie daarmee is alleen al onmogelijk door het uit beeld zijn ervan. Voor het uitdrukken van dezelfde mate van identificatie in de vertaling als het worden-passief lijken dit soort formuleringen dus het meest geschikt.

Conclusie
Al met al is het effect van vervreemding sterker in de Nederlandse brontekst dan in de beide Engelse vertalingen. Van de twee vertalingen is de tweede (die uit Cornelis 1997) vervreemdender dan de eerste (die uit Childhood), omdat de actieven in Childhood het effect van de worden-passieven teniet doen, terwijl in de alternatieve vertaling toch op z’n minst een eigenaardig effect ontstaat door de frequentie van het passief, die ‒ ook voor Engelstalige literaire teksten ‒ opmerkelijk hoog is. Desalniettemin is een voorbeeld van de beste vertaalstrategie te vinden in Childhood: een alternatieve formulering, die net als het worden-passief de gedachte aan een mens oproept, zonder dat hij of zij in beeld is.

De beste vertaling van het fragment zou dus zijn, de openingszin uit Childhood, ‘“That’s no drinking water. You want to kill me, dont you?” came the screams from the bed’, gevolgd door de vele passieven uit de alternatieve vertaling. Een pasklaar recept voor het vertalen van het Nederlandse passief is er daarmee niet, maar er zijn wel richtlijnen: actieven voldoen niet of nauwelijks, be-passieven soms (en zeker ook in teksten met een minder uitgesproken passiefgebruik); de beste vertaalstrategie is zoeken naar talige middelen met een perspectiefeffect dat vergelijkbaar is met het worden-passief. De uitkomst daarvan kan zijn een wat minder voor de hand liggende mogelijkheid, zoals de directe rede zonder identificeerbare spreker, of een zelfstandig naamwoord (the screams), en er zijn waarschijnlijk nog wel andere mogelijkheden. De alternatieven zijn echter niet altijd even gemakkelijk te vinden, en dus is het ‘vervreemdend’ vertalen van het Kinderjaren-fragment geen simpele klus. Een boek als Kinderjaren verdient het echter om naar de beste alternatieven op zoek te gaan.

Dit artikel is een bewerking van de lezing met dezelfde titel die ik hield op 13 februari 1997 aan de VU (ATW Colloquium). Dank aan de organisatoren en aan het publiek voor hun vragen en opmerkingen, en aan Robert Kirsner die me wees op het verschil tussen de twee vertalingen. Het onderzoek dat tot deze bijdrage leidde werd mede mogelijk gemaakt door NWO, Stichting voor Taal, Spraak en Logica.

 

Bibliografie
Bolinger, Dwight. 1980. Language, The Loaded Weapon. The use & abuse of language today. London: Longman.

Cornelis, Louise H. 1994. ‘Passief formuleren’, in: Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen 50:3, p. 33-43.

Cornelis, Louise H. 1997. Passive and perspective. Amsterdam/Atlanta: Rodopi. Utrecht Studies in Language and Communication 10.

Langacker, Ronald W. 1982 ‘Space Grammar, Analysability, and the English Passive’, Language, 58, p. 22-80. (Ook in: R. W. Langacker. 1991. Concept, Image, and Symbol. The Cognitive Basis of Grammar. Berlin/New York: Mouton de Gruyter. Cognitive Linguistics Research I. Chapter 4).

Oberski, Jona. 1983. Childhood. Translated from the Dutch by Ralph Manheim. Garden City NY: Doubleday & Company.

Oberski, Jona. 1984. Kinderjaren. Een novelle. ’s-Gravenhage: BZZTôH.

Onrust, Margreet, Arie Verhagen & Rob Doeve. 1993. Formuleren. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu van Loghum.

Van Hoek, Karen Ann. 1992. Paths Through Conceptual Structure: Constraints on Pronominal Anaphora. Dissertation UCSD.

Vandenbosch, Luc. 1992. Aspekten van passiefvorming in het Nederlands. Een kognitief-pragmatische benadering. Dissertation University of Antwerp (UIA).

Verhagen, Arie. 1992. ‘Praxis of Linguistics: Passives in Dutch’, Cognitive Linguistics, 3, p. 301-342.

Verhagen, Arie. 1995. ‘Taal- en toch letterkunde’, Forum der Letteren, 36, p. 335-340.