Het Taalcentrum-VU: van hotline tot taalaudit    18-21

Barbara de Lange

De Hotline Engels van het Taalcentrum-VU is algemeen bekend. Wie in een gewoon Engels-Nederlands of Nederlands-Engels woordenboek een woord niet kan vinden, kan de Hotline bellen en zal in de meeste gevallen antwoord krijgen. De Hotline is als het ware het visitekaartje van het Taalcentrum. Deze gratis dienst is opgezet om bekendheid te geven aan het Taalcentrum, en dat is gelukt. De Hotline heeft in de beginperiode ervan veel publiciteit gekregen. Eigenlijk iets te veel, want toen de Hotline bekend werd bij ondertitelaars van de televisie, kwamen er allerlei vragen binnen van ondertitelaars die bezig waren met een documentaire, en dan de Nederlandse namen van twintig verschillende haaienrassen wilden weten. Dat was dus niet de bedoeling.

De Hotline is eigenlijk bestemd voor vragen van klanten en potentiële klanten, die binnen vrij korte tijd kunnen worden beantwoord met behulp van alleen naslagwerken, zonder dat er iemand echt op onderzoek uit hoeft. Een professionele vertaler die al een uitgebreid ‘apparaat’ in huis heeft, zal dan ook merken dat de bemanning van de Hotline over ongeveer dezelfde informatie beschikt. Als een professionele vertaler een bepaald woord dus niet kan vinden, dan moeten ook de mensen achter de Hotline onderzoek buiten de deur doen. Toen bijvoorbeeld een beller naar de Nederlandse naam van een heel specifiek soort borduurgaren vroeg, moest een fourniturenhandel worden gebeld, waarop bleek dat dit al de tweede maal die dag was dat deze vraag werd gesteld. De beller had dat ook al gedaan.

‘Verder kan iedereen bij ons terecht,’ aldus Babette Raijmann, afgestudeerd aan het Instituut voor Vertaalwetenschap van de Universiteit van Amsterdam en hoofd van het Vertaalbureau van het Taalcentrum. Met de vraag hoe een minuscuul moertje van een hydraulische pallettruck in het Engels heet, maar ook met vragen naar idioom en vragen die algemene culturele aspecten betreffen. Veel vragen gaan ook over de conventies bij het schrijven van brieven. ‘Mensen komen echt met de gekste vragen,’ vertelt Babette, ‘maar ook met vragen over de uitspraak van het Engels, of van wie een bepaald citaat is.’ Het centrum heeft een boekje uitgegeven met een overzicht van de vragen aan de Hotline Engels: Hoe zat het ook alweer met...? Het gaat daarbij om vragen over aan elkaar of los schrijven, afbreken aan het eind van een regel, aanhef en afsluiting van Engelse brieven, Amerikaanse en Britse spelling, briefconventies en dergelijke.

De geschiedenis
Directeur Rob Doeve stond aan de wieg van het Taalcentrum. In de tijd dat hij afstudeerde werden er juist voorzichtige commerciële activiteiten ontplooid. Daartoe werd een instituut opgericht ‒ het Instituut voor Communicatieontwikkeling ‒ en Rob Doeve ging na zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde in 1988 voor dat instituut een cursus ontwikkelen. ‘Mijn carrière vertoont wel een opgaande lijn maar weinig geografische spreiding’; hij studeerde namelijk aan de VU en bleef er werken. Bij de letterenfaculteit begon men te beseffen dat het leraarschap voor letterenstudenten nauwelijks nog toekomstperspectief bood, terwijl de taalstudies nog sterk op die beroepskeuze waren gericht met hun colleges Middelengels en Oudhoogduits en veel Shakespeare en Goethe. Letterenstudenten kwamen na hun studie veelal in de communicatieve sector terecht. Het taalvaardigheidsonderwijs bij alle talen moest vernieuwd worden, maar ook moest de taalvaardigheid bij studies als economie worden verbeterd. Men wilde de diensten van het Taalcentrum aanbieden binnen de universiteit ‒ met het idee dat ook economie- en rechtenstudenten leerden stukken te schrijven en presentaties te houden ‒ en aan de wereld buiten de universiteit. Met dit doel voor ogen werd in 1989 het Taalcentrum-vu opgericht, waarin het Instituut voor Communicatieontwikkeling opging. De vertaaldienst is een latere uitbreiding, die begon met de Hotline Engels. Veel bellers van de Hotline komen uiteindelijk terecht bij een van de andere divisies van het Taalcentrum: de afdeling Nederlands, het vertaalbureau, de afdeling Moderne Vreemde Talen en nog een afdeling waaronder die activiteiten vallen die niet in de eerste drie thuishoren.

Het Taalcentrum is weliswaar gehuisvest in het gebouw van de vu, maar het is een zelfstandig bedrijf. Op de vraag in hoeverre het imago dat de naam oproept een voor- of een nadeel is, antwoordt Rob Doeve dat de meningen daarover verschillen. De naam en de vestigingsplaats lijken eerder vertrouwen (degelijkheid, de associatie met wetenschap) dan wantrouwen (zou het allemaal niet te studentikoos zijn?) te wekken. En zolang het centrum niet te klagen heeft over het aantal nieuwe klanten en het aantal steeds terugkomende klanten, maakt Rob Doeve zich geen zorgen over het imago. ‘Bovendien biedt de huisvesting binnen de vu wel degelijk voordelen: hoewel voor alle niet-openbare diensten moet worden betaald, is veel informatie gemakkelijk verkrijgbaar. De bibliotheek is onder handbereik en er loopt altijd wel een native speaker in het gebouw rond, die zonodig kan worden ingeschakeld bij vertaalproblemen in een van de moderne talen.’

De diensten
Het Taalcentrum wil klanten een veelzijdige verzameling diensten aanbieden: van vertalingen tot bemoeienis met stijl en opzet van rapporten, tekstcorrectie, maar ook bemiddeling als een bedrijf dat buitenlandse gasten krijgt een tolk nodig heeft, de zogenaamde taalescortservice.

Zo verzorgt het Taalcentrum taaltrainingen Frans, Duits en Engels voor bedrijven, en privé-trainingen, bijvoorbeeld voor mensen die naar het buitenland worden uitgezonden. Er zijn schrijftrainingen voor wetenschappers, telefoontrainingen voor secretaresses en taal toetsingen voor bedrijven die bij een sollicitatieprocedure precies willen weten op welk niveau een sollicitant een bepaalde taal beheerst. Onder de afdeling Nederlandse taal- en communicatiecursussen, onderzoek en advies vallen trainingen in rapporteren, nota’s schrijven en dergelijke en een Workshop Spelling, maar ook onderzoeken naar de communicatie binnen een bedrijf (communicatie-audits).

Er wordt flink aan de weg getimmerd met een grote verscheidenheid aan activiteiten, maar de sterkst groeiende afdeling is die van de vertalingen. Deze afdeling verzorgt vertalingen uit en in het Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Portugees, Scandinavische en Slavische talen, en voor voorlichtingsdoeleinden Arabisch en Turks. Er is een vertaler Nederlands-Engels (een native speaker) in vaste dienst. Het meeste werk dat wordt aangeboden bestaat namelijk uit het vertalen van stukken in het Engels. Voor exotische talen worden eventueel andere, daarin gespecialiseerde bureaus ingeschakeld. De vertaalwerkzaamheden worden uitbesteed aan freelancers of aan andere bureaus als het om werk gaat waar een ander bureau meer in gespecialiseerd is. Ook als er op een gegeven moment een te groot aanbod van werk is, wordt er samengewerkt met in wezen concurrerende vertaalbureaus, bijvoorbeeld bureaus die net als het vertaalbureau van het Taalcentrum zijn aangesloten bij de ata (Association of Translation Agencies). Deze vereniging heeft een aantal algemene leveringsvoorwaarden opgesteld waaraan de leden zich houden, verzorgt een aansprakelijkheidsverzekering, doet marktonderzoek, heeft een geschillencommissie in het leven geroepen en een kwaliteitskeurmerk ingesteld.

Op de vraag hoe de vertaalafdeling de kwaliteit van geleverd werk waarborgt, antwoordt Babette Raijmann dat ze nieuwe vertalers altijd een proefvertaling laat maken of oud werk van hen bekijkt. ‘Bovendien wordt vervolgens al het vertaalde werk gecontroleerd, en óf vertaald óf gecontroleerd door een native speaker. Een vertaler die eens een keer minder goed werk levert, krijgt heus nog wel een herkansing, maar het komt voor dat een vertaler consequent minder goed presteert.’ Dat ervoer ze met een Nederlandse vertaler die naar het buitenland was verhuisd en na verloop van tijd duidelijk het contact met de Nederlandse taal had verloren.

De vertalers die voor het centrum werken, krijgen een lijstje met huisregels mee, met richtlijnen voor de wijze van aanleveren van hun tekst en over de huisstijl. Per opdracht worden aanwijzingen gegeven over het publiek waarvoor een tekst bestemd is, over de tekstsoort en dergelijke. Voor zover mogelijk wordt welbewust een bepaalde vertaler bij een bepaalde tekstsoort gekozen. Bij het Engels kan dat gemakkelijk, omdat het aanbod van zowel werk als vertalers groot is. Voor een juridische tekst zal geen vertaler worden gevraagd van wie bekend is dat hij of zij vrij vertaalt, maar voor bijvoorbeeld een wervende brochure wel. Babette Raijmann: ‘Bij je keuze van een vertaler houd je rekening met de tekstsoort en de wensen van de klant. Voor technisch-juridisch werk of een proefschrift kies je iemand die zich geen vrijheden veroorlooft, voor wervende teksten, bijvoorbeeld een folder voor de provincie, weer wel.’

De vertaalafdeling doet ook puur correctiewerk. Ook in dat geval, als een klant met een eigen tekst komt, wordt in overleg besloten of alleen naar spelling en grammatica zal worden gekeken, of dat ook stilistisch zal worden ingegrepen. Omdat veel klanten vaste klanten zijn, is min of meer bekend wat hun wensen zijn.

Tot de klanten van de vertaalafdeling behoren bedrijven, overheid en semi-overheid, maar ook docenten van de VU die voordrachten vertaald willen hebben en promovendi die hun proefschrift willen laten vertalen. De vertaaldivisie is nog steeds groeiende en dat komt onder andere door de groei van belangrijke klanten; het Midden- en Kleinbedrijf dat sterk aan het internationaliseren is levert bijvoorbeeld veel vertaalwerk op. Het enige nadeel van deze zonnige toekomst voor het Taalcentrum-VU is dat uitbreiding ‒ en de vertaalafdeling zal zeker moeten uitbreiden ‒ verhuizen betekent. En verhuizen betekent dat de associatie met de vu verloren gaat. Maar met zo’n continuïteit in het vaste-klantenbestand zal dat geen problemen opleveren.

Het gesprek met Rob Doeve en Babette Raijmann vond plaats op 12 november 1997 te Amsterdam.