Abstract: Korte schets van de vertaalwetenschap in de Sovjetunie, gevolgd door de vertaling van het essay ‘Vertalen als vorm van sociaal gedrag’ van A.V. Sadikov (zie pagina 48-51 van dit nummer). Deze verder onbekende auteur benoemt en relativeert de verschillende eisen die aan vertalingen worden gesteld.
In de Sovjetunie was vertalen een serieuze bezigheid, die uitsluitend door professionele, speciaal daarvoor opgeleide en uitstekend gehonoreerde krachten kon worden verricht. Het idee dat de eerste de beste wetenschapper (dus zonder professionele vertaaltraining) zelf zijn publicaties in een andere dan zijn moedertaal zou kunnen schrijven was voor een Rus te belachelijk voor woorden. Zoiets was werk voor de vakman! Er bestond dan ook een groot leger inderdaad professionele vertalers op elk denkbaar vakgebied, plus de instituten op HBO- en universitair niveau om deze professionals op te leiden. Voor deze opleidingen moesten uiteraard leerboeken worden vervaardigd. Het ontstaan van de vertaalwetenschap in de Sovjetunie is voor een groot deel te danken aan en verbonden met deze vertalersopleidingen. Een aantal docenten en auteurs van lesmateriaal was niet tevreden met de gebruikelijke, louter praktische, normatieve handleidingen (van het type: constructie X in het Engels dient in het Russisch te worden vertaald met de constructies Y of Z) en zette zich aan theoretisch dieper gravend, minder aan het taaloppervlak blijvend onderzoek. Het uitgangspunt hierbij was over het algemeen de structuralistische taalkunde van de school van Jakobson die in de jaren zestig en zeventig de taalwetenschap in de Sovjetunie domineerde.
Zo ontstond er in de Sovjetunie een vertaalwetenschap die zeer nauw bij de praktijk van het vertalen aansloot en een solide taalkundige (structuralistische) basis bezat. Het visitekaartje van deze vertaaltheoretische richting was het tijdschrift Tetradi pereoodčika (Cahiers van de vertaler), waarvan van 1963 tot 1984 eenentwintig afleveringen zijn verschenen. De perestrojka heeft het blad net niet gehaald. Na 1984 heb ik er geen teken van leven meer van ontvangen, waarschijnlijk is het net als zoveel andere wetenschappelijke reeksen uit de Sovjetunie ter ziele gegaan. Dat is jammer, want de Cahiers waren in die jaren veruit de interessantste periodiek op het gebied van het vertalen die ik kende. De nummers waren over het algemeen zeer gevarieerd. Tot de vaste onderdelen behoorden de rubrieken ‘Theorie van het vertalen’, ‘Literair vertalen’, ‘De praktijk van het vertalen’, ‘Recensies’.
Voor gedegen beschouwingen over het nut van de Generatieve Grammatica voor de vertaalwetenschap, specifieke problemen van het vertalen van de poëzie van Lorenzo Medici, of het vertalen van bepaalde modale constructies in het Spaans kon men er terecht.
Vergeleken bij de nogal naar abstract theoretiseren neigende pogingen tot vertaalwetenschap die in die jaren in het Westen werden ondernomen, was de Sovjet-tak een voorbeeld van hoe een toegepaste wetenschap zowel toegepast als wetenschap kan zijn.
Het hier volgende artikel is eigenlijk een wat vreemde eend in de bijt van de Tetradi. De sociolinguïstische benadering ervan is in Rusland betrekkelijk zeldzaam. Discussies over de impliciet aanvaarde normen van wat dan ook werden meestal zorgvuldig vermeden. Het is dan ook tekenend voor de ruimdenkendheid van de redactie dat het tijdschrift er zijn nummer 18 (1981: 3-6) mee opende.
Over de auteur kan ik, behalve zijn naam, niets meedelen. Helaas is het in Russische wetenschappelijke tijdschriften geen gebruik biografische gegevens van de auteurs te vermelden. In ieder geval behoorde hij niet tot de regelmatige medewerkers, want bijgaand artikel is het enige dat van hem is verschenen.