Abstract: Voorpublicatie uit de door Zeeman samengestelde en vertaalde bloemlezing Vier Peterburgers (De Bezige Bij). Zeeman schreef voor Filter een korte inleiding bij de cyclus die Mandelstam in het Georgische Tbilisi schreef in de herfst van 1930 na een acht maanden durende reis door Armenië. ‘Het merendeel van de tekst spreekt voor zich. De lezer wordt echter met klem aangeraden verder te kijken dan zijn neus lang is. Kleurrijke reisimpressies zijn vervlochten met cultuurhistorische terugblikken, persoonlijke motieven en (nauw met zijn persoon verbonden) toespelingen op de harde sovjetrealiteit.’
Met de Russische dichter Osip Mandelstam (1891-1938) heb ik mij in een vorig, academisch, leven geruime tijd beziggehouden. Maar ik heb heel lang geaarzeld om iets van hem te vertalen. Die aarzeling had – laat ik er niet omheen draaien – vooral te maken met de beruchte moeilijkheidsgraad van Mandelstams werk. Hij was een dichter op wiens poëzie de formule dichten = condensare bij uitstek van toepassing is, hetgeen de vormgetrouwe vertaler doorgaans bijzonder weinig ruimte tot manoeuvreren laat. Daar komt nog een morele dimensie bij, wanneer je bedenkt dat er iemand aan het woord is die het schrijven van poëzie met de dood heeft moeten bekopen: Mandelstam werd slachtoffer van de Stalin-terreur. Met name die wetenschap legt een zware last op de schouders van de vertaler – zo ervaar ik het althans – en trekt een voortdurende wissel op zijn integriteit, op zijn instelling om het origineel zo goed mogelijk en naar beste eer en geweten om te zetten.
De onderstaande Armeense cyclus schreef Mandelstam in het Georgische Tbilisi in de herfst van 1930 na een acht maanden durende reis door Armenië. Die trip werd geregeld door Boecharin, Mandelstams beschermheer in de partijtop (die overigens in 1937 zelf ook in Stalins gehaktmolen belandde), en was bedoeld om de dichter tijdelijk te vrijwaren voor de toenemende druk op diens persoon. Bij druk denke men heel concreet aan openlijke lastercampagnes in de pers en het blokkeren van publicatiemogelijkheden. De rondreis kwam op een moment dat Mandelstam de totale ontreddering nabij was. Vijf jaar lang had hij, gemaltraiteerd en als een paria verstoten uit de literaire kringen, geen letter poëzie meer op papier kunnen krijgen. Uit het contact met de christelijke Armeense cultuur, voor hem behorend tot de mediterrane bakermat van de Westerse beschaving, putte hij nieuwe kracht en inspiratie. De neerslag wordt gevormd door de gedichtenreeks en het prozastuk Reis naar Armenië (Het Wereldvenster, 1993), het laatste dat Mandelstam van zichzelf gepubliceerd zag, in 1933 verschenen in het Sovjetblad Zvezda,wat de verantwoordelijke redacteur prompt zijn baan kostte.
De vertaling van de cyclus, een voorpublicatie uit de bloemlezing Vier Petersburgers die in december bij De Bezige Bij verschijnt, is een vormgetrouwe weergave van het Russisch. Het merendeel van de tekst spreekt voor zich. De lezer wordt echter met klem aangeraden verder te kijken dan zijn neus lang is. Kleurrijke reisimpressies zijn vervlochten met cultuurhistorische terugblikken, persoonlijke motieven en (nauw met zijn persoon verbonden) toespelingen op de harde sovjetrealiteit, waarvan Armenië al sedert de annexatie door de bolsjewieken in februari 1921 tegen wil en dank deel uitmaakte.
Het meest openlijk komt Mandelstams kritische houding jegens de ‘verworvenheden’ van de heilstaat tot uitdrukking in het achtste gedicht. Het vergt immers weinig fantasie om het gevoel van kou bij de roos en de spreker, de huiveringwekkende close-up van de patrouillerende forellen en de sinistere, als een niet nader genoemd wild beest voorgestelde berg te zien als verwijzingen naar de toenemende sfeer van onderdrukking die Mandelstam in het Sovjet-imperium bespeurde en die hij zelf aan den lijve ondervond. In een dagboekje dat Mandelstam op zijn rondreis bijhield noteerde hij verbolgen: ‘Werkelijk overal waar ik kwam stuitte ik op de kordate, harde hand van de bolsjewistische partij. De socialistische opbouw was zoiets als een tweede natuur voor Armenië geworden.’ Dat Mandelstam van die vermeende opbouw weinig heil verwachtte, moge blijken uit bijvoorbeeld de laatste twee regels van het vierde gedicht: ‘Nu lig je op een drogerijensponde / En nemen ze van jou een dodenmasker.’ Degenen die geen Russisch kennen mag ik er bovendien op wijzen dat het Russische woord voor drogerijen (het komt ook voor in de tweede strofe van het tweede gedicht) moskatelny luidt, waarvan de stam moska bijna hetzelfde klinkt als Moskva (Moskou). Ga ik hier te ver? Ik denk van niet.
Een aantal verklarende noten kan nog van nut zijn. Hafiz is de schrijversnaam van Sjemseddin Mohammed (1300-1389), de grootste lyrische dichter van Perzië. Met ‘Ver achter de berg geposteerd’ is Centraal-Armenië bedoeld, dat deel van Armenië dat westelijk en zuidelijk van de Ararat ligt; Mandelstam schreef de cyclus zoals gezegd in Tbilisi, dat ten noorden van de Ararat ligt. Een ‘sardar’ is een Perzisch landvoogd of militair bestuurder. ‘Lawasj’ is een brood in de vorm van een pannenkoek. In 5 gebruikt Mandelstam ‘sorbet’ in de oorspronkelijke, van het Arabische sarbat afgeleide betekenis van frisdrank, bereid uit onder andere de bloemblaadjes van een roos. Het zevende gedicht is een beschrijving van de ruïne van de kathedraal van Zvartnots, in de buurt van Etsjmiadzin, van oudsher het geestelijke en culturele centrum van Armenië. Nummer 10 is geïnspireerd op een bezoek aan Asjtarak, een op de zuidoostelijke helling van de Aragaz gelegen bergdorp.
АРМЕНИЯ 1 Ты розу Гафиза колышешь Окрашена охрою хриплой, |
ARMENIË 1 Je troetelt je diertjes van kindren, Je ligt, ingekleurd met schor oker, |
2 Ты красок себе пожелала – Страна москательных пожаров Вдали якорей и трезубцев, И, крови моей не волнуя, Как люб мне язык твой зловеший, |
2 Je wenste jezelf volop kleuren. O bergland van drogerijbranden, Ver weg van Neptunus en ankers, En wars van de kunst van verleiden, Ik hou van je jeugdige zerken, |
3 Ах, ничего я не вижу, и бедное ухо оглохло, И почему-то мне начало утро армянское сниться; Как нагибается булочник, с хлебом играющий в жмурки, Ах, Эривань, Эривань! Иль птица тебя рисовала, Ах, Эривань, Эривань! Не город – орешек каленый, Я бестолковую жизнь, как мулла свой коран, замусолил, Ах, Эривань, Эривань, ничего мне больше не надо, |
3 Zien kan ik helemaal niets, en mijn schamel gehoor wordt al dover, En ik begon van een ochtend in Jerevan zomaar te dromen; Hoe er een blozende bakker zich haast om met deeg te jongleren, Ach, Jerevan, Jerevan! Ben jij door een vogel geschilderd Ach, Jerevan! Geen stad, maar een nootje, gebrand en gezouten. Ik heb mijn warm stromend bloed niet vermorst, heb mijn tijd ingevroren, Ach, Jerevan, Jerevan, ik heb verder niets meer van node, |
4 Закутав рот, как влажную розу, И отвернулась со стыдом и скорбю |
4 Je mond als een bedauwde roos omsluierd, Je hebt je afgewend, bedroefd, volschaamte, |
5 Руку платком обмотай и в венценосный шиповник,
|
5 Wikkel een doek om je hand, dring daarmee door in de struikroos,
|
6 Орущих камней государство – |
6 Koninkrijk van schreeuwende stenen – |
7 Не развалины – нет,– но порубка могучего циркульного леса, |
7 Geen ruïne, nee, maar de houthak van een machtig bos, beschreven door een passer, |
8 Холодно розе в снегу: А в Эривани и в Эчминадзине Снега, снега, снега на рисовой бумаге, |
8 Kou lijdt een roos in de sneeuw: En in Jerevan en Etsjmiadzin En sneeuw en sneeuw en sneeuw bedekt het rijstpapier, |
9 О порфирные цокая граниты,
|
9 Op de purperen granietrotsen kleppend, |
10 Какая роскошь в нищенском селенье – |
10 Hoe rijk doet in een arme nederzetting |
11 Я тебя никогда не увижу, |
11 Nimmermeer zal ik jou nog aanschouwen, |
12 Лазурь да глина, глина да лазурь, 16 октября – 5 ноября 1930 |
12 Lazuur en leem, en leem weer en lazuur, 16 oktober – 5 november 1930 |