De redactie van Filter is er alles aan gelegen om discussie over vertaalnormen en criteria voor goed vertalen aan te moedigen en juicht reacties van lezers toe. Zij behoudt zich echter het recht voor bijdragen aan deze rubriek in te korten. Inzendingen onder pseudoniem worden niet geplaatst.
Bij ‘Daar ga je Burgess, je bent vertaald’ (Filter 1/2):
Anthony Burgess heeft natuurlijk gelijk: het wemelt in de bijbel van woordspelletjes (p. 6-7). Maar als hij met voorbeelden aan komt zetten, slaat hij de plank goed mis. Het verbum bara in Bereshith bara elohim (‘in den beginne schiep God’) betekent niet: (uit)hakken. Er bestaat weliswaar een intensieve vorm, de zogenaamde pi’el, van dit werkwoord (al zijn anderen geneigd dit als een ander, verwant verbum te beschouwen) die ‘uithakken’ kan betekenen, maar dat wordt in Gen 1:1 niet gebruikt. Over de etymologie van het verbum bara weten we weinig, al zou men aan ‘vormen’ of ‘snijden’ kunnen denken als oorspronkelijke betekenis. In Amos 8:2 is er een woordspel tussen het Hebreeuwse woord voor korf (qayyits, maar niet: quais) en het woord ‘einde’ (ha-qets). In Mattheus 3:9 wordt niet gespeeld met de Hebreeuwse maar met de Aramese (!) woorden ’avnayya (niet: ebnayya),‘stenen’, en benayya, ‘zonen, kinderen’. In Jer 5:7 tenslotte gaat het om een woordspel tussen het Hebreeuwse mishpat, ‘rechtvaardig bestuur’ en mispah (niet: mishpah),‘rechtverkrachting’. Of deze woordspelletjes niet in een andere taal over te brengen zijn, zoals Burgess stelt, is natuurlijk nog maar de vraag. Met deze slecht gekozen voorbeelden maakt Burgess het zich ook wel erg moeilijk. Ieder die b.v. in het boek Genesis het verhaal over aartsvader Isaak (‘Hij lacht’) leest, al is het in een vertaling, kan zich al snel een beeld vormen van de talloze malen dat naar het motiefwoord ‘lachen’ wordt verwezen.
Bij ‘De verleiding van Jozef (Filter 1/2):
Ter illustratie van het verhaal over Jozef en de vrouw van Potifar is een tekst uit Bereshit Rabba 87:3 opgenomen, een moeilijke passage die op verschillende wijzen vertaald kan worden. Mijns inziens is zij alleen begrijpelijk in samenhang met andere passages, b.v. Ber. Rabba 22:6 en 84:7. Waarom is er geen poging gedaan hier een Nederlandse vertaling van het Aramees te geven, met de zo broodnodige toelichting!
Verder krijgen we nog een passage voorgeschoteld uit de Tora-‘vertaling’ van Lineke Buys en Marianne Storm. Hier begrijp ik weinig van. Wat betekent in vredesnaam: ‘hij hoorde niet naar haar door opzij van haar te liggen om er te zijn met haar’? Wat is: ‘zijn snuiven gloeide’, waarom: ‘hij kende met hem niets’? Wat heeft dit met vertalen van doen? Kent het Hebreeuws geen tijden? Geen neven- en onderschikking? Geen voorzetsels? Geen betekenisverandering bij passieve, reflexieve of intensieve werkwoorden? Dit strijdt met alle regels van grammatica en syntaxis en doet het voorkomen alsof het Hebreeuws een uiterst primitieve taal is. Onbegrijpelijk en lachwekkend.
Harry Sysling, hebraïcus en vertaler
Amersfoort, 15 december 1994