Abstract: In dit artikel wordt het bedrijf Tekstwerk b.v. voorgesteld dat zich onder leiding van Oda de Jong richt op het vertalen én het schrijven van teksten.
In deze rubriek komen ze zelf aan het woord: de vertaler, de copywriter, het hoofd van een vertaalbureau, de gerechtstolk. Er kan een aanleiding zijn om iemand voor te stellen ‒ een opvallende prestatie, een tegendraadse mening, het winnen van een prijs ‒ maar dat hoeft niet: een decennialange vertaalcarrière of een stille kracht verdienen evengoed een profiel.
Een zondagmorgen, Amsterdam-Zuid, op bezoek bij een succesvol vertaalbureau dat in zijn korte bestaan een nieuwe trend introduceerde. De ‘oortjes’, de kleine advertenties bovenaan het economisch katern van NRC Handelsblad, werpen vragen op en trekken de aandacht: vertalen én schrijven van teksten, staat er. Hoe werkt dit bedrijf, dat oda de jong / tekstwerk b.v.heet? Zo’n tweeënhalf jaar geleden begon eigenaresse Oda de Jong voor zichzelf, na eerst bij een groot accountantskantoor te hebben gewerkt en vervolgens als coördinator bij een vertaalbureau het vak te hebben geleerd. ‘Het was min of meer een sprong in het diepe. Ik had een paar vaste opdrachtgevers uit de tijd daarvoor en al na zes of acht weken stroomden de opdrachten binnen.’ De juridische vorm van haar bedrijf is vanaf het begin de besloten vennootschap geweest. Ze is van mening dat je vanuit een solide structuur moet opereren, omdat je je pas dan helemaal op de essentiële werkzaamheden kunt concentreren. Vanuit zo’n structuur is trouwens het onderhandelen met bijvoorbeeld geldgevers ook een stuk gemakkelijker. Ze is geen boekhouder en wil dat ook niet zijn. De administratie bijhouden vindt ze te tijdrovend en sinds een tijdje heeft ze iemand die dat voor haar doet.
Zelf vertaalt Oda de Jong in en uit het Engels en Nederlands en uit het Duits. Vertalen uit twee talen maakt je volgens haar flexibeler, maar ze staat wantrouwend tegenover mensen die meer dan drie talen achter hun naam zetten; ze gelooft niet dat iemand zo veel talen kan bijhouden en heeft er ook slechte ervaringen mee. ‘Ik snap niet waarom mensen denken dat het indrukwekkend staat, niet inzien dat anderen het als antireclame kunnen opvatten ‒ het imponeert me niet. Het liefst vertaal ik zo saai mogelijke teksten, hoe saaier hoe beter, teksten waarbij het een beetje een uitdaging is om er echt iets moois van te maken.’
Haar bureau is gespecialiseerd in juridische teksten, teksten uit de geldhoek, zoals emissieprospectussen en jaarverslagen, en technische teksten, handleidingen bijvoorbeeld. Een specifieke vertaalopleiding heeft Oda de Jong niet gevolgd. Na het gymnasium heeft ze biologie gestudeerd en sociologie. Engels heeft ze min of meer geleerd in de schoolbibliotheek. Toen ze daar alles gelezen had, mocht ze boeken lenen van een lerares. Ze leest eigenlijk alleen Engelse literatuur, houdt verder kranten en tijdschriften bij, leest de knipselkranten van de Sdu en volgt Ceefax, de teletekst van de BBC. Ook bezoekt ze de seminars die in Maastricht worden gegeven onder de naam Recht en Linguïstiek.
Als we haar vragen naar de werkdruk, luidt het antwoord dat de enige tijd dat ze niet werkt tussen elf uur ’s nachts en acht uur ’s ochtends is. Op zaterdag probeert ze andere dingen te doen, opruimen, boodschappen doen etc. Per week werkt ze gemiddeld zestig à zeventig uur. Voor haar is er zonder werkdruk geen productie mogelijk en ze ervaart de druk meestal als prettig. ‘Ik ken het verschijnsel dat iets zolang duurt als er tijd voor is alleen in positieve zin: vrijwel alles is eigenlijk altijd op tijd af.’
Met wie werk je samen en hoe kom je aan je vertalers?
‘Ik werk met een vast bestand free-lance vertalers in en uit de diverse talen, waarbij het voor sommige talen heel lastig is gekwalificeerde vertalers te vinden. Voor Papiamento bijvoorbeeld zijn er eigenlijk maar twee die ik goed genoeg vind en als die het allebei druk hebben is er een probleem. Ik werk ook samen met andere bureaus, die ik overigens als collega’s zie en niet als concurrenten. Soms bieden vertalers zich zelf aan, soms wordt hun naam genoemd door iemand met wie ik al werk. De vertalers komen uit allerlei walks of life, sommige hebben bij de overheid gewerkt, andere in bedrijven, soms zijn ze als vertaler opgeleid. Hoe dan ook, uit hun eerste opdracht voor mij moet echt blijken dat ze goed genoeg zijn.’
Hoe ziet de ideale vertaler er volgens jou uit?
‘Vertalers heb je in alle soorten. Sommige vertalers zijn heel goed in het schrijven van “losse” teksten, die moet je geen statuten ter vertaling geven. Het wordt dan wel heel mooi, maar er staat meestal niet wat er stond. Andere vertalers zijn heel precies. Vertalers zijn volgens mij op hun best als ze thuiswerken, locatiewerk doe ik dus in principe liever niet. De vertalers die voor mij werken, mogen best excentriek zijn of altijd een halve dag te laat inleveren (daar houd ik dan rekening mee), maar ik houd niet van vertalers die kapsones hebben, niemand is zo goed dat hij of zij zich onmogelijk “mag” gedragen. De ergste fout die vertalers kunnen maken, is iets wegmoffelen wat ze niet begrijpen. Ik zie het meteen als ze ergens “omheen” vertalen. Ik heb veel liever dat iemand opbelt om te melden dat hij iets niet begrijpt, samen komen we er dan wel uit of in laatste instantie met de opdrachtgever. Wat ik ook heel vervelend vind, is vertalers die zich niet aan onze overigens, zeer eenvoudige, opmaakinstructies houden, dat kost veel extra werk.’
Oda de Jong zweert niet bij native speakers, zelf vertaalt ze immers ook in een vreemde taal en ze kent genoeg anderen die dat heel goed kunnen. Een native speaker moet vooral een vertaler zijn. Wel laat ze door niet-natives vertaalde teksten altijd door native speakers corrigeren. Ook komt het voor dat een native speaker de vertaling maakt en dat zijzelf corrigeert, dan let ze erop of alles wel vertaald is en of de brontekst goed begrepen is, want daar schort het bij native speakers wel eens aan. ‘Vooral teksten van de overheid zijn voor veel native speakers moeilijk te begrijpen, die zijn vaak zo wollig dat ze voor Nederlanders zelfs al nauwelijks begrijpelijk zijn. Een voorbeeld: een typisch woord van de jaren negentig is “verkokering”, dit is alleen te vertalen door het op te blazen: “lack of communication between government departments operating in the same policy area”, of iets dergelijks.’
Hoe verloopt een normale vertaalopdracht? Kun je een idee geven van de personen en schakels die erin optreden?
‘Vaste klanten sturen hun opdrachten per post, fax of modem. Nieuwe klanten bellen meestal eerst op. Ik houd er niet zo van om nee te verkopen en neem dus de meeste opdrachten aan. Het vinden van vertalers en correctors is vervolgens mijn probleem. Alle teksten worden door iemand anders dan de vertaler gecorrigeerd en na de correctieronde worden ze nog in de huisstijl gegoten. Die huisstijl bestaat voor brieven uit speciaal, grijsgroen gemarmerd briefpapier. Ik wilde iets extravagants, iets dat je niet verwacht bij een vertaalbureau. De teksten die uitgaan zien er mooi uit, hebben een prettige regelafstand en flinke marges zodat de tekst goed leesbaar is en de opdrachtgever er nog lekker in kan kriebelen.’ Soms wordt haar gevraagd een bepaalde dag voor een opdracht vrij te houden. Als er dan niets komt brengt ze niet altijd een bedrag in rekening; ze vindt dat zoiets tussen ‘partners’ een keer moet kunnen gebeuren. Voor alle vertalingen (inclusief zogenaamde kruisvertalingen, waarbij in en uit een andere dan de moedertaal wordt vertaald) geldt een standaardtarief, ongeacht taal, moeilijkheidsgraad of vertaalrichting. Ten eerste zijn al die verschillende tarieven die bijvoorbeeld het NGV aanhoudt voor de opdrachtgever alleen maar verwarrend, ten tweede zijn alle talen en vertaalrichtingen volgens haar in principe even moeilijk: ‘Als je pretendeert dat je die kennis in huis hebt, hoeft het dus ook niet duurder te zijn.’ Beëdigde vertalingen zijn niet duurder dan gewone vertalingen, behalve wanneer het er een heleboel zijn, dan rekent ze een uurtarief voor de ‘handenarbeid’ van linten knippen, stempels zetten etc. Ook voor correctie en redactie geldt een vast uurtarief. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in “eendagsvliegen”, klanten die eens in de vijf jaar wat hebben en dan altijd per eergisteren. Ook mensen die absoluut niet begrijpen wat er bij vertalen komt kijken, die onmogelijke eisen stellen, qua prijs en qua tijd, mogen naar iemand anders gaan (vaak komen ze daar trouwens wel van terug). Ik denk wel dat opdrachtgevers mijn werk waarderen, tenslotte heb ik veel vaste klanten, maar sommige opdrachtgevers denken volgens mij toch dat vertalen niet veel meer is dan overtikken in een andere taal.’
Oda de Jong richt zich naar de klant: ‘Die hebben recht op heel veel, ik zie ons als een dienstverlenend bedrijf.’ Als bedrijven specifieke termen hanteren, houdt ze daar altijd rekening mee, tenzij ze het er echt niet mee eens is. Een voorbeeld: in een bepaald bedrijf wordt in plaats van ‘extraordinary items’ voor ‘buitengewone posten’ ‘abnormals’ gebruikt, wat volgens haar gewoon fout is. Oplossingen in woordenboeken kloppen vaak niet ‒ als je er al kunt vinden wat je zoekt. De term ‘conservatoir beslag’ bijvoorbeeld staat er niet goed in; uiteindelijk werd het vertaald met ‘seizure before judgement’ en ‘executoriaal beslag’ met ‘seizure before foreclosure’. Maar als ze weet wat er staat, kan ze meestal een vertaling vinden. En als ze iets in een tekst niet begrijpt, dan vraagt ze haar opdrachtgevers wat men bedoelt, want zij zijn tenslotte de specialisten in hun vakgebied. ‘Soms wordt naderhand iets “verfouterd”. Zo werd in de statuten van een bedrijf steeds met “she” naar de onderneming verwezen, het juiste “it” was overal vervangen.’ Ze kan zich af en toe behoorlijk kwaad maken om dit soort veranderingen, want ze wil een goed product afleveren. Daarom wil ze het eigenlijk liever niet weten als een klant later iets fout wijzigt. Ze heeft in principe natuurlijk copyright op de vertaling, maar ziet liever niet dan wel haar naam onder de vertaling.
De advertentietekst die je gebruikt, trekt de aandacht. Hoe zie je de relatie tussen tekstschrijven, vertalen en herschrijven?
‘Een vertaler die geen schrijver is, is geen echte vertaler. Vertalers die te goed schrijven zijn ook weer niet ideaal. Soms is vertalen inderdaad herschrijven in een andere taal of naar een andere cultuur. Mijn bureau doet ook schrijfopdrachten, bijvoorbeeld brochures. Dan moet er onderzoek worden gedaan en materiaal gelezen, dan moeten er mensen geïnterviewd worden en gegevens verzameld. Opdrachten waarbij wordt gezegd “Deze tekst is al vertaald, kun je er nog even naar kijken” zijn vaak een ramp: voor de klant zijn ze doorgaans duur en het eindproduct is eigenlijk altijd een wat hybride tekst.’ Ze heeft ongeveer 125 vaste opdrachtgevers. Met uitzondering van één doorlopende opdracht komen lange projecten, van bijvoorbeeld drie maanden, eigenlijk niet voor.
Werk je samen met buitenlandse bureaus voor correctie en redactie van teksten in vreemde talen en besteden die bureaus Nederlands werk uit aan jou?
‘Ja, ik besteed wel werk uit aan buitenlandse bureaus en soms word ik ook benaderd ‒ ik ben lid van het ITI en ben daar bekend. Maar de tarieven in het buitenland zijn zo laag dat ik vaak te duur voor ze ben en er verder niets van komt. Of die werkwijze de toekomst is? Het is best mogelijk dat de tarieven met de verdere versterking van de Europese Unie meer op één lijn komen te liggen. Op zich geloof ik wel in netwerken.’ Hoe vind je dat de vertaalmarkt zich op het ogenblik ontwikkelt?
‘Volgens mij is er een tendens bij bedrijven tot het uitbesteden van vertaalwerk, vooral van haastklussen. Hoe dat precies komt weet ik niet, misschien omdat de medewerkers van vertaalafdelingen om vijf uur naar huis gaan en overwerk onmogelijk is of te duur. Meer in het algemeen is er ook een tendens vertaalafdelingen af te bouwen of te sluiten. De formule van heel grote vertaalbureaus werkt volgens mij niet. Bij een groot bureau is er al gauw minder controle op de kwaliteit. En als je om je heen kijkt, zie je ook dat grote bureaus de laatste jaren in de problemen zijn gekomen.’
Public relations en klantenbinding zijn belangrijk. Het belangrijkste vindt ze dat de klanten weten dat ze er is en waar ze zit. ‘Favoriet zijn de “oortjes” in NRC Handelsblad ‒ een rechteroortje is beter dan een linkeroortje ‒ maar ik adverteer ook in het programmaboekje van het Concertgebouw. Vorig jaar had ik een speciale paasactie en ontvingen alle relaties vijf paaseitjes op milieuverantwoord stro, in een mooi gemarmerd doosje in mijn kleuren. Het kost wel geld, en soms vindt mijn accountant het minder geslaagd maar ja, het oog wil ook wat, toch?’ Andere investeringen zijn uiteraard hardware en software. Ze heeft woordenboeken op cd-rom, want een computer heeft veel meer geduld met opzoeken dan zij en is bovendien veel nauwkeuriger en sneller. ‘Ik merk trouwens als ik woorden opzoek, dat ik vreemd genoeg voornamelijk naar synoniemen zoek.’ Verder maakt ze gebruik van alle termenbanken en faciliteiten die er voor vertalers zijn en legt ze ook wel lijsten aan van vondsten van haarzelf of van anderen die opnieuw gebruikt kunnen en moeten worden. ‘Maar eigenlijk ontbreekt me de tijd om dat systematisch te doen.’ Oda de Jong is een gedreven zakenvrouw, maar een met passie voor het vertalen: ‘Ik vertaal omdat ik niets heerlijker vind, ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen.’
(Interview en tekst door Annegret Böttner en Caroline Meijer. Het gesprek vond plaats op 5 februari 1995 te Amsterdam.)