Lumineus detail    57-62

Ezra Pound over vertalen

Peter Liebregts

Abstract: Een bijdrage over de vertaalopvattingen van Ezra Pound (1885-1972), inclusief een vertaling van een vertaalpoëticaal fragment uit het tweede grote prozawerk van Pound, I gather the Limbs of Osiris (1910) (zie pagina 63-68 van dit nummer).

 

Ezra Pound (1885-1972) heeft naast zijn dichtwerken, zoals Hugh Selwyn Mauberley en zijn magnum opus The Cantos, ook vele vertalingen geproduceerd van zo uiteenlopende dichters als de Provençaalse troubadours, Sophocles, Sextus Propertius en Heinrich Heine, van het Japanse No-drama en van Chinese poëzie. Daarnaast heeft hij zich in vele prozawerken gebogen over de vraag wie tot de essentiële canon van de wereldliteratuur behoort en waarom, welke grote niet-Engelstalige werken in dit verband vertaald moeten worden en hoe dit zou moeten gebeuren. Het uitgangspunt van Pound daarbij is altijd dat van een praktiserende dichter geweest die geloofde dat ‘techniek’ een verwaarloosde factor dreigde te worden in de moderne poëzie. Pounds vele essays en vertalingen proberen dan ook, al dan niet in combinatie, op gedetailleerde wijze de diverse poëtische technieken van zijn voorgangers te laten zien om zo duidelijk te maken hoe dit literaire verleden nog steeds relevant is voor het heden.

I Gather the Limbs of Osiris (1911-12) is het tweede grote prozawerk van Pound na The Spirit of Romance (1910), een serie beschouwingen over de poëzie in diverse Romaanse talen tussen de late Oudheid en de Renaissance. I Gather the Limbs of Osiris verscheen oorspronkelijk in twaalf afleveringen in het tijdschrift The New Age tussen 30 november 1911 en 22 februari 1912, vergezeld van een noot waarin te lezen viel dat ‘onder deze titel dhr. Pound uiteenzettingen en vertalingen zal bijdragen ter illustratie van “De Nieuwe Methode in Scholarship”’. De twaalf afleveringen van Osiris wisselden dan ook om beurten prozabeschouwingen over de historische methode van het ‘lumineuze detail’ af met poëtische vertalingen van het Angelsaksische gedicht ‘The Seafarer’ (achtste eeuw), van gedichten van de Provençaalse dichter Arnaut Daniel (ca. 1180-1200) en van de Toscaanse dichter Guido Cavalcanti (?1259-1300).

De opzet van The Spirit of Romance en van Osiris bevat reeds die kenmerken die zouden blijven terugkeren in Pounds beschouwingen over literatuur en in zijn eigen poëzie. Zo worden de geanalyseerde teksten uitgebreid gepresenteerd in het origineel en/ of in vertaling op een dusdanige wijze dat de teksten zelf in plaats van het door Pound geleverde commentaar centraal staan. Deze vertalingen vormen een staalkaart van literaire teksten als ‘lumineuze details’ die dieper inzicht bieden in de ontwikkeling van literatuur. Deze rechtstreekse confrontatie met de werken zelf (zij het in vertaling) werkt in Pounds ogen meer verhelderend dan welk leerboek of welke analyse ook omdat deze de aandacht van de werken zelf zouden afleiden. Een ander belangrijk kenmerk is Pounds criterium voor zijn selectie van de teksten, namelijk het in zijn ogen innoverende technische gehalte ervan, in Osiris aangeduid als het ‘donatieve’ aspect. Deze selectie omvat niet alleen de ‘erkende klassieken’, zoals Homerus, Dante, Chaucer en Shakespeare, maar tevens wat minder bekende schrijvers en werken als Amaut Daniel en ‘The Seafarer’. Zo vormen The Spirit of Romance en Osiris de basis voor wat Pound in de loop der jaren in zijn kritische proza zou laten uitgroeien tot een zeer persoonlijke canon van de wereldliteratuur aan de hand waarvan hij meende te kunnen tonen hoe de literatuur zich ontwikkeld heeft en wat er nog voor huidige en toekomstige schrijvers te doen valt in hun eventuele bijdrage aan een verdere ontwikkeling.

Pounds vertalingen en beschouwingen dienen zo een tweeledig doel: in de eerste plaats wil hij de lezer ‘opvoeden’ met behulp van de in zijn ogen essentiële literaire werken zonder kennis waarvan men zich niet ‘belezen’ of ‘beschaafd’ mag noemen. Ten tweede dient de canon hemzelf tot richtsnoer: door het bestuderen van de meesterwerken van het verleden en door het proberen zich hun specifieke technieken eigen te maken, oefent Pound zich als ‘dichter’ om vandaaruit te proberen nieuwe wegen in te slaan. Bovendien zag Pound vaak in het werk van zijn voorgangers al uitgedrukt, en in zijn ogen op superieure wijze, datgene wat hijzelf wilde uitdrukken; met andere woorden, een niet onaanzienlijk deel van de door Pound bewonderde en vertaalde schrijvers diende hem ook tot persona of ‘masker’, een middel waardoor hij zijn eigen gevoelens en ideeën kon uitdrukken door zich te verschuilen achter de woorden van een andere dichter. Uiteraard is het duidelijk dat Pounds selectie ook nog eens diende ter rechtvaardiging van zijn eigen literaire werken; met andere woorden, Pound was voortdurend bezig zichzelf in zijn eigen canon ‘in te schrijven’ en probeerde zo een plaats te veroveren naast zijn grote voorgangers met wie hij immers zoveel gemeen had of meende te hebben.

De titel I Gather the Limbs of Osiris is door zijn verwijzing naar de Egyptische mythe van Isis and Osiris een poëtische omschrijving van Pounds relatie tot zijn literaire verleden. Toen Seth zijn broer Osiris had vermoord, in veertien stukken had gehakt en deze verstrooid had over heel Egypte, wist Osiris’ vrouw Isis deze stukken weer te verzamelen, waarna Osiris weer tot leven kwam en sindsdien als koning over de Onderwereld regeerde. Zo zag Pound ook zijn eigen werk: als het weer samenbrengen en tot leven wekken van de essentie van de wereldliteratuur, een essentie die verspreid was (geraakt) over vele plaatsen en over vele perioden. Het vertalen van de ‘dode’ dichters om hun zo weer een ‘levende’ stem te verschaffen was een middel tot het reanimeren van het verleden in het heden. Deze stemmen ‘spreken’ in Pounds proza en poëzie meestal een soort Engels dat zich beweegt tussen de taalgrenzen van het origineel en die van het contemporaine Engels van Pounds tijd. Zo lijkt het erop dat Pound door zijn vertalingen zich de originele tekst wil toe-eigenen als uitdrukking van zijn eigen belevings- en gevoelswereld. Toch selecteert Pound de door hem te vertalen werken niet uitsluitend op deze gronden. Op grond van een aantal passages uit de vertaling van Osiris kan men concluderen dat Pound wel degelijk ook ‘objectieve’ oogmerken had.

Ik heb in deze vertaling door middel van geselecteerde fragmenten geprobeerd de algemene teneur van het prozagedeelte van Osiris weer te geven. Het leek me onzinnig om Pounds eigen(zinnige) vertalingen nog eens te vertalen; vandaar dat ik een aanzienlijk deel van het proza van Osiris dat dieper ingaat op de technische aspecten van literatuur en van literaire vertalingen, heb weggelaten.1 Toch wil ik aan de hand van enkele voorbeelden laten zien dat Pound zich in Osiris niet alleen bezighield met de vragen wat men zou moeten lezen, casu quo vertalen, en waarom juist deze teksten. De vertalingen van Osiris maken ook zonder Pounds eigen commentaar duidelijk hoe men bepaalde teksten moet vertalen.

Zo opent Osiris met een vertaling van het Oudengelse gedicht ‘The Seafarer’, een vertaling die net als Pounds vertaling van gedichten van Sextus Propertius in Homage to Sextus Propertius nogal wat hooglopende discussies in academische kringen heeft opgeleverd.2 ‘The Seafarer’ verhaalt van de beproevingen van de reiziger op zee, van de rusteloze zwerver met een dubbelzinnige houding ten aanzien van de gevestigde orde. Hij verkiest de eenzaamheid en de gevaren boven het zelfgenoegzame, in materieel opzicht geslaagde, maar in spiritueel opzicht oppervlakkige leven van de ‘bourgeoisie’. Pounds voorkeur voor dit gedicht kan natuurlijk gedeeltelijk verklaard worden vanuit zijn eigen achtergrond als reiziger-zwerver van Amerika naar Europa, waardoor de spreker van ‘The Seafarer’ tot een persona kan worden. Pound zag in het gedicht echter tevens een typisch ‘Engelse’ expressie van een universeel thema uit de wereldliteratuur. Hij stelde in Osiris: ‘Ik heb in de Angelsaksische taal een bepaald element gezocht dat de verschillende kwaliteiten van poëzie die vanuit het zuiden naar boven zijn komen drijven getransformeerd heeft, een element dat die kwaliteiten soms verrijkt en verengelst heeft, soms afgewezen heeft, en dat zich niet liet combineren.’ Door middel van zijn vertaling van ‘The Seafarer’ poogt Pound dus te laten zien hoe de eigenheid van de taal van het gedicht de erfenis van de technieken van poëtische, anderstalige voorgangers heeft getransformeerd en zo het gedicht een plaats in de literatuurgeschiedenis heeft gegeven.

Omdat voor de meeste engelstalige sprekers in zijn tijd het Angelsaksisch een vreemde taal geworden was, zocht Pound naar een middel om het gedicht zodanig te vertalen dat de vertaling recht zou doen aan de karakteristieken van het origineel zonder dat dit de begrijpelijkheid voor iemand zonder kennis van dat origineel teniet zou doen. De vertaling zou dus een lezer niet alleen de inhoud duidelijk moeten maken, maar tevens moeten laten zien en horen wat voor ervaring het lezen van het originele Angelsaksische gedicht eigenlijk was (en is). In zijn poging hiertoe offerde Pound herhaaldelijk de betekenis van het origineel op aan de klank en het ritme van zijn versie waarin hij trachtte de klank en het ritme van het Angelsaksisch te transponeren in ‘leesbaar’ Engels. Zo gebruikte hij in ‘The Seafarer’, gekant als hij was en zou blijven tegen de overheersende rol van de jambische pentameter (blank verse) in de engelstalige poëzie, een alliteratief klemtoonpatroon dat hij baseerde op het Angelsaksische taaien verseigen van de originele ‘Seafarer’. Dit leverde hem van de kant van hen die meenden dat een vertaling in de eerste plaats de inhoud moet overbrengen, nogal wat kritiek op.

Ten dele is die kritiek gerechtvaardigd, aangezien Pounds ‘fouten’ in de vertaling niet altijd opzettelijk waren. Zo vertaalde hij thurh, ‘through’, met ‘tomb’, blijkbaar in de war met thruh, en haalde hij læne, ‘transitory’, en læn, ‘laan’, door elkaar. Andere ‘fouten’ waren wél opzettelijk om zo veel mogelijk van ‘The Seafarer’ een homofone versie van het origineel te kunnen maken. Zo vinden we bijvoorbeeld wrecan, ‘to compose’ of ‘to recite’, vertaald als ‘reckon’, tweon, ‘to doubt’, als ‘twain’, en blæd, ‘glory’, als ‘blade’. Hier is de letterlijke betekenis geweld aangedaan terwille van het behoud van de Angelsaksische klank. Dit principe paste Pound niet alleen toe op individuele woorden maar ook op frasen: sumeres weard, ‘guardians of summer’, wordt ‘summerward’, en merewerges mod, ‘the heart of a man weary with the sea’, ‘Mere-weary mood’. Naast zijn pogingen om in zijn versie geen woorden of constructies ontleend aan het Latijn toe te laten, zoveel mogelijk harde medeklinkers te gebruiken, moderne syntactische verbindingswoordjes te vermijden en archaïsche vormen als ‘-eth’ toe te passen, wilde Pound zelfs ook nog de zogenaamde Angelsaksische ‘kennings’ of retorische omschrijving vangen in zijn versie. Zo vertaalt hij hwælweg, ‘ocean’, als ‘wale-path’, en flæschoma, ‘body’, als ‘flesh-cover’, en voegt zelfs eigen ‘kennings’ toe, zoals ‘earthweal’ for eordwelan, ‘earthly possessions’. Het moge duidelijk zijn hoe ambitieus Pound was in zijn poging om ‘The Seafarer’ te vertalen.

In het prozagedeelte van Osiris gaf Pound met betrekking tot ‘The Seafarer’ slechts een ‘filologische noot’ over corrupties in de originele tekst, maar ging hij niet of nauwelijks in op zijn beweegredenen voor de wijze van vertalen; dit strookt echter volkomen met zijn idee dat de dichter slechts het ‘lumineuze detail’ moet presenteren en niet becommentariëren. Pound noemde ‘The Seafarer’ dan ook een voorbeeld van zijn “‘New Method” in Literary Scholarship’.

Zo beschouwt Pound ook Amaut Daniels werk als een ‘lumineus detail’ omdat deze Provençaalse dichter tussen ca. 1180-1200, een eeuw voor Cavalcanti en Dante, zijn ‘onderscheidingsvermogen’ toepaste bij het gebruiken van rijm, en zo rijm ging hanteren op een manier die zijn voorgangers nog niet hadden gebruikt. Bovendien probeerde Daniel in Pounds ogen het verband tussen klank en betekenis te herstellen in een tijd waarin men, wederom in Pounds interpretatie, ‘slordig’ schreef. In zijn vertalingen van Daniel in vier van de twaalf secties van Osiris probeerde Pound in het Engels te laten zien wat Daniel in het Provençaals als nieuw element in de literatuurgeschiedenis had toegevoegd. Bovendien besteedt Pound een complete sectie van Osiris aan een algemene bespreking van de relatie tussen muziek en poëzie, waarin hij technische adviezen geeft over ritme, melodie en toon en waarbij hij opnieuw naar Daniel verwijst als het voorbeeld van een dichter wiens werk gezongen kan worden zonder dat de begrijpelijkheid van de woorden teniet wordt gedaan.

Op grond van inhoud en presentatie mag, zoals gezegd, I Gather the Limbs of Osiris gelden als een vruchtbaar werk in Pounds oeuvre. De teneur van Osiris zou later genuanceerd en uitgewerkt worden in essays als How to Read (1931) en ABC of Reading (1934), waarin Pound blijft hameren op techniek als een essentieel deel van de virtù van een kunstenaar. Pounds eigen dichtwerk laat duidelijk zien hoe bij voortduring zijn vertalingen van belang zijn geweest voor zijn eigen ontwikkeling als dichter en zijn pogingen om zijn eigen virtù te vinden. Daarnaast zou de methode van Osiris, namelijk de presentatie van het werk van grote poëtische voorgangers zonder beschouwend commentaar, zijn weerslag krijgen in Pounds grote gedicht The Cantos, die staalkaart van literaire technieken, waarin verleden en heden, literatuurgeschiedenis en autobiografie, citaten van kunstenaars, vertalingen van en verwijzingen naar ‘lumineuze details’ en eigen schepping moeiteloos in elkaar overlopen.

 

Noten
1 Het prozagedeelte van Osiris beslaat 23 bladzijden in Pounds Selected Prose 1909-1965, ed. William Cookson, London: Faber 1973, p. 21-43. Daarvan heb ik ca. een zevende deel vertaald. Het is overigens ironisch dat de integrale tekst van I Gather the Limbs of Osiris zelf in latere herdrukken in stukken is gehakt; zo vindt men de prozagedeelten van Osiris in Selected Prose 1909-1965, terwijl de vertalingen verspreid zijn terug te vinden in Translaiions (London 1970).
2 Pound zelf lokte een deel van deze kritiek uit door in The New Age van 15 februari 1912 te stellen dat zijn versie van ‘The Seafarer’ kon gelden ‘as nearly literal... as any translation can be’ (Selected Prose, p. 39). Voor een analyse van Pounds vertaling, zie Michael Alexander, The Poetic Achievement of Ezra Pound, Berkeley/Los Angeles 1979, p. 66-79; zie ook zijn ‘Ezra Pound’s Seafarer’, Agenda XIII/4-XIV /1, p. 110-26.