Een nieuw vertaaltijdschrift in Edinburgh    89-90

Over Translation and Literature

Ton Naaijkens

Translation & Literature. Edinburgh: Edinburgh University Press. Volumes 1, 2 & 3. 1992, 1993 & 1994, ISBN O 7486 0310 7, ISBN 0 7486 0366 2, ISBN O 7486 0426 x. ca. f 70,- per deel.

 

Dit nieuwe tijdschrift verschijnt jaarlijks te Edinburgh: Translation & Literature heet het, en het is een aantrekkelijk, levendig jaarboek. Het heeft zich (in 1992) voorgenomen artikelen en besprekingen van literaire vertalingen uit alle perioden te publiceren, en richt zich daarbij vooral op de Engelse literatuur en haar buitenlandse betrekkingen. Om de wetenschappelijke positie te kenschetsen: de redactie van het jaarboek definieert ‘vertaling’ even ruim als Filter dat beoogt te doen. Zij wil het behalve over vertaling in enge zin ook hebben over andere vormen van ‘commerce between writers which involve the use of the past and of the foreign, including those processes described by such terms as “imitation”, “influence”, and “allusion”.’ Bovendien zal ‘the serial’s scope (...) extend to the activity of “translation” between literary and non-literary forms.’ Dat willen wij ook. Het is aan de historici te zijner tijd te verklaren waarom verschillende groepen mensen op hetzelfde moment maar onafhankelijk van elkaar op dezelfde ideeën komen. In ieder geval zorgt het er nu al voor dat Filter het vernieuwende van zijn eigen, speels-klassieke activiteiten drastisch relativeert. Naast richtinggevende artikelen over bijvoorbeeld de ascetische fundamenten van het westerse vertalen (wellicht ten overvloede: dat zijn Hiëronymus en Augustinus) en de autoriteit van het vertaalde woord Gods, presenteren de mensen uit Edinburgh rubrieken als: een vertalersforum (vertalers, grijp het woord, ook in Filter), een serie ‘documenten’ met klassieke vertaalessays en een recensiegedeelte. Zinvol en stimulerend, open en herkenbaar. Interessant is de afdeling die in deel 2 (1993) opduikt, de ‘review essays’, waarvan de auteurs al recenserend een nieuwe beschouwende en argumentatieve positie bekleden. In deel 3 bijvoorbeeld staat een grondige bespreking van de boeken van Lefevere door Theo Hermans en in deel 2 gaat Douglas Robinson in op een jaren-negentig-trend in de vertaalwetenschap (na Nida in de jaren zestig, Steiner in de jaren zeventig en het poststructuralisme in de jaren tachtig) die met ‘kolonialisme en vertaling’ wordt aangeduid. Robinson, die sinds The Translator’s Turn (1991) een volstrekt eigen geluid in de vertaalwetenschap laat horen, is een van de paradepaardjes van Translation & Literature, bovendien een gedreven schrijvend man, die het relatief lage aanzien van de vertaalwetenschap plompverloren kan wijten aan het feit dat het een van de weinige westerse wetenschappen is die niet door Plato is uitgevonden. De Romeinen zijn de uitvinders, zegt hij, die beschouwden ‘waarheid’ immers niet als rechtstreekse ingeving van God en hadden oog voor de bemiddelende en dus vertalende rol van culturen en van de menselijke wezens die deze vertegenwoordigen. Maar dat schipperende van de Romeinen (Cicero, Horatius, Plinius en anderen) werd door sobere lieden als Hiëronymus niet serieus genomen (‘too casual, too free-spirited, too willing to give the translator free rein’), vandaar het heuse idee van de strikte weergave van het woord Gods, hoeksteen van het westerse vertalen. Robinson morrelt daar fors aan, op een buitengewoon losse en meeslepende manier. Alleen om hem al zou je Translation & Literature moeten volgen. In nummer 3 staan een interessant artikel over het belang van Ovidius voor Shakespeare en een recensie van een boek over antisemitisme en seksisme in Engelse bijbelvertalingen uit de Renaissance. Volgen.