Nederlanders in Italië   20-05-2024

Een metabeeld tussen mythe en realiteit

Matilde  Soliani
 

‘Alsjeblief, geef die Italianen en Spanjaarden dat geld niet!’

‘Oh, nee, nee, nee, ik onthoud het!’

2020 was voor de meeste mensen een spannend jaar. De bovengenoemde aansporing van een werknemer van de afvalverwerkingscentrale in Den Haag en de reactie daarop van de Nederlandse premier Mark Rutte heeft er een nog spannender jaar van gemaakt voor degenen die door hun studie of werk betrokken waren bij de relatie tussen Nederland en Italië. De inzet was uiteraard veel hoger. In het voorjaar 2020 zat Europa midden in de coronapandemie en de Europese ministers van Financiën konden toen nog geen akkoord vinden over de economische steunmaatregelen in verband met de coronacrisis en de gezamenlijke schuld. Geld uitgeven of niet uitgeven, dat was de kwestie. Het ging in de Nederlandse media om een ‘strijd’ tussen Rome en Den Haag. Italiaanse kranten bestempelden Nederlandse politici als gierige geldwoekeraars, koplopers van de groep landen die faliekant tegen het financieren van een gezamenlijke schuldpositie was. Zo’n sterke polarisatie riep bij een aantal media en kennisinstellingen zowel in Italië als in Nederland de vraag op: ‘hoe denken Italianen over Nederlanders, wat is het imago van Nederland in Italië?’

Het eerste aanspreekpunt om een dergelijke vraag te beantwoorden zijn Nederlandse correspondenten in Italië geweest, die over deze kwestie door medejournalisten geïnterviewd werden. Het tweede aanspreekpunt bleek de universiteit te zijn, waar deze vraag tot dan toe nauwelijks bestudeerd was, zij het met enige opmerkelijke uitzonderingen. De vergelijkende literatuurwetenschap is het vaderland van de imagologie, een lens (van Doorslaer 2019: 58) waarmee ethnotypen (dat wil zeggen, voorstellingen van nationale beelden van Zelf and Anderen) als een sociaal en discursief begrip worden geanalyseerd. De imagologische methode werd door Franse comparatisten ontwikkeld, met name Marius-François Guyard (1921-2011) die in de jaren vijftig ‘l’étranger tel qu’on le voit’ analyseerde. Nadien maakte de imagologie vooral in Europa opgang dankzij de bijdragen van comparatisten als Hugo Dyserinck (1927-2020), Manfred Beller (1936) en Joep Leerssen (1955). Het doel van imagologie is om nationale en culturele stereotypen vanuit en transnationaal en comparatief perspectief te analyseren. Het is essentieel te benadrukken dat het niet om de vraag gaat of een stereotype inderdaad ook klopt: ‘imagology does not study what nations or nationalities are, but rather how they are represented’ (Van Doorslaer 2019: 57). Dus nationale voorstellingen worden niet onderzocht om stereotypen te versterken, in tegendeel. Imagologische inzichten zijn gericht op de deconstructie van nationale beelden door de ideologische oorsprong ervan te bewijzen (Flynn, Leerssen & van Doorslaer, 2016, p.3).

Hoe het ene volk het andere typeert, is al wel enigermate onderzocht. De website Imagologica.eu wordt door de onderzoeksgroep van Leerssen bijgehouden: daar is een Ethnotypology-tabel te vinden waar op dit moment ruim drieduizend combinaties van spected en spectant beschikbaar zijn. Laten we een voorbeeld hanteren om deze twee begrippen uit te leggen: als men het beeld van Nederland in Italië bestudeert, dan geldt Nederland als spected en Italië als spectant. Wat specifiek Nederland-Italië betreft, in 1990 werd het seminar ‘Het beeld van Italië in de Nederlandse en Vlaamse literatuur en omgekeerd’ in Bologna georganiseerd, wat echter op zich een sporadisch initiatief bleef. Academici benadrukken inmiddels niet alleen de urgentie van een systematische studie van nationale beelden, maar ook de groeiende internationale belangstelling voor een imagologische aanpak op talloze vakgebieden, van psychologie en politiek naar sociologie en vertaalwetenschap (van Doorslaer, Flynn & Leerssen 2015: 2). Vertaling en imagologie hebben veel met elkaar gemeen: beide waren aanvankelijk twee kleine studiegebieden die tot bredere domeinen zijn uitgegroeid en die op de grens liggen tussen talen en culturen. Bovenal kan de imagologische methode in vertaalwetenschap toegepast worden om de bemiddelingsrol van vertaling te bestuderen. Door vertaling kunnen natuurlijk mogelijke nationale beelden herschreven worden, maar het is in eerste instantie een kwestie van selectie (van Doorslaer 2019: 56-57). Wat wordt vanuit een taal en cultuur naar een andere vertaald? Welke nationale beelden worden daardoor al dan niet opzettelijk voorgesteld of juist niet voorgesteld?

Dit nauwe verband tussen Translation Studies en imagologie verklaart waarom de eerste werken over grensoverschrijdende beelden tussen Italië en de Lage Landen in het laatste decennium vooral binnen de Nederlandse afdeling van de tolken- en vertalersopleiding aan de Universiteit van Triëst tot stand kwamen (o.a. Gentile & Ross 2020 en Gentile 2021) . In het kader van de Master Gespecialiseerde vertaling en conferentietolken in Trieste werd een dergelijk onderzoeksproject ingevoerd met als doel een antwoord op de volgende vragen te bieden: wat is het imago van Nederland in Italië en welke veranderingen heeft de beeldvorming rond Nederland daar in de afgelopen halve eeuw ondergaan?  Dit onderzoek werd tussen juli 2020 en maart 2021 uitgevoerd en bestond uit drie fases: een literatuurstudie en inventaris van de verschillende elementen die de beeldvorming rond Nederland bleken te vormen; een focus op de geschiedenis van Nederland tussen 1971 en 2020, waar historische gebeurtenissen als ‘triggers’ behandeld werden, ofwel prikkels waarmee onze mentale ‘frames’ geactiveerd worden (Leerssen 2016: 24); de onderzoeksfase. In het onderhavige artikel zullen we ons voornamelijk richten op wat we verderop als het metabeeld van Nederland in Italië zullen definiëren. We zullen de bestanddelen van de beeldvorming rond Nederland in de volgende paragraaf in een notendop samenvatten en imagologische begrippen en relevante historische gebeurtenissen door het artikel heen toelichten.

Het theoretische kader
De eerste stap richting Nederland was een inventaris van de onderdelen van de beeldvorming rondom het land en zijn inwoners. Met ‘beeldvorming’ verwijzen we hier naar ‘le lieu où s’expriment (…) à l’aide d’images, de représentations les façons, les modalités (…) selon lesquelles une société se voit, mais aussi se définit, mais encore se rêve’ (Pageaux, 1995 :140). Om een bredere blik in het imago te werpen, werd Nederland in deze eerste onderzoeksfase als de spected nationaliteit bestudeerd, maar er werd geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende spectants.

Krol (2007: 142) focust in haar eigen analyse van het algemene beeld van Nederland op enkele hoekstenen die dit beeld zouden bepalen: de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) en de zeventiende eeuw, soms ook Gouden eeuw genoemd. De Tachtigjarige Oorlog zou als het fundament dienen van de vrijheidsdrang van de Nederlandse bevolking, die nog veel eerder, tussen 69 en 70 na C., tot uiting was gekomen tijdens de Bataafse opstand tegen de Romeinen. Tussen de zestiende en de zeventiende eeuw trok Nederland de aandacht van Europese reizigers-schrijvers. Hun inspiratiebron was de Florentijn Lodovico Guicciardini (1521-1589), die Nederlanders wel als spaarzaam, ordelijk, fatsoenlijk, verstandig, ijverig en flegmatisch maar tegelijkertijd ook als extravagant typeerde (Paris 2020:89).

Na Guicciardini, waren Edmondo De Amicis (1846-1908) en Giuseppe Ungaretti (1888-1970) twee Italiaanse stemmen die Nederland beschreven. De zeventiende eeuw is intussen achter de rug en nieuwe elementen verrijken het imago van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, later Koninkrijk der Nederlanden. Beide schrijvers verwezen zowel naar de economische en technische vaardigheden van de Nederlanders als naar hun sterke zedelijkheid en ze koppelen die twee aspecten aan elkaar. Volgens De Amicis krijgen in Nederland technische en economische successen altijd een morele en ethische betekenis en Ungaretti beschouwde Hollanders als uitstekende kooplieden en ondernemers, maar hij zag deze eigenschappen voornamelijk als een voortvloeisel van calvinisme (Paris 2020: 93). In 1988 legde de Britse historicus Simon Schama (1945) een verband tussen de Nederlandse moraliteit en de Gouden eeuw. Volgens Schama waren strenge morele waarden voor de zeventiende-eeuwse Nederlandse maatschappij de enige oplossing om de door de economische bloei gegenereerde welvaart en de calvinistische mentaliteit met elkaar te verzoenen.

Er bestaat een tweede vaak voorkomende begrip als het om de Gouden eeuw en diens invloed op de beeldvorming rondom Nederland gaat, namelijk tolerantie.  Doorslaggevend was de driehoek immigratie – handel – nationale samenhorigheid, namelijk de komst van migranten, aanvankelijk vanuit Brabant en Vlaanderen, en de identificatie met een nieuw Israël, de bloei van de VOC en het anti-Spaanse gevoel (Dagnino & Prandoni 2020: 81). Vanaf de zeventiende eeuw speelt verdraagzaamheid een sleutelrol in de vorming van een nationale identiteit en Nederlands zelfbeeld. Historicus Willem Frijhoff (1942) plaatste de Nederlandse identiteit in 2019 in een historisch perspectief. ‘Meer dan in de beeldvorming door anderen herkennen we de historische identiteit van Nederland beter in de constante confrontatie tussen variërende, maar steeds betrokken gesprekspartners over de thema’s uit ons collectief bestaan die we essentieel vinden en die als het ware de emblemen van onze eigenheid zijn’, aldus Frijhoff (2019: 27). Om een voorbeeld te geven van dergelijke thema’s noemt hij onder andere de Gouden eeuw en haar teloorgang, Neêrlands Israël en de traditie van gedogen en tolerantie.

Vanaf de twintigste eeuw wordt het begrip ‘gedogen’ vooral kenmerkend in Nederland in verband met het gedoogbeleid op het vlak van softdrugs (Coats 2018: 11-12). De progressieve hervormingen van na de tweede wereldoorlog liggen ten grondslag aan de reputatie van Nederland als gidsland: ‘not only did the country as a whole become a centre of social experimentation that included drug policy and euthanasia, but a wave of “social movements” committed to issues like peace and human rights put the Netherlands at the forefront of border forms of international’, aldus historicus James C. Kennedy (2011: 22).

Tegelijkertijd stelt Kennedy (2011: 23) de Nederlandse tolerantie in recente tijden ter discussie. Terwijl steeds meer landen progressieve hervormingen doorvoeren (denk aan het homohuwelijk of de legalisering van euthanasie) en Nederland steeds minder als een uitzondering opvalt, zouden maatschappelijke veranderingen, o.a. de ontzuiling en het toenemende multiculturalisme, een gevoel van onzekerheid bij de bevolking wekken. Ook al bestond het onderscheid tussen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’ sinds de jaren zeventig (Snoek, 1994: 70), wordt de Nederlandse migratie-aanpak in 2000 beschreven door journalist Paul Scheffer als een ‘multicultureel drama’ waar het integratiemodel mislukte en waar ‘de tolerantie onder de last van achterstallig onderhoud kreunt’. Het groeiende gevoel van onzekerheid werd door journalist Ian Buruma ook aan de dag van 2 november 2004 gekoppeld. Twee jaar na de moord op politicus Pim Fortuyn werd filmmaker Theo Van Gogh door een islamitische extremist doodgeschoten. Zulke gebeurtenissen hebben het succes van het Nederlandse populisme vergroot (Gentile & Ross, 2020: 87) en een maatschappelijk debat over Nederlandse normen en waarden veroorzaakt. Vandaar dat ‘the international reputation of the Dutch [is] currently under evaluation’, aldus Kennedy (2011: 22).

Onderzoeksmethode
Op grond van de eerder beschreven identiteitscrisis en de sleutelrol van het begrip tolerantie in de beeldvorming rondom Nederland besloten we om van het concept van verdraagzaamheid het draaipunt van ons onderzoeksproject te maken. Aangezien het imago van Nederland (spected) in Italië (spectant) een redelijk onbekend terrein was, lag het vanaf het begin voor de hand dat ons onderzoek een verkennende waarde had. Volgens de classificering van Neuman (2000) heeft explorative research tot doel om bekend te raken met een context door een mentaal kader te bepalen. Op basis daarvan is het mogelijk om nieuwe ideeën, hypotheses en vragen te formuleren en tegelijk om de uitvoerbaarheid van onderzoek te bepalen aan de hand van adequate metingen. Zoals door van Doorslaer (2021:206) is aangeraden, werd de imagologische lens in dit onderzoek toegepast aan de hand van interviews. Er werden élite-interviews gevoerd (Gillham, 2000: 81-84): respondenten waren allemaal experts in de relatie tussen Nederland en Italië. De eerste helft van de respondenten waren Italiaans en wonen of woonden in de Lage Landen. De tweede helft waren Nederlanders die in Italië wonen en werken. Dankzij de tweeledige oorsprong van de deelnemers was het mogelijk om twee lagen van het beeld van Nederland te bestuderen: het heterobeeld en het metabeeld. Het heterobeeld bestaat uit de ethnotypen die een spectant aan een spected toekent en dit werd dankzij de antwoorden van de Italiaanse respondenten geanalyseerd. Aan de hand van de antwoorden van Nederlandse experts konden we bovendien het metabeeld van Nederlanders in Italië onderzoeken, namelijk de manier waarop Italianen naar Nederland kijken, niet volgens Italiaanse respondenten, maar volgens Nederlanders zelfs.

De interviews waren semigestructureerd (Gillham, 2000: 81-84): een vragenlijst met open vragen over het beeld van Nederland in Italië was opgesteld en aan alle respondenten voorgelegd, maar niettemin mochten deelnemers met grote vrijheid hun antwoorden verder ontwikkelen en formuleren. We bestudeerden de Nederlandse verdraagzaamheid volgens vier verschillende trajecten en de vragenlijst werd zodanig geformuleerd dat de vier schakeringen van het begrip van tolerantie naar voren zouden komen. We maakten  een onderscheid tussen:

  1. een verticaal traject (tolerantie van de overheid ten opzichte van de bevolking)
  2. een horizontaal traject (tolerantie van Nederland ten opzichte van andere landen)
  3. een cirkelvormig traject (tolerantie binnen de Nederlandse bevolking)
  4. een overig traject (spontane suggesties, door respondenten gedeelde verhalen en anekdotes)

Om de antwoorden van respondenten te analyseren werd een ad-hoc methode ontwikkeld op basis van het triangulatieprincipe van kwantitatieve en kwalitatieve metingen. De eerste kwantitatieve fase van de analyse werd aan de hand van de vragenlijst gevoerd, de tweede (kwalitatief) steunde op de vier trajecten. De analyse van de antwoorden werd bovendien door inzichten van andere experts verrijkt. De auteur van dit artikel heeft in het kader dit onderzoek bovendien aan twee internationale evenementen deelgenomen die kort na elkaar waren georganiseerd: Clash of stereotypes? ‘Italia-Olanda’ and the battle for the Recovery Fund, een door de Koninklijk Nederlands Instituut te Rome georganiseerde webinar, en de jaarljike conferentie van de Universiteit Leiden Italy Today-Dialogues on Dutch-Italian viewpoints. Daar was het mogelijk om de deskundigen te benaderen en relevante vragen voor dit onderzoeksproject te stellen over het heterobeeld van Italianen over Nederland. Zoals voorheen al vermeld, zullen we in dit artikel uitsluitend op het metabeeld van Nederlanders in Italië focussen. Ook al wordt onze steekproef daardoor verkleind, zullen we de twee fases van de analyse behouden om een overzicht te geven van de toegepaste methode.

De kwantitatieve analyse
Hieronder presenteren we de kwantitatieve analyse van de verzamelde gegevens. De vragen en antwoorden, die zuiver qua inhoud werden geanalyseerd, zonder aandacht te schenken aan formuleringen en effectieve volgorde van vragen tijdens de interviews, leverden tien kernpunten op.

K1 bestond uit tolerantie in het metabeeld van Nederland. Alle Nederlandse deelnemers namen verdraagzaamheid in het metabeeld van Nederland op. Ze probeerden daar ook een uitleg voor te bieden: alle deelnemers noemden het gedoogbeleid over softdrugs, de legalisering van prostitutie (2/3 van de respondenten) en abortus (1/3) en een algemeen idee van vooruitgang (2/3) werden vervolgens vermeld.

Met K2 verwijzen we naar associaties die in Italië gelegd worden met Nederland en die een positieve connotatie hebben. Alle deelnemers hadden het over stereotypes en een kansrijke arbeidsmarkt, 2/3 van de respondenten vermeldde ook een idee van duurzaamheid en innovatie en het ethnotype van een transparante en meritocratische staat.

In K3 werd er op multiculturalisme gefocust. Door 2/3 van de respondenten werd gesuggereerd dat Nederland als een multicultureel land wordt beschouwd. 1/3 van de deelnemers suggereerde dat dat mede te wijten is aan een zekere weerklank van het debat over Zwarte Piet in 2020, toen de aanhang van de Black Lives Matter-beweging internationaal sterk groeidde. Alle deelnemers gingen akkoord met het feit dat het koloniale verleden van Nederland in het metabeeld niet ingesloten dient te worden en dat er geen associaties worden gelegd tussen Nederland en religieuze tolerantie (K4).

Bij K5 was het doel om de impact van de moorden op Pim Fortuyn en Theo Van Gogh op het metabeeld van Nederlanders in Italië te onderzoeken. Alle respondenten waren het ermee eens dat de moord op Van Gogh een grotere weerklank toonde dan de eerste, ook al werd daardoor geen maatschappelijk debat in Italië op gang gebracht. Volgens 2/3 respondenten heeft de moord op Pim Fortuyn vooral verbazing in Italië veroorzaakt, maar zonder bepalende gevolgen voor het beeld van Nederland.

Respondenten werden bij K6 ondervraagd over de rol van politici in het beeld van Nederland in Italië. De geanalyseerde politieke persoonlijkheden zijn minister-president Mark Rutte, de toenmalige minister van Financiën Wopke Hoekstra en de politici Geert Wilders en Thierry Baudet. Premier Rutte speelt een doorslaggevende rol volgens alle deelnemers: doelwit van felle kritiek tijdens het voorjaar van 2020, kwam hij op een positiever keerpunt met een meer begripvolle houding tegenover de Italiaanse eisen in de zomer (2/3 deelnemers). 2/3 van de participanten duidde een negatief impact van minister Hoekstra tijdens de lente van 2020 aan: toen kreeg hij kritiek uit Zuid-Europese landen, in het bijzonder Italië en Spanje, vanwege zijn voorstel om een onderzoek in te stellen naar Europese landen die geen budget beschikbaar hadden om de coronacrisis het hoofd te bieden. Later gaf minister Hoekstra toe dat zijn opstelling te weinig empathisch had gekloken. In de mening van alle respondenten verschijnen Baudet en Wilders niet in het algemene metabeeld van Nederland in Italië.

Op de vraag of Nederland als een land voor of tegen de Europese Unie wordt gezien, reageerden alle deelnemers met een eenduidige mening. Nederland wordt gezien als een voorstander van het Europese project en 2/3 van de respondenten meent dat Italianen Nederland en Duitsland binnen de EU over één kam scheren. Niettemin werd Nederland in 2020 ook als anti-Europees bestempeld (2/3). Dit beeld viel samen met de omschrijving van Nederland als ‘meedogenloze, benepen en egoïstische geldwoekeraars’ (Leijendekker 2020) tijdens de onderhandelingen over het Europese herstelfonds. Het metabeeld van 1/3 van de respondenten blijkt door de gebeurtenissen van 2020 verslechterd, terwijl de rest van de deelnemers verklaarde dat het akkoord over een Recovery Fund al een teken was van een snelle verbetering in het imago van Nederland.

In het voorlaatste kernpunt werd aan deelnemers gevraagd om eventuele andere voorvallen aan te duiden die gevolgen hadden voor het imago van Nederland in Italië. Alle respondenten noemden het vandalisme op de Fontana della Barcaccia in Rome door de voetbalsupporters van Feyenoord in 2015, wat veel verontwaardiging bij de Italiaanse opinie veroorzaakte. 2/3 van de deelnemers noemde ook de teleurstelling over de keuze van Amsterdam als nieuwe vestigingsplaats van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in plaats van Milaan, alsook de polemieken over de opvang van migranten en Sea Watch-schepen die onder Nederlandse vlag voeren.  

K10 bestond uit een open vraag over een veelzeggende anekdote over het metabeeld van Nederlanders in Italië. Hier komen drie elementen aan bod: waardering van Nederland met veel verbazing over de keuze om in Italië te wonen, een gebrek aan kennis, wat in de komende paragrafen nauwkeuriger wordt besproken, en een snelle associatie tussen Nederlanders en softdrugs. Dat wordt als een voorbeeld van het zogenoemde effet de typique beschouwd: ‘the characteristics presented as being meaningfully representative of the nation as a type, are in fact selected and highlighted because they set that nation apart from others. It its ultimate reduction, this effet de typique can condensate into formulaic caricature’ (Leerssen 2016: 17) en in het geval van Nederland: alle Nederlanders gebruiken of dealen in cannabis.

De kwalitatieve analyse
Vanwege ruimtegebrek, zullen in deze kwalitatieve fase slechts een paar elementen worden vermeld die in de kwantitatieve analyse niet opgenomen zijn en die tenminste twee derde van de deelnemers voorstelden. In deze fase bestuderen we de gegevens langs de vier trajecten en verdiepen we ons in verschillende schakeringen van het begrip ‘tolerantie’.

Het eerste bestudeerde traject, met name het idee van tolerantie in verband met de Nederlandse staat, beschreven we als ‘verticaal’. Het metabeeld van Nederland als een verdraagzame staat werd door alle deelnemers bevestigd en respondenten opperden zelf het idee van een idealistisch beeld van Nederland als een soort van efficiënt Luilekkerland. Toch wordt niet altijd met een positieve blik naar de tolerantie gekeken: er zou ook een metabeeld bestaan van Nederland als het land van de morele verdorvenheid, vergelijkbaar met het Bijbelse Sodom en Gomorra. Het idee van een goed functionerende, aantrekkelijke en innoverende arbeidsmarkt wordt vooral in kritieke fases door een sterk beeld van ‘belastingparadijs’ vervangen. Dit was in 2020 ook nog het geval en is te wijten aan het gunstige fiscale stelsel voor buitenlandse bedrijven die hun zetel in Nederland vestigen. 

Deze polarisatie van tolerantie is geen uniek verschijnsel in de imagologische analyse. Leerssen (2007: 343) verklaart dat de meeste nationale beelden meerdere tegengestelde lagen bevatten, waar sommige aspecten dominant zijn, terwijl andere voornamelijk latent en subliminaal blijven. De gebruikte term om een beeld in alle impliciete samengestelde polariteiten te omschrijven is ‘imageme’ (2007: 344) en daar is de spected altijd aan schuldig: ‘the contradictions within the imageme will often be rationalized by imputing the contradictions to the nation itself, as being a temperamentally bipolar “nation of contrasts” (Leerssen, 2016, p. 18). Frijhoff (2019: 11) had al een imageme voorgesteld: de botheid als kenmerk van de Nederlandse identiteit zou ook een positieve waarde hebben gekregen in de zin van zakelijkheid, een vorm van betrouwbaarheid en directheid. Interessant genoeg werd botheid door alle Italiaanse respondenten in het heterobeeld van Nederland in Italië spontaan ingesloten, maar door slechts één Nederlandse deelnemer. Botheid zal in dit overzicht dus niet verschijnen in het metabeeld van Nederlanders in Italië.

De beweerde zakelijkheid en efficiëntie van Nederlanders komt in zekere mate ook naar voren in het volgende traject. Het horizontale traject volgt het idee van de tolerantie van Nederland ten opzichte van alles wat buiten zijn grenzen valt. Hier werd door respondenten vooral gefocust op de rol van Nederland binnen de Europese Unie en in alle interviews werd Brexit als een beslissende gebeurtenis beschreven, wat het land assertiever zou maken (De Gruyter 2019). Het rapport van 2019 van het Clingendael Instituut had dat al getoond: Nederland binnen de EU valt als ‘weinig empathisch, wel effectief’ op. Deze Nederlandse houding zou dus niets nieuws zijn. Niettemin werd in 2020 de Nederlandse strengheid door Italiaanse media ruimschoots beschreven. Om slechts één voorbeeld te geven: premier Rutte werd door meerdere Italiaanse tijdschriften en kranten ‘dottor Strarigore’ genoemd, wat men als ‘dr. Strenglove’ zou kunnen vertalen. In sommige gevallen werd zelfs een polarisatie tussen tolerant en streng Nederland gemaakt (Del Re, 2020). Het feit dat stereotypen dikwijls in journalistieke teksten voorkomen is geen nieuws: ‘not extreme, but daily signs of national identity are continuously “flagged in the media”: in the use of flags, us and them discourse on national grounds’ (van Doorslaer 2019: 212).  Volgens onze Nederlandse respondenten wordt Nederland dan ook vanuit Italiaans perspectief bekeken: ofwel als het kwade gierige land in crisistijden, ofwel als voorbeeld van een ideaal van vrijheid en tolerantie. In het kader van dit onderzoek verbinden wij de polarisatie van beelden in de Italiaanse media aan de kwestie van (gebrekkige) kennis, wat in de komende trajecten besproken wordt.

Er zijn twee aspecten van de Nederlandse geschiedenis die helemaal van het metabeeld van Nederlanders in Italië uitgesloten worden: het koloniale verleden en de maatschappelijke verzuiling. In beide gevallen onderstreepten respondenten dat deze verschijnselen in Italië onbekend zouden zijn juist omdat de vergelijking tussen de geschiedenis van de twee landen moeilijk zou lopen. Interessant genoeg werden de Gouden eeuw en het imago van Nederlanders als bekwame handelaars door Italiaanse deelnemers vermeld, wat anderzijds geen rol bleek te spelen in het metabeeld. Religie speelt daarin ook geen rol: misschien denken Italianen sneller aan Nederlandse protestanten, hoogstwaarschijnlijk weten ze niet dat er in Nederland een Bijbelgordel bestaat, de overheersende rol van de katholieke kerk in Italië maakt het bestaan van zuilen naast elkaar onvoorstelbaar in de Italiaanse beeldvorming, aldus de deelnemers. Desondanks wordt religie een steeds centraler thema in de naar het Italiaans vertaalde Nederlandstalige literatuur (Gentile 2020: 60) en we zouden zelfs kunnen aannemen dat religieuze beelden in de toekomst een grotere rol zullen spelen in het imago van Nederland. De tijd en mogelijk toekomstig onderzoek zullen het ons leren.

Het laatste traject maakte het voor ons mogelijk om alle aspecten te bestuderen die door respondenten op een spontane manier genoemd waren. Het belangrijkste onderwerp was ongetwijfeld het gebrek aan kennis over Nederland bij de Italiaanse bevolking. Media zouden geen gedetailleerde of genuanceerde informatie over het land bieden en de Italiaanse ‘filter’ zou alomtegenwoordig zijn. Er wordt verder nog een filter toegepast: Italiaanse journalisten spreken in de meeste gevallen geen Nederlands en krijgen toegang tot Nederlandse media via Engelstalige, Franstalige of Duitstalige kranten. Onderzoekers bogen zich al over de bemiddelende rol van journalisten en de overlap tussen journalistiek auteurschap en vertaling en ‘it is no coincidence that research on translation in journalism has led to the coinage of hybrid terms such as “transediting” or “journalator”’ (van Doorslaer 2021: 210). Het tweede onderwerp van het traject, dat spontaan onder onze aandacht gebracht wordt, is de Nederlandse zuinigheid: in hun metabeeld in Italië worden Nederlanders als een krenterig volk gezien. Dit ethnotype komt telkens weer terug wanneer Europese landen economische discussies aangaan in crisistijden, wat bij het horizontale traject al naar voren kwam.

De resultaten: tweevoudige polarisatie
Om het metabeeld van Nederlanders in Italië te bepalen werden de resultaten van de twee fases van onze analyse getrianguleerd. De diachronische analyse van het begrip tolerantie in de beeldvorming rond Nederland, dat we als vertrekpunt van deze analyse gebruikten, bleek nuttig om een tweevoudige polarisatie op te sporen in het beeld van Nederland in Italië. Tolerantie speelt in beide polarisatievormen een cruciale rol. De eerste polarisatie kreeg de definitie van een imageme van het Nederlandse ethnotype: het idee van verdraagzaamheid in Nederland wordt vooral aan het gedoogbeleid en de progressieve hervormingen van het einde van de twintigste eeuw gekoppeld. De Nederlandse vooruitgang wordt door een deel van de Italiaanse opinie op een heel idealistische manier gezien, waar Nederland het land zou zijn waar alles mag en kan. Aan de andere kant wordt Nederland beschreven als een land waar moraliteit niet meer bestaat of waar een houding van fiscaal laissez-faire (een belastingparadijs) wijdverbreid is. Weer het land waar alles mag en kan, maar dan met een sterk negatieve connotatie.

De tweede vorm van polarisatie in het metabeeld van Nederlanders in Italië bestaat uit een tolerant beeld aan de ene kant en een streng en gierig beeld aan de andere kant. Vanuit onze literatuurstudie bleek dat zuinigheid als stevige morele waarde geen nieuw element is in de beeldvorming rond Nederland (zie boven de zestiende-eeuwse beschrijving door Guicciardini). Desondanks zal in Italië altijd verbazing ontstaan over de strikte Nederlandse houding binnen Europa en zou de vraag telkens weer terugkomen: waar is nou de Nederlandse tolerantie gebleven? Volgens onze respondenten werd het beeld van Nederland door de jaren heen niet met nieuwe elementen verrijkt. Er zou vooral sprake zijn van polarisatie, te verbinden met de gebrekkige kennis over Nederland in Italië en de stereotypen over Nederland in de Italiaanse media. Respondenten pleitten in ieder geval voor de verspreiding van diepere inzichten over hun land om het ideale beeld met een meer realistisch en genuanceerd beeld van Nederland te vervangen.

Een blik op de toekomst van imagologisch onderzoek tussen Italië en Nederland
Dit onderzoeksproject had vanwege het verkennende doel als uitgangspunt het beeld van Nederland in Italië meer diepgang te geven. De toegepaste methode werd ad hoc ontworpen en is tot vandaag uitsluitend voor élite-interviews gehanteerd. Met toepassing van dezelfde methode voor een ondeskundige steekproef wordt het mogelijk de eerste hypothese over het hetero- en metabeeld van Nederland in Italië te toetsen.

Alle deelnemers hebben de rol van media in de beeldvorming nog eens benadrukt. Terwijl interviews goed bij een sociologische aanpak van imagologie passen en een overzicht van de context weergeven, kan Critical Discourse Analysis de volgende stap zijn richting een diepere studie van het imago van Nederland in Italië. Met een diachronisch perspectief wordt het ook mogelijk om ‘the provenance of the ethnotypes as tropes in their intertextual transmission, their constants and variables as discursive formulae’ te bestuderen (Barkhoff & Leerssen 2019: 3).  

De studie van de literaire transfer uit de Lage Landen naar Zuid-Europa en met name Italië (Gentile & Ross 2020) heeft al inspirerende inzichten opgeleverd. Door nationaal getypeerde discourse te analyseren in (audiovisuele) media zoals kranten, tijdschriften en sociale media, politieke toespraken, maar ook in sectoren als toerisme, design en musea, kunnen we tot een bredere opvatting van het beeld van Nederland in Italië komen. Een dergelijke corpus moet niemand verbazen: ‘every translator, journalist or narrator has to select and de-select when transferring and recontextualising information, including information about national and cultural images’ (van Doorsaer 2021: 218). Alleen als gestereotypeerde beelden in kaart gebracht worden en ethnotypes als krachtige discursieve elementen worden erkend, is het uiteindelijk mogelijk om het imago van Nederland vanuit een Italiaans perspectief meer te nuanceren en diepgang te geven.

 

Bibliografie
Barkhoff, Jürgen & Leerssen, Joep. 2021.
National Stereotyping, Identity Politics, European Crises. Leiden: Brill.

Beller, Manfred, & Leerssen, Joep. 2007. Imagology. The cultural construction and literary representation of national characters. A critical survey. Amsterdam: Rodopi.

Buruma, Ian. 2006. Dood van een gezonde roker. Amsterdam: Uitgeverij Atlas.

Coats, Ben. 2018. ‘Falsi miti’ in: The Passenger – Olanda. Milano: Iperborea. p. 10-11

Dagnino, Roberto & Prandoni, Marco. 2020. Cultura letteraria neerlandese. Autori testi e contesti dal Medioevo a oggi.Milano: Hoepli.

De Gruyter, Caroline. 2019 mei 22. ‘L'eterna indecisione olandese verso l'Unione Europea’ in: internazionale.it https://www.internazionale.it/opinione/caroline-degruyter/2019/05/22/indecisione-olandese-unione-europea

Dekker, Brigitte; Korteweg, Rem; Nunes, Adriaan; Sie Dhian Ho, Monika & Zweers, Wouter. 2019. ‘Weinig empatisch, wel effectief' Percepties van Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie. Clingendael Rapport.

Dyserinck, Hugo. 1981. Komparatistik: Eine Einführung. Bonn: Bouvier

Van Doorslaer, Luc; Flynn, Peter, & Leerssen, Joep. 2015. ‘On translated images, stereotypes and disciplines’. In Luc Van Doorslaer, Peter Flynn, & Joep Leerssen, Interconnecting Translation Studies and Imagology. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company, p. 1-18

Frijhoff, Willem. 2019. ‘Nederlandse identiteit in historisch perspectief’ in: Sociaal en Cultureel Rapport 2019 – Denkend aan Nederland, p. 1-31.

Gentile, Paola. 2021. De beelden van de Lage Landen in Italiaanse vertaling (2000-2020) Selectie, receptie en beeldvorming. Trieste: EUT.

Gentile, Paola & Ross, Dolores. 2020. Grensverleggende beelden: literaire transfer uit de Lage Landen naar Zuid-Europa. Gent: Academia Press.

Gentile, Paola & Ross, Dolores. 2020. ‘I due volti del populismo olandese. Analisi linguistica e contenutistica dei discorsi di Geert Wilders e Thierry Baudet‘ in: Rivista Internazionale di Tecnica della Traduzione N.22/2020, p.85-110.

Gillham, Bill. 2000. The Research Interview. London: Continuum.

Guyard, Marius-François. 1951. La littérature comparée. Que sais-je? Paris: Presses Universitaires de France

Kennedy, James C. 2011. ‘The Guide Has Become Anxious. How the Netherlands Has Changed’ in: The Low Countries – 2022. N. 19, p. 22-27.

Krol, Ellen. 2007. ‘Dutch’ in: Manfred Beller & Joep Leerssen Imagology: The Cultural Construction and Literary Representation of National Characters: A Critical Survey. Amsterdam: Rodopi, p. 142-145.

Leerssen, Joep. 2016. ‘Imagology: On using ethnicity to make sense of the world’ in Iberic@l, Revue d’études ibériques et ibéro-américaines, p. 13-31.

Leijendekker, Marc. 2020 maart 30. Woede in Italië over Nederlandse ‘meedogenloze geldwoekeraars'. nrc.nl

Neuman, W. Laurence. 2000. Social Research Methods: Qualitative and Quantitative Approaches. Boston; Allyn and Bacon.

Pageaux, Daniel-Henri. 1981. Une perspective d'études en littérature comparée: l'imagerie culturelle in : Synthesis, p. 169-185.

Paris, Franco. (2020). ‘”DE KIEVIETEN EN WILHELMINA”’ Het Nederland van Giuseppe Ungaretti na Guicciardini en De Amicis’ in: Paola Gentile & Dolores Ross Grensverleggende beelden. Literaire transfer uit de Lage Landen naar Zuid-Europa. Gent: Academia Press, p. 87-100

Schama, Simon. 1989. Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw. Amsterdam: Uitgeverij Contact.

Snoek, Kees. 1994. Nederland leren kennen. Nederlandkunde voor anderstaligen. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Van Doorslaer, Luc; Flynn, Peter, & Leerssen, Joep. 2015. ‘On translated images, stereotypes and disciplines’ in: Luc Van Doorslaer, Peter Flynn & Joep Leerssen, Interconnecting Translation Studies and Imagology. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company, p. 1-18

van Doorslaer, Luc. 2019. ‘Embedding Imagology in Translation Studies (among others)’ in:  Slovo.ru: baltijskij akcent (Vol. 10, Issue 3), p. 56-68

Van Doorslaer, Luc. 2021. ‘Stereotyping by Default in Media Transfer’ in: Jürgen Barkhoff & Joep Leerssen, National Stereotyping, Identity Politics, European Crises. Leiden: Brill, p. 205-220

Zucchini, Giampaolo & van Leeuwen, Charles. 1991. ‘L’immagine dell’Olanda e delle Fiandre nella letteratura italiana; l’immagine dell’Italia nelle letterature dell’Olanda e delle Fiandre’ in: Bulletin de l’Institut Historique Belge de Rome 61