Herhalingen spelen een belangrijke rol in literaire teksten: ze zijn van een stilistisch-retorische orde maar kunnen ook eerder talig van aard zijn vanwege hun tekstorganiserende functie. Die rol is van taal tot taal verschillend. Waar de ene taal herhalingen verkiest als tekststructurerende middelen, bezit de andere taal stilistische of talige normen die juist tegen het gebruik van herhalingen pleiten en deze als storend ervaren.
In de literaire vertaling is de aanpak van herhalingen een oude controverse. Om hier meer inzicht in te krijgen, zal ik me in deze bijdrage concentreren op het effect van lexicale herhalingen in bron- en doeltekst. Eerst wordt getoond hoe diverse talen een verschillende voorkeur aan de dag leggen voor het gebruik van herhaling (1). Vervolgens worden voorbeelden uit de vertaalwetenschappelijke literatuur aangehaald om te zien hoe er in vertalingen wordt omgesprongen met lexicale herhalingen (2). Daarna wordt een kleinschalig empirisch onderzoek gepresenteerd met betrekking tot de literaire vertaalpraktijk Nederlands-Italiaans (3). Hierop volgt een bespreking van een paar vertaalwetenschappelijke bevindingen die aansluiten bij dit thema (4 en 5), waarna wordt afgerond met enige slotopmerkingen.
Als theoretisch kader voor deze bijdrage maak ik gebruik van het segment binnen de vertaalwetenschap dat vertalingen met originele werken vergelijkt, maar dan geplaatst in een taaltypologisch perspectief. Vervolgens werp ik een blik op onderzoek naar universele vertaalnormen, en ten slotte wordt vanuit een vertaalsociologische invalshoek nader ingegaan op de rol van de literaire vertaler en zijn/haar houding tegenover de schrijver van de originele tekst. Dit alles in een poging om het verschijnsel ‘herhaling’ duidelijker op de vertaalwetenschappelijke kaart te zetten en zodoende de vertaaldidactiek terzijde te staan, die immers nood heeft aan een systematische aanpak gebaseerd op inzichten in taaldynamiek en -structuren. Hierbij sluit ik aan bij wat ik al diverse malen heb betoogd, onder meer naar aanleiding van de vertaling van werkwoorden van actie en beweging (Ross 2017): taaltypologische en taalcontrastieve kennis is een essentiële kennisbron voor de vertaler, maar deze kan conflicten teweegbrengen tussen de vereisten en intenties van de brontekst/-auteur en die van de doeltekst/-auteur.
1. Lexicale herhalingen en intertalige preferentiepatronen
Herhaling of reïteratie is een gangbaar verschijnsel in taal, muziek, religie en literatuur en het is uitgebreid bestudeerd door taalkundigen en retorici (Abdulla 2001: 289). Belangrijke inzichten in de tekstwetenschappelijke functie van herhaling zijn te vinden bij Halliday & Hasan (1976), De Beaugrande & Dressler (1983), Hatim & Mason (1990) en Baker (2011).
In literaire werken hebben herhalingen allerlei functies, afhankelijk van factoren zoals tekstgenre, schrijver, periode:
They may have a generic function — as they do in comedy, for instance, where repetitions (lingual or situational) function as part of the comic inventory of devices. They play an important role in myths, legends and folk tales, where they provide the generic frame of reference. They have a wide range of functions in poetry, where they may serve as musical, thematic or symbolic devices. They have traditionally served as "hypnotic" religious elements in sacred texts. They may function as a simulator of dialogues or spoken language in modern literature. (Ben Ari 1998: 2)
Herhaling als retorische strategie is uitgebreid bestudeerd in de stilistiek, maar de tekstorganiserende rol van herhaling is, zeker in de literaire vertaling, nog weinig onderzocht (Károly 2010: 40). Een belangrijke groep wordt gevormd door lexicale herhalingen, waar in deze bijdrage de focus op komt te liggen.
Lexicale herhalingen zijn elementen die voor cohesie zorgen1, net zoals synoniemen, hyperoniemen en bepaalde pronomina: dit zijn allemaal coreferentiële elementen, aangezien ze terugverwijzen naar dezelfde semantische entiteit (Ledoux et al. 2007: 801), welke in de meeste gevallen voorheen in de tekst is genoemd.
Lexicale herhalingen vormen een belangrijk thema in vertaalonderzoek, juist omdat het gebruik ervan sterk kan variëren naar gelang van de tekstsoort en het taalpaar: ‘Languages and text types differ in the quantity and quality of lexical repetitions they tolerate.’ (Klaudy & Károly 2002: 100).
Tekstcohesie – en dus het gebruik van herhaling – wordt in de eerste plaats beïnvloed door tekstgenre en tekstsoorten (Károly 2014: 410; Baker 2011: 193). In het algemeen kan gesteld worden dat tekstgenres die behoren tot gesproken communicatie met andere cohesiepatronen werken dan schriftelijke genres. In gesproken communicatie of spontane spreektaal zijn herhalingen heel normaal, omdat er weinig tijd is voor sprekersplanning en de oppervlaktetekst gauw verdwenen is (Beaugrande, de & Dressler 1983: 54). In schriftelijk taalgebruik daarentegen worden langere referentieketens gehanteerd (Károly 2014: 410), waarbij het vaak geboden is om variatie te hanteren of bepaalde verwijzingen pronominaal af te handelen. Te veel herhaling kan immers averechts werken op het informatiegehalte van de tekst (Beaugrande, de & Dressler 1983: 57). Uiteraard moet er bij de oppositie spreektaal – schrijftaal verder genuanceerd worden. Schrijftaal kan bijvoorbeeld sterk variëren met betrekking tot intenties en register, met de noodzakelijke afwisseling in referentiepatronen.
Tekstcohesie en referentiepatronen zijn in de tweede plaats afhankelijk van taaltypologische factoren. Talen zijn op verschillende manieren uitgerust om cohesie te realiseren: ze variëren in hun voorkeur voor specifieke tekstorganisatieprincipes en cohesiemiddelen, en dus in de hoeveelheid lexicale herhalingen die zij normaliter hanteren (Hatim & Mason 1990: 196, 219, 222-223). En die intertalige variatie kan aanzienlijk zijn. In navolging van Pos (2012) kunnen we stellen dat er herhalingstolerante en –fobische talen zijn.
In westerse culturen wordt frequente woordherhaling vaak gezien als een ongewenst stilistisch verschijnsel dat monotoon en armoedig overkomt. Daartegenover staan talen als Grieks en vooral Arabisch en Hebreeuws, die veel meer gebruik maken van herhaling (Károly 2010: 43, Hatim & Mason 1990: 219). Bijvoorbeeld, daar waar het Engels geregeld pronomina inzet, vertrouwt het Hebreeuws eerder op herhaling van de naam van de deelnemer aan een beschreven gebeurtenis (Baker 2011: 193, Klaudy 2009: 105). Verder is proefondervindelijk bewezen dat in het Arabisch en het Hebreeuws herhaling een noodzakelijke stijlfiguur in literaire teksten is (Károly 2010: 43); met name in het Arabisch is het een geliefd retorisch middel:
Arabic is well known to use repetitions as a major rhetorical device. This includes repetition of both form and substance, so that the same information is repeated again and again in a variety of ways in an effort to convince by assertion. (Hatim & Mason 1990: 247)
Aan de andere kant zijn er talen, zoals de Romaanse, waar er eerder sprake is van een herhalingsfobie. Hier is herhaling een beladener stijlfiguur dan bijvoorbeeld in het Nederlands (Pos 2012: 232). Dit is in de vakliteratuur diverse malen opgemerkt, onder meer over de Franse taal. Zo zeggen Hatim & Mason (1990: 196):
In French a concept referred to in a noun phrase will not be expressed in the same way twice running in a text: le dollar américain – le billet vert. Le Président de la République – le chef de l’État, l’Élysée.
Het Franse respect voor een elegante stijl heeft geresulteerd in grote aantallen op schrift gestelde aanbevelingen van wat wel en niet mag in de schrijftaal. Herhalingen staan in deze handleidingen vaak bovenaan de lijst van wat niet door de beugel kan (Ben Ari 1998: 2) en dat is al zo sinds het Franse classicisme. Hetzelfde kan naar mijn inzien gesteld worden met betrekking tot het Italiaans. Zoals Italiës ‘meest geliefde dichter’, Giacomo Leopardi, ooit opmerkte: ‘Als er iets is waaraan de Italiaanse lezer een hekel heeft, dan zijn het herhalingen’ (Paris 2012: 45).
Nu ligt het wel voor de hand dat talen met een duidelijk getal- en vooral genusonderscheid in hun pronominale stelsel, zoals het Italiaans en andere Romaanse talen, eerder geneigd zijn om voornaamwoorden in te zetten. Als er meerdere vormen zijn, bestaat er immers minder kans op verwarring (Baker 2011: 191). De morfologische markeringen bieden dus een belangrijk houvast voor de lezer/toehoorder.
De Germaanse talen, zoals onder meer het Engels (Hatim & Mason 1990: 199), maken minder onderscheid in getal en genus alsook in persoonsaanduidingen bij de werkwoordelijke vervoeging. Vandaar dat lexicale herhaling in die talen veelal duidelijker overkomt dan een pronominale verwijzing. In het geval van het Nederlands komt daar nog bij dat er een mismatch is tussen het naamwoordstelsel en het pronominale stelsel op het vlak van grammaticaal geslacht: de Nederlandse pronomina werken nog met drie genera (althans in de enkelvoudige vormen: hij, zij, het/hem, haar, het), terwijl het naamwoordstelsel nog maar twee genera heeft (onzijdig – niet onzijdig). Dit veroorzaakt onzekerheid en verwijzingsproblemen, waardoor ‘niet zelden […] het naamwoord [wordt] herhaald om de pronomenkeuze uit te stellen’ (Audring 2006: 75). Met andere woorden, herhaling is in een taal als het Nederlands ook noodzakelijk om mankementen in het grammaticale systeem te ondervangen.
Dat herhalingen gebruikelijker zijn in Germaanse talen dan in Romaanse, blijkt onder meer uit de vertaalpraktijk zoals beschreven in de vakliteratuur.
2. Herhaling en vertaling
Het spreekt vanzelf dat men als vertaler in de doeltaal nooit dezelfde netwerken van lexicale cohesie kan reproduceren als die van de brontekst. Maar borg staan voor cohesie is natuurlijk wel een belangrijke vereiste in vertaling (Károly 2014: 408).
Er zijn grofweg drie manieren waarop vertalers lexicale herhalingen in literaire vertaling kunnen verwerken: deze handhaven, opteren voor variatie of compleet negeren. Vooropgezet dat ervoor gezorgd moet worden dat de intenties van de schrijver niet verdraaid of miskend worden, brengt het reproduceren van de oorspronkelijke herhalingen in de vertaling onherroepelijk cohesieverschuivingen teweeg. Die kunnen drie verklaringen hebben, waar voorheen al deels op is geduid: (i) taalspecifieke voorkeur, (ii) normen ontwikkeld met betrekking tot specifieke tekstsoorten en -genres, (iii) het vertaalproces zelf, met name de veronderstelde universele tendens in vertaling om explicieter te zijn dan de bronteksten (Károly 2010: 41-42).
Een bekend standpunt over herhalingen in literaire vertaling komt van schrijver en vertaler Primo Levi, met betrekking tot het taalpaar Duits-Italiaans. In zijn vertaling van Der Prozess van Kafka (1983) merkte Levi op dat Kafka probleemloos hetzelfde substantief drie of vier keer op één pagina gebruikte. In zijn vertaling doet Levi dat niet, omdat het niet past in ‘de Italiaanse stijlconventies’. Hij had naar eigen zeggen ‘medelijden’ met zijn lezers en wilde hen niet opzadelen met een tekst die te zeer smaakte naar vertaling (Raccanello 2006: 380).2 Marelli (2014) erkent de sterke emotionele impact van de herhalingen in Kafka’s werk en interpreteert deze als ‘obsederende hamerslagen’ waar zelfs een ‘hallucinerend effect’ van uitgaat. Zij noteert dat Levi in de vertaling zijn toevlucht nam tot twee klassieke technieken, namelijk vervanging door pronomina en inzet van synoniemen, wat overigens kenmerkend is voor Levi’s eigen proza (2014: 186). Ter illustratie één voorbeeld, waar het woord ‘Spaß’ in de oorspronkelijke tekst wordt herhaald, terwijl de Italiaanse vertaling een synoniem geeft (Marelli 2014: 186):
[...] man konnte zwar das Ganze als Spaß ansehen, als einen groben Spaß [...]. (Der Prozess, 9)
[...] quello che stava capitando poteva essere preso come uno scherzo, una burla grossolana [...]. (Il processo, 6-7)
Binnen een taalfamilie moet er natuurlijk ook verder genuanceerd worden. Wat betreft het taalpaar Frans-Italiaans heeft Raccanello twee Italiaanse vertalingen onder de loep genomen van Zadig van Voltaire, een filosofisch verhaal waar het herhalingsmechanisme heel ‘levendig’ is (Raccanello 2006: 389). De herhalingen in het oorspronkelijke werk worden niet alleen voor de tekstcohesie gebruikt maar ook met andere bedoelingen, zoals parodie, begrippen benadrukken, enz. (2006: 383). In beide vertalingen (respectievelijk van 1938 en 1974) constateert Raccanello een ‘weerstand’ tegen herhalingen, die dan ook veelvuldig vermeden worden (2006: 393-4). Zijzelf staat enigszins kritisch tegenover die vertaalaanpak. Maar het kan inderdaad zijn dat de Franse taal toleranter staat tegenover herhalingen dan het Italiaans. Dat zou dan onder meer gerelateerd kunnen worden aan de morfologie van het Frans, die minder rijk bedeeld is dan de Italiaanse taal. Het Italiaans is immers het dichtst gebleven bij het Latijn, dat een rijk geflecteerde taal was, terwijl het Frans meer tot de periferie van de Romaanse talen behoort (zie bijvoorbeeld Simone 2010).
In vergelijkingen tussen het Duits en het Nederlands blijkt onze taal meer open te staan voor lexicale herhalingen. Dat wordt met zoveel woorden gezegd door vertaler Rainer Kersten tijdens een forumdiscussie tussen Arnon Grunberg en zijn vertalers (Forumdiscussie 2013). Wederom kan dit beredeneerd worden met het argument dat het Duits een rijker geflecteerde taal is: het heeft een meer conservatief pronominaal genusstelsel behouden (De Vogelaer et al. 2020: 272), dat dankzij geslachts- en naamvalaanduiding meer informatie biedt dan het Nederlandse stelsel en dus minder gauw tot verwarring leidt. In het Nederlands, zegt Kersten, wordt men vaker gedwongen om woorden te herhalen, tenzij dit uitmondt in een ‘erg ongebruikelijke en lelijke zin’ (Forumdiscussie 2013).
Ten slotte kan er nog een ander onderzoek vermeld worden, ditmaal in de vertaalrichting Engels-Sloveens. Uit vergelijkende studies blijkt dat er in Sloveense vertalingen uit het Engels, literair of niet-literair, systematisch sprake is van herhalingsvermijding; hetgeen opnieuw in verband gebracht kan worden met de rijkere flectie van het Sloveens. In deze context stelt Zlatnar-Moe, die voor haar studie onder meer zeven vertalingen Engels-Sloveens heeft bestudeerd, dat herhalingen steevast gemeden worden:
In translations from English into Slovene, literary as well as non- literary, there is one stylistic change that appears in nearly every text: repetitions in English texts are avoided in their Slovene translations. […] Non-repetition is one of the most common stylistic shifts in Slovene translations of English literary texts. It appears in all genres, in the work of all translators, from beginners to the most experienced. The rule appears to persist over time since it appears in most recent translations as well as in older ones. (2010: 3)
In de volgende paragraaf zal ik de aandacht richten op het taalpaar Nederlands-Italiaans.
3. Lexicale herhaling in Nederlands-Italiaanse vertalingen
Herhalingen zie je vaak in Nederlandse literaire werken en bij navraag blijkt ook dikwijls dat de auteur die wil terugzien in vertalingen van zijn werk. Maar een simpele regel als: ‘wanneer in het origineel steeds hetzelfde woord staat moet de vertaler ook steeds hetzelfde woord gebruiken’, is volstrekt onbruikbaar. Iedere taal heeft nu eenmaal specifieke taalpatronen. Een goede vertaler heeft kennis van die taaltypologische, taalstructurele en tekstwetenschappelijke informatie.
In het Nederlandse literair proza kunnen we in de eerste plaats onderscheid maken tussen herhalingen op korte afstand – herhalingen binnen een paragraaf, alinea of zin – en herhalingen op lange afstand, zoals Arie Pos (2012) doet onder verwijzing naar de ‘beruchte’ herhalingen in het oeuvre van Arnon Grunberg. Waar ‘handleidingen met stijlinstructies aankomende schrijvers op het hart drukken zomin mogelijk woorden te herhalen, heeft Grunberg van die “fout” juist zijn handelsmerk gemaakt’, constateert Ton Anbeek (2000: 62). Deze herhalingen vormen een markant stijlmiddel binnen de context van de Nederlandse literaire stijlconventies, ze gaan dus veel verder dan nodig voor het louter scheppen van tekstualiteit en ontlenen juist aan dat teveel hun stilistische en literaire meerwaarde (Pos 2012: 226-227). Ze vormen ‘een dicht netwerk, waarmee Grunberg zijn tekst structureert, vaart geeft of vertraagt, tragische en komische effecten aanbrengt, zijpaden en episodes markeert, eenheid schept en de lezer bij de les houdt’ (Pos 2012: 225; zie tevens Forumdiscussie 2013).3
Om de Nederlands-Italiaanse herhalingsbereidheid te testen, heb ik twee Nederlandse romans vergeleken met hun Italiaanse vertaling: De avonden van Gerard Reve en Boven is het stil van Gerbrand Bakker.
4.1 De avonden
Voor De avonden is geopteerd omdat het boek bekend staat om zijn herhalingspatronen en eveneens omdat het op een hernieuwde belangstelling kan rekenen in het buitenland: de Italiaanse vertaling is in 2018 verschenen bij uitgeverij Iperborea, 70 jaar na dato, van de hand van vertaler Fulvio Ferrari, een jaar nadat de Engelse vertaling is verschenen.
Het verhaal is bekend. De hoofdfiguur is Frits van Egters:
een jongen die zit opgezadeld met twee goedwillende, stompzinnige ouders en die zijn vrienden verveelt met verhalen over ziektes en kaalhoofdigheid […]. De wanhoop van kinderen die kennismaakten met de wereld toen die in oorlog was, het suffe gezinsleven onder de lamp, de opgeschroefde vrolijkheid van volwassenen die de schouders er weer onder wilden zetten – dat alles was in die tien dagen uit 1946 samengebald. Reve werd in één klap dé schrijver van zijn tijd. (Janssen & Truijens 2003)
De herhalingen vormen de ruggengraat van de roman, ze zijn functioneel voor de monotonie en de apathie van de hoofdpersoon. Reve weet vaste gewoontes en gezegden en stereotiepe uitlatingen ‘precies zó vaak te vermelden dat het automatisme van de figuur grappig wordt’ (Beekman & Meijer 1973: 43). Eén van de bekendste stereotiepe herhalingen in het boek betreft het thema kaalhoofdigheid, waarover eindeloze gesprekken worden gevoerd. Dit onderwerp wordt verwoord in stilistische herhalingen op korte afstand maar ook op lange afstand. Om te zien of en hoe deze herhalingen worden weergegeven in de Italiaanse vertaling heb ik de pdf-versies geraadpleegd van de originele roman4 en van de Italiaanse vertaling (ter beschikking gesteld door de uitgeverij).
De woorden die op het thema van kaalhoofdigheid slaan zijn de volgende, met frequentieaanduiding tussen haakjes:
woord |
frequentie |
Context |
kaal |
29 |
kaal worden/kaal zijn |
kaalhoofdigheid |
8 |
|
kaalheid |
6 |
|
kaalte |
2 |
|
kaalkop |
1 |
|
Daarnaast gebruikt de schrijver enige synoniemen of omschrijvingen: lege plek, leegte, haren verliezen, er zit geen haar meer op.
In de Italiaanse vertaling ziet het schema er zo uit:
woord |
frequentie |
Context |
calvo (kaal) |
30 |
diventare calvo/essere calvo (kaal worden / kaal zijn) |
calvizie (kaalhoofdigheid) |
13 |
|
pelato (informeel: kaal) |
6 |
|
Ter illustratie volgen twee voorbeelden. Het eerste is een fraai specimen van obsederende herhaling van de collocatie kaal worden, dat vijf keer wordt gebruikt. De Italiaanse vertaler heeft hier enigszins gevarieerd, maar het effect van de herhaling blijft behouden. In de vertaling zijn er in feite drie varianten: één informeel synoniem, één collocatie kaal zijn in plaats van kaal worden, en een algemene uitdrukking waarvan de letterlijke betekenis luidt: ‘dat zal niet zo gauw gebeuren’:
Je begint flink kaal te worden,’ zei Frits. Joop antwoordde niet. ‘Zeg Joop,’ begon hij opnieuw, ‘niet om hatelijk te zijn, maar je hoofd begint heel aardig kaal te worden. Het duurt niet zo lang, tot je haren te tellen zijn op de vingers van je hand.’ Joop glimlachte, de mond klein houdend. ‘Ik word niet zo gauw kaal,’ zei hij. ‘Je schijnt er op te zitten wachten.’ Met wijsvinger en middelvinger betastte hij de diepe inhammen van de haargrens. ‘Toch wel,’ zei Frits. ‘Tel je de haren in je kam wel elke morgen? Dan zul je zien, dat het er elke dag meer zijn. Langzaam maar zeker. Ik zou het verschrikkelijk vinden, als ik wist, dat ik kaal moest worden. Ik zou niet langer willen leven. Maar, begrijp goed, ik wil je niet ontmoedigen.’
‘Is hij weer bezig?’ vroeg Ina, haar onderjurk verschikkend. ‘Ik geloof niet, dat jij je bizonder voor het onderwerp interesseert,’ zei Frits, ‘omdat je er niet bang voor bent. Vrouwen worden inderdaad niet vaak kaal. (14)
«Cominci a essere bello calvo», disse Frits. Joop non rispose. «Senti, Joop», riprese Frits, «non per essere antipatico, ma stai davvero diventando pelato. Non ci vorrà molto e i tuoi capelli si conteranno sulle dita di una mano.» Joop sorrise a labbra serrate. «Non succederà così in fretta», rispose, «ma sembra che tu non aspetti altro.» Con indice e medio si tastò le profonde stempiature. «Sì invece», insisté Frits. «Hai mai contato i capelli sul pettine la mattina? Dovresti accorgerti che ogni giorno aumentano. A ritmo lento ma inesorabile. Per me sarebbe terribile sapere di dover diventare calvo. Non vorrei più vivere. Ma non fraintendermi, non voglio scoraggiarti.» «Ricomincia?» intervenne Ina sistemandosi la sottoveste. «Credo che il tuo scarso interesse per il problema dipenda dal fatto che non hai nulla da temere», disse Frits. «In effetti è raro che le donne diventino calve. (40-41)
In het tweede voorbeeld vermijdt Reve zorgvuldig elke herhaling en leeft hij zich uit in variaties. In de vertaling is er naast een pronominale oplossing één herhaling gekozen met gebruikmaking van het gemeenzame synoniem pelata (kale plek, kaalheid):
‘Joop,’ zei Frits, ‘ik hoef je natuurlijk niet te vertellen, dat je gauw kaal wordt. Maar heb je je al voorgesteld, wat je zult doen, als het zover gekomen is? De kans is groot, dat het ook in het midden gaat uitvallen. Dat je een echte kale plek krijgt. Dat ontsiert bizonder. Dan lijk je net een oude kerel. Zolang het alleen van voren dunner wordt, is er nog niet veel aan de hand. Maar als die kaalte komt, weet je dan wel, wat je moet doen?’ […]
‘Nee,’ zei Joop glimlachend. ‘Er worden verschillende werkwijzen aanbevolen om kaalheid te bestrijden,’ zei Frits, ‘maar dat is oplichterij en de wetenschap staat hier vrijwel machteloos. Maar er zijn middelen om de leegte te verbergen. Dat haal ik niet uit een boek: jij had het ook kunnen weten, maar je kijkt niet om je heen.’ (80)
«Joop», disse Frits, «non c’è bisogno di ricordarti che presto sarai calvo, naturalmente. Ma hai già pensato a cosa farai quando arriverà il momento? È molto probabile che comincerai a perderli anche nel mezzo e che ti verrà una vera pelata. Quella sì che imbruttisce. Sembrerai un vecchio. Finché si diradano solo sul davanti non è poi questo gran problema. Ma se arriva la pelata, sai già cosa devi fare?» […]
«No», rispose Joop sorridendo. «Sono stati proposti diversi metodi per combattere la calvizie», disse Frits, «ma sono tutti imbrogli, la scienza è quasi impotente. Ci sono però dei trucchi per nasconderla. Non è qualcosa che ho letto in un libro, potresti saperlo anche tu, se solo ti guardassi un po’ intorno.» (199)
De voorlopige conclusie is dat de Italiaanse vertaler het begrip ‘kaalheid’ heeft onderkend als een cultureel sleutelelement in de roman en de herhalingen als een primaire stijlfiguur. Hij heeft ervoor geopteerd de Italiaanse stijlconventies in zekere mate om te buigen naar de intenties van de oorspronkelijke roman.
Een ander voorbeeld is het woord spiegel. Dit komt 35 keer voor in de oorspronkelijke tekst (met twee keer een variant: scheerspiegel en gangspiegel). Ook hier volgt de Italiaanse vertaling het stijlprocédé van de herhaling (35x). De meeste herhalingen van het woord zijn te vinden op pp. 11-12 van de oorspronkelijke versie, waar maar liefst negen keer het woord spiegel wordt gebezigd in een totale passage van 264 woorden. De Italiaanse versie volgt deze sequentie trouw – met als enige variant een verkleinvorm (specchietto) voor de weergave van scheerspiegel – terwijl een pronominale variant hier en daar mogelijk zou zijn geweest.5
Overigens heeft ook de Engelse vertaler van De avonden de reviaanse herhalingen in ruime mate gerespecteerd. Zo is de term sleutels (18x in de tekst) met dezelfde frequentie weergegeven door de Engelse vertaler, evenals trouwens door de Italiaanse (Bresciani 2018). Hetzelfde geldt voor het woord radio. Bij het woord kachel heeft de Engelse vertaler echter meer met synoniemen gewerkt, wellicht door een grotere lexicale beschikbaarheid (stove en heater). De Italiaanse versie had meer pronominale vervanging kunnen hanteren, maar dat is – kennelijk zeer bewust – niet geschied. Zoals al aangestipt, druisen deze herhalingspatronen enigermate in tegen de gangbare Italiaanse norm. Of het Italiaanse leespubliek dat zal waarderen, valt te bezien. Maar duidelijk is dat de herhalingen van Reve in hoge mate zijn gerespecteerd door twee bekende vertalers als Fulvio Ferrari in Italië en Sam Garrett in het Engelse taalgebied.
4.2 Boven is het stil
Een tweede experiment betrof de analyse van de eerste twee hoofdstukken van de roman van Gerbrand Bakker Boven is het stil, vertaald door Elisabetta Svaluto Moreolo onder de titel C’è silenzio lassù (2018).6 Ook in dit boek is herhaling een belangrijk stijlprocédé. De schrijver gebruikt vooral kortlopende herhalingen, die in de Italiaanse vertaling op klassieke wijze zijn afgehandeld: sommige zijn gehandhaafd, andere zijn vervangen door synoniemen of voornaamwoorden. Bijvoorbeeld:
Heel in de verte zag ik drie fietsers over de dijk gaan. Als ik een stap opzij had gedaan, had hij de drie fietsers ook kunnen zien. Ik bleef staan waar ik stond. (17)
In lontananza ho visto tre ciclisti sulla strada dell’argine. Se mi fossi spostato di un passo li avrebbe visti anche lui. Non mi sono mosso. (12)
Een herhaling van de drie fietsers in het Italiaans zou wellicht moeilijk te verteren zijn geweest, vandaar de pronominale afhandeling (li = hen/ze). Ook de uitdrukking Ik bleef staan waar ik stond, die een gedeeltelijke herhaling bevat, is zonder enig spoor van herhaling weergegeven (vertaald als: ‘ik heb me niet bewogen’). Een andere passage bevat driemaal het woord kleur. De Italiaanse versie start met een synoniem, en staat dan één herhaling toe:
Mijn nieuwe slaapkamer is, op mijn bed na, helemaal leeg. Ik zal het houtwerk – de plinten, de ramen en de deur – nog een kleur geven. Misschien dezelfde kleur als de vloer, maar daar ben ik nog niet uit. Blauwgrijs heb ik in mijn hoofd. De kleur van het IJsselmeer op een zomerdag die bedreigd wordt door grauwe donderkoppen in de verte. (24)
La mia nuova camera, a parte il letto, è totalmente vuota. Credo che darò una mano di pittura anche agli infissi di legno – battiscopa, porta e finestre. Forse dello stesso colore del pavimento, ma non sono ancora del tutto sicuro. Ho in mente un grigiazzurro: il colore dell’IJsselmeer in una giornata d’estate che nuvole grigie di temporale minacciano in lontananza. (14)
Een ander voorbeeld staat op p. 15, waar in een passage van 95 woorden vijf keer het woord bed voorkomt. De Italiaanse vertaling (p. 11) geeft het woord letto vier keer en één keer is er sprake van een pronominale vervanging.
Concluderend, uit vergelijking van origineel en vertaling blijkt dat aan de Nederlandse herhalingen tegemoet is gekomen, zij het met mate: in diverse passages zijn er minder herhalingen, kennelijk om niet te sterk af te wijken van heersende Italiaanse stijlconventies. Een compromis dus, zoals vertaling in feite altijd is. De verwachting was dat, aangezien het Italiaans een rijker geflecteerde taal is dan het Nederlands, met een onderscheid in genus en getal dat diep verankerd in het taalsysteem zit, er meer ruimte zou zijn voor pronominale verwijzing in de vertaling Nederlands-Italiaans. Naast handhaving van de lexicale herhalingen konden dus de volgende vertaalopties verwacht worden: reducering van het aantal herhalingen door synoniemen of voornaamwoordelijke verwijzing, en weglating. Dat is bevestigd in het tweede onderzoekje, maar niet zozeer in het eerste. De vertaling van Reve lijkt een bewuste en systematische afwijking van gangbare stijlnormen te zijn, terwijl de vertaling van Bakker meer in overeenstemming is met de gangbare normen van de doeltaal en –cultuur. Hierbij moet nog aangetekend worden dat beide boeken door geroutineerde vertalers zijn vertaald en uitgebracht door dezelfde uitgeverij. Gezien de lange staat van dienst van beide vertalers bij dit uitgevershuis mag aangenomen worden dat ze een goede vertrouwensrelatie hebben met het redactieteam van de uitgeverij en dat tijdens de editing van de vertaling diverse vertaalkeuzen gerespecteerd zijn.
Een vraag die zich nog opdringt is of de aanpak van herhalingen in verband gebracht kan worden met algemene tendensen in de vertaling. Hiervoor ga ik terug naar de vertaalwetenschap, om een blik te werpen op het onderzoek naar universalia.
5. Algemene tendensen in de vertaling
Vertaling is een ontzettend dynamisch vakgebied dat een indrukwekkende evolutie heeft doorgemaakt sinds de jaren vijftig-zestig (Englund Dimitrova 2005: 9). Ontstaan als subdiscipline van de contrastieve linguïstiek werden de vertaalproblemen aanvankelijk bijna uitsluitend benaderd vanuit een intertalige vergelijkingsoptiek. Maar sinds de jaren tachtig zijn ook de interculturele verschillen voor de schijnwerpers gekomen, vervolgens verschenen de eerste vertaalsociologische studies naar de rol van vertalingen en vertalers, en in nog recentere tijden ontstond een bekommernis om ethische aspecten rondom de vertaalpraktijk (zie onder meer Brems et al. 2014: pp. 1-16).
De sociologische kentering kwam tegelijkertijd met de technologische omslag in de vertaalwetenschap (Jiménez-Crespo 2017: 201). Het vertalen werd een hoogtechnologisch beroep en de vertaalwetenschap kon dankzij de opkomst van elektronische corpora als onderzoeksinstrument het nodige empirisch en statistisch werk op vertalingen verrichten om regelmatigheden tussen brontekst en doeltekst op het spoor te komen en te zoeken naar vertaaluniversalia (Mauranen & Kujamäki 2004: 1, Chesterman 2016: 45).
Het zoeken naar algemene tendensen in de vertaling is sinds het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw een belangrijk onderzoeksterrein geworden, dankzij de kwantitatieve analyses van elektronische corpora. Die werpen licht op keuzes die vertalers (on)bewust maken en reiken de onderzoeker meer objectieve gegevens aan dan het geval zou zijn met handmatige vergelijkingen tussen bron- en doeltekst (Bernardini & Zanettin 2004: 53).
Het idee om te zoeken naar algemene wetten en regelmatigheden in vertalingen is niet nieuw: de bekendste pleitbezorger hiervan was Gideon Toury die dit zag als een fundamentele taak van de descriptieve taalkunde (Mauranen & Kujamäki 2004: 1). Eén van de pioniers was Mona Baker, die de term universalia, geleend van de taalwetenschap, populariseerde. Toury zelf sprak van wetten (Chesterman 2016: 38), anderen spreken liever van vertaaltendensen, nog anderen bestempelen deze claims als hypothesen (Chesterman 2004: 43) – vooral ook omdat sommigen zich ongemakkelijk voelen met de benaming universalia (Mauranen & Kujamäki 2004: 8), die misleidend kan zijn.
Een bekende vertaaltendens is die van herhalingsvermindering of -vermijding. De drang om herhalingen te mijden lijkt ‘erg sterk’ te zijn (Englund Dimitrova 2005: 133), een defaultstrategie dus. Het is zo’n overheersende norm dat het in alle vertaalde teksten teruggevonden lijkt te worden. Goede vertalers schakelen haast automatisch over op het wissen van herhalingen. Dit is zelfs één van de ‘most persistent, unbending norms in translation in all languages studied so far’, zegt Jääskeläinen (2004: 206), die daarmee een veelvuldig aangehaalde uitspraak van Toury citeert, volgens welke vermijdingsstrategieën optreden ongeacht de vele functies die herhalingen in de brontekst kunnen hebben (zie verder ook Englund Dimitrova 2005: 133-134).
Gesuggereerd is wel dat deze schijnbaar universele tendens het resultaat is van taalnormen en regels inzake goed schrijverschap. Aangezien vertalers beroepsproducenten van teksten zijn en de schrijfvaardigheid een belangrijk onderdeel van hun vertaalcompetentie is, zijn zij geneigd de regels van goed schrijven op te volgen (Jääskeläinen 2004: 206; Englund Dimitrova 2005: 11).
Herhalingsvermijding kan ook gezien worden als een vorm van simplificatie en conventionalisering, wat ook een universele tendens is, zoals blijkt uit corpusstudies: vertaalde teksten zijn eenvoudiger van taalgebruik en conventioneler dan de bronteksten of vergelijkbare teksten die oorspronkelijk in de doeltaal zijn geproduceerd (Bernardini & Zanettin, 2004: 53). Dat werkt zo:
[…] translators simplify by not using the sources of the target language according to the systemic possibilities as widely as the authors of original texts, but rather tend to keep close to the make-up of the source text and ‘forget’ the alternatives available. In other words there are choices, but the variance in the way they are taken advantage of is smaller in translations than in original texts. (Eskola 2004: 94)
Een andere universele vertaaltendens, wellicht de bekendste, is de explicitatiehypothese. Deze duidt op de algemene tendens om de dingen te expliciteren in plaats van ze impliciet te laten, teneinde informatie in te lassen die de lezer anders zou moeten afleiden uit de context (Zufferey & Cartoni 2014: 362, Chesterman 2016: 69, Becher 2011: 26). Tot nu toe is er geen eensgezindheid over de definitie van de explicitatiehypothese7, maar toch blijft ze de meest geaccepteerde en verbreide vertaaltendens (Jiménez-Crespo 2011: 5).
Maar wat wordt zoal geëxpliciteerd in de vertaling? Volgens de explicitatiehypothese zijn vertaalde teksten explicieter dan originele teksten door een intenser gebruik van cohesiemarkers, zoals anafora, werkwoordtijden, connectieven, logische verbanden, elementen die het zinsperspectief verduidelijken of deel uitmaken van tekstopbouwstrategieën (Zufferey & Cartoni, 2014: 362, Englund Dimitrova 2005: 41, Károly 2010: 44). Kortom, het probleem van herhaling in vertaling wordt volgens diverse vertaalwetenschappers beïnvloed door vertaaluniversalia, met name twee universalia, die echter op gespannen voet met elkaar staan. Enerzijds lijkt het dat de vertalers de universele neiging tonen om meer cohesie en explicitaties in hun vertaling in te lassen, anderzijds worden herhalingen vermeden (Károly 2010: 45). Het antwoord moet liggen bij het feit dat explicitatie niet alleen neerkomt op herhaling, maar op inlassing van andere vormen van cohesie.
Het laatste punt dat ik wil aanroeren, is de relatie tussen schrijver en vertaler en wat schrijvers zelf vinden van herhalingen.
6. Duovertalers of co-auteurs?
In dit artikel heb ik aangetoond dat de herhalingsgeneigdheid op bescheiden manier wordt afgeroomd in de vertaling Nederlands-Italiaans. Dit ondanks dat schrijvers hun stijlfiguren niet zo gemakkelijk prijsgeven. Dat geldt ook voor het Italiaanse literaire veld. Claudio Magris bijvoorbeeld wijst zijn vertalers op expliciete herhalingspatronen, zoals de Deense vertaalwetenschapster Hanne Jansen (2013) opmerkt:
Magris […] takes care to point out systematic patterns of repetition, or quasi-repetition, and he explicitly admonishes his translators to make sure that the internal cohesive relations be maintained in the translation. (Jansen 2013: 256)
In het vertaalde werk spreekt zowel de stem van de schrijver als die van de vertaler. Een recente vertaalsociologische blik op de vertaalpraktijk biedt boeiende inzichten op dit vlak. Het lijkt steeds meer de gewoonte te worden dat schrijvers hun vertalers voorzien van commentaar op hun werk. Dat wijst op de wens tot samenwerking. Jansen toont echter aan – op basis van haar analyse van parateksten met betrekking tot drie schrijvers, onder wie Eco en Magris – dat die samenwerking ook kan betekenen dat een schrijver bang is de controle over zijn werk te verliezen en dat hij zich ervan wil vergewissen dat de vertaler het gezag van de oorspronkelijke tekst trouw blijft (Jansen 2013: 247). Jansen zegt getroffen te zijn door niet alleen de vele adviezen en suggesties die zij in haar onderzoeksmateriaal heeft gevonden, maar ook door het dwingende karakter ervan. De schrijver wil kennelijk niet alleen de vertaler helpen maar ook het pad van zijn vertaaltraject uitstippelen (Jansen 2013: 252). Met name voor Eco is dit een manier om de vertaler ertoe te brengen het perspectief van de schrijver over te nemen, zodat zijn gezaghebbende auteurschap behouden blijft (Jansen 2013: 252, 260). Op die manier kent de schrijver zichzelf de rol van ‘duovertaler’ toe, wat in feite de professionele onafhankelijkheid van de vertaler ondermijnt. Magris daarentegen schrijft de vertalers voorzichtig de rol van co-auteurs van de tekst toe, aangezien de vertaler actief bijdraagt aan de creatie van de nieuwe tekst (Jansen 2013: 261-262). De door Jansen geraadpleegde parateksten zijn hoe dan ook niet doeltekstgericht maar brontekstgericht, ‘drawing the translator’s attention towards the original text and first of all the intentions of the original author’ (Jansen 2013: 263). De bedoeling: ervoor zorgen dat de vertaler op gelijke voet komt te staan met de schrijver wat betreft de algemene attitude tegenover de tekst, zodat de vertaler het perspectief van de schrijver overneemt. Een poging dus om het auteurschap niet uit handen te geven, en tegelijkertijd een miskenning van de interculturele bemiddeling van de vertaler: ‘By preparing their texts for translation, the authors position themselves as mediators between the text and the translators and thereby seek to strike back at the threat of losing authorship of the work’ (Jansen 2013: 263-4).
Ter afsluiting
Uit de Nederlands-Italiaanse vergelijkingen blijkt dat het Nederlands een redelijke voorkeur heeft voor lexicale herhaling als cohesiemiddel, terwijl het Italiaans daar duidelijk minder van geporteerd is. In het kleinschalige onderzoek dat in dit bestek is uitgevoerd, zijn er minder herhalingen geconstateerd in de vertaling dan in het origineel, ofschoon ook wel in meer of mindere mate rekening is gehouden met deze stijlfiguur. Waar geen lexicale herhaling werd gehanteerd, waren de voornaamste vertaaltechnieken pronominalisering (taaltypologisch voorspelbaar) en synonymie (het resultaat van diepgewortelde voorschriften inzake goed schrijverschap).
In het geval van de literaire vertaling met uitgangstaal Nederlands en doeltaal Italiaans is het zaak als initiële vertaalnorm te kiezen voor een grotere variatie ten opzichte van de lexicale herhaling. Dat suggereert Rainer Kersten bijvoorbeeld ook voor de vertaling Nederlands-Duits (Forumdiscussie 2013). De vertaalwetenschap heeft in deze materie de taak om bewustzijn te kweken voor de problemen rondom de diverse functies van herhalingen en de manieren waarop daaruit voortvloeiende vertaalproblemen kunnen worden aangepakt (Károly 2010: 61-62).
Ten slotte, we weten natuurlijk dat een zuiver talige vergelijking tussen origineel en vertaling niet voldoende is. Het is niet alleen een kwestie van schrijver en vertaler. Afhankelijk van de tekstsoort zijn diverse andere beroepsfiguren betrokken bij het vertaalproces: revisors, proof readers, editors, uitgevers. De vertaler zoals die doorgaans wordt bestudeerd in de vertaalwetenschap is een hypothetische constructie. De vertaalbeslissingen kunnen in feite het resultaat zijn van diverse personen (Englund Dimitrova 2005: 9). Zo zegt Claudia di Palermo, een bekende vertaalster van literaire werken uit het Nederlands, dat de redacteurs van de Italiaanse uitgeverijen in het revisieproces vaak een ware veldslag leveren om synoniemen aan te dragen (persoonlijke mededeling). Nader onderzoek naar de rol van andere figuren die betrokken zijn bij de reis van een Nederlandse roman naar het Italiaanse leespubliek is dan ook zeer wenselijk. Het gaat hier om een vrij nieuw onderzoeksterrein binnen de vertaalsociologie dat al interessante resultaten heeft opgeleverd (zie onder meer Gentile & Ross 2020).
Noten
1 De term cohesie duidt op het netwerk van lexicale, grammaticale en andere relaties die verbindingen leggen tussen verschillende delen van een tekst.
2 Alle Nederlandse citaten die oorspronkelijk in een andere taal zijn geschreven, zijn door mij vertaald.
3 Arie Pos uit de interessante hypothese dat Grunbergs herhalingsmanie deels voortkomt uit een spel met de Hebreeuws-Jiddische literaire traditie.
4 Gevonden op https://www.nrc.nl/nieuws/2015/12/26/nrc-leest-de-avonden-a1405357.
5 Een andere, bekende manifestatie van lexicale herhaling is de herhaling van werkwoorden in de beschrijving van dialogen, ook wel reporting verbs genoemd, of turn ancillaries. Die laat ik hier buiten beschouwing, omdat ze een apart onderzoek waard zijn. Het is bekend dat Nederlandse schrijvers gemakkelijk een reeks van ‘zei hij’ - ‘antwoordde hij’ kan hanteren waar Italiaanse vertalers en editors moeite mee hebben.
6 De Italiaanse pdf is een postprintversie, de Nederlandse versie niet. De pagina-aanduiding in de Nederlandse versie is daarom die van de pdf.
7 Volgens Becher is de explicitatiehypothese te vaag gedefinieerd en in feite ongemotiveerd: een ‘wilde speculatie’ die amper kan worden bestempeld als een wetenschappelijke hypothese (2011: 27).
Bibliografie
Abdulla, Adnan K. 2001. ‘Rhetorical Repetition in Literary Translation’, Babel, 47:4, p. 289-303, op: https://www.erudit.org/en/journals/meta/2009-v54-n4-meta3582/038902ar/
Anbeek, Ton. 2000.‘Fictieve grenzen. Kroniek van het proza’, NEM, 39:3, p. 61-65.
Audring, Jenny. 2006. ‘Genusverlies en de betekenis van voornaamwoorden’, in: Matthias Huning, Ulrike Vogl, Ton van der Wouden, Arie Verhagen (red.), 2006, Nederlands tussen Duits en Engels. Stichting Neerlandistiek Leiden, p. 71-88.
Baker, Mona. 2011. In other words (1 ed. 1992). London: Routledge.
Bakker, Gerbrand, C’è silenzio lassù [Boven is het stil]. Vertaald in het Italiaans door Elisabetta Svaluto Moreolo. Milano: Iperborea 2018.
Beaugrande, Robert-Alain de & Wolfgang Ulrich Dressler. 1983. Introduction to Text Linguistics. London/New York: Longman (1 impr. 1981).
Becher, Viktor. 2011. ‘When and why do translators add connectives?’, Target, 23:1, p. 26-47.
Beekman, Klaus & Mia Meijer. 1973. ‘Kort Revier, Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers’. Amsterdam: Erven Thomas Rap, Athenaeum-Polak en Van Gennep, op: https://www.dbnl.org/tekst/meij018kort01_01/colofon.php
Ben Ari, Nitsa. 1998. ‘The ambivalent case of repetitions in literary translation. Avoiding repetitions: a ‘universal’ of translation?’, Meta, XLIII:1, p. 1-11,
op: http://www.erudit.org/revue/meta/1998/v43/n1/002054ar.pdf
Bernardini, Silvia & Federico Zanettin. 2004. ‘When is a universal not a universal? Some limits of current corpus-based methodologies for the investigation of translation universals’, in: Anna Mauranen & Pekka Kujamäki (eds.), Translation Universals. Do they exist? Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 51-62.
Brems, Elke, Reine Meylaerts & Luc van Doorslaer. 2014. ‘Translation Studies looking back and looking forward. A discipline’s meta-reflection’, in: Elke Brems, Reine Meylaerts & Luc van Doorslaer (eds.), The Known Unknowns of Translation Studies. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 1-16.
Bresciani, Erica. 2018. ‘De avonden’ di Gerard Reve. Un’analisi sociolinguistica. Trieste: Università di Trieste, MA-scriptie.
Chesterman, Andrew. 2004. ‘Beyond the particular’, in: Anna Mauranen & Pekka Kujamäki (eds.), Translation Universals. Do they exist? Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 33-49.
Chesterman, Andrew. 2016. Memes of Translation, Amsterdam/Philadelphia: Benjamins.
De Vogelaer, Gunther, Johanna Fanta, Greg Poarch, Sarah Schimke & Lukas Urbanek. 2020.
‘Syntactic or semantic gender agreement in Dutch, German and German learner Dutch: a speeded grammaticality judgement task’, in: Gunther De Vogelaer, Dietha Koster & Torsten Leuschner (eds.), German and Dutch in contrast. Berlin/Boston: De Gruyter, p. 271-297.
Englund Dimitrova, Birgitta. 2005. Expertise and Explicitation in the Translation Process. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins.
Eskola, Sari. 2004. ‘Untypical frequencies in translated language’, in: Anna Mauranen & Pekka Kujamäki (eds.), Translation Universals. Do they Exist? Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 83-99.
Forumdiscussie Arnon Grunberg en zijn vertalers. 2013. Filter, 18/12/2013. KANTL, http://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/dossier/arnon-grunberg-en-zijn-vertalers/2013-01/forumdiscussie-arnon-grunberg-en-zijn-vertalers-i.aspx
Gentile, Paola & Dolores Ross (red.). 2020. Grensverleggende beelden. Literaire transfer uit de Lage Landen naar Zuid-Europa, Lage Landen Studies 13. Gent: Academia Press.
Halliday, M.A.K. & Ruqaiya Hasan. 1976. Cohesion in English, London/New York: Longman.
Hatim, Basil & Ian Mason. 1990. Discourse and the Translator. London: Longman.
Jääskeläinen, Rita. 2004. ‘The fate of “The Families of Medellin. Tampering with a potential translation universal in the translation class”’, in Anna Mauranen & Pekka Kujamäki(eds.), Translation Universals. Do they exist? Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 205-214.
Jansen, Hanne. 2013. ‘The author strikes back’, in: Catherine Way, Sonia Vandepitte, Reine Meylaerts & Magdalena Barlomiejczyk (eds.), Tracks and Treks in Translation Studies, Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 247-266.
Janssen, Judith & Aleid Truijens. 2003 (12 december). ‘Leren van de oude meester’. De Volkskrant.
Jiménez-Crespo, Miguel A. 2011. ‘The future of general tendencies in translation. Explicitaton in web localization’, Target, 23:1, p. 3-25.
Jiménez-Crespo, Miguel A. 2017. ‘Crowdsourcing and Online Collaborative Translations’. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins.
Károly, Krisztina. 2010. ‘Shifts in repetition vs. shifts in text meaning’, Target, 22:1, p. 40-70.
Károly, Krisztina. 2014. ‘Referential cohesion and news content. A case study of reference in Hungarian-English news translation’, Target, 26:3, p. 406-431.
Klaudy, Kinga. 2009. ‘Explicitation’, in: Mona Baker & Gabriela Saldanha (eds.). Routledge Encyclopedia of Translation Studies (1 ed. 1998). London/New York: Routledge. p. 104-108.
Klaudy, Kinga & Krisztina Károly. 2002. ‘Lexical repetition in professional and trainees’ translation’. In: E. Hung (ed.), Teaching Translation and Interpretating 4. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 99-113.
Ledoux, Kerry, Peter C. Gordon, C. Christine Camblin, Tamara Y. Swaab. 2007. ‘Coreference and lexical repetition: Mechanisms of discourse integration’. Memory & Cognition, 35, p. 801-115.
Marelli, Arianna. 2014. ‘Primo Levi e la traduzione del Processo, ovvero il processo della traduzione’. in: Raniero Speelman, Elisabetta Tonello & Silvia Gaiga (red.), Ricercare le radici: Primo Levi lettore-lettori di Primo Levi. Nuovi studi su Primo Levi. Italianistica Ultraiectina vol. 8. Utrecht: Igitur Publishing, p. 177-198.
Mauranen, Anna & Pekka Kujamäki. 2004. ‘Introduction’, in: Anna Mauranen & Pekka Kujamäki (eds.), Translation Universals. Amsterdam/Philadelphia: Benjamins, p. 1-11.
Paris, Franco. 2012. ‘Grunberg in Italië. Een succesverhaal (?)’, in: Dolores Ross, Marleen Mertens & Arie Pos (red.). Ieder zijn eigen Arnon Grunberg. Lage Landen Studies 3. Gent: Academia Press, p. 33-50.
Pos, Arie. 2012. ‘Herhalen en vertalen’, in: Dolores Ross, Marleen Mertens & Arie Pos (red.). Ieder zijn eigen Arnon Grunberg. Lage Landen Studies 3. Gent: Academia Press, p. 213-241.
Raccanello, Manuela. 2006. ‘Tradurre la ripetizione’, in: Graziano Benelli & GiampaoloTonini (red.). Studi in ricordo di Carmen Sanchez-Montero, vol. 2. Trieste: EUT. p. 379-400.
Reve, Gerard van het, Le sere [De avonden]. Vertaald in het Italiaans door Fulvio Ferrari, Milano: Iperborea 2018.
Ross, Dolores. 2017. ‘Actie- en bewegingswerkwoorden. Noord-Zuidcontrasten in vertaling’. in: Herman van der Heide, Arie Pos, Marco Prandoni & Dolores Ross (red.). Een ladder tegen de windroos. Nederlands tussen Noord- en Zuid-Europa. Contacten, confrontaties en bemiddelaars. Lage Landen Studies 7. Gent: Academia Press, p. 77-100.
Simone, Raffaele. 2010. Lingue romanze e italiano, Enciclopedia dell’italiano. Treccani.
https://www.treccani.it/enciclopedia/lingue-romanze-e-italiano_(Enciclopedia-dell%27Italiano)/
Zlatnar-Moe, Marija. 2010. ‘Repetition in English vs. non-repetion in Slovene: How different norms of good writing change the style of translated texts’, Slovene Studies, 32:1–2, p. 3–17.
Zufferey, Sandrine & Bruno Cartoni. 2014. ‘A multifactorial analysis of explicitation in translation’, Target, 26:3, p. 361-384.