1. Inleiding
In de literatuur zijn tal van studies te vinden die aantonen dat krachttermen en vloekgedrag onlosmakelijk verbonden zijn met de cultuur waarin ze tot stand komen (Allan en Burridge 2006, Andersson en Trudgill 1990, De Coster 2007, Ljung 2011, Jay 1999, Płońska 2010, Pratama 2016, Van Sterkenburg 1998 en 2008). Gebruik, effect en thematiek van krachttermen zijn voor iedere taal karakteristiek. De creativiteit die taalgebruikers aan de dag weten te leggen lijkt soms grenzeloos. De gevoelswaarde van krachttermen evolueert immers bijzonder snel en wanneer ze aan effect verliezen, gaat men al snel klanken en woorden toevoegen om ze nieuwe kracht te geven (De Coster 2007: 8). Het is ondenkbaar dat er in iedere taal een vergelijkbaar aantal varianten bestaat, laat staan dat ze dezelfde beledigende waarde en thematiek hebben. Kunnen we krachttermen dan wel vertalen in een andere taal zonder dat ze moeten inboeten aan betekenis en effect? In deze bijdrage zal het vloekgedrag van twee culturen waarvoor nog geen vergelijkend onderzoek bestaat onder de loep worden genomen, namelijk de Poolse en de Vlaamse. Er zal een poging worden gedaan om deze leemte te vullen door in te gaan op de verschillen en overeenkomsten tussen de Poolse en Vlaamse vloekcultuur. De bijhorende casus bestaat uit een taalkundige analyse van krachttermen in de Vlaamse film De helaasheid der dingen van regisseur Felix van Groeningen en de Poolse voice-oververtaling Boso, ale na rowerze (Blootvoets, maar op de fiets). Kenmerkend voor de dialogen is het frequente gebruik van vloektaal, waardoor de film en haar vertaling zich uitstekend lenen tot corpus van de casus. In de corpusanalyse worden de toegepaste vertaalstrategieën van de krachttermen en de bijhorende vertaalproblemen onderzocht, met inachtneming van de verschillen tussen beide vloekculturen alsook de technische aspecten van voice-over. Tot slot zal getracht worden een antwoord te geven op de vraag in welke mate de Poolse voice-oververtaling van de krachttermen de perceptie van de Poolse kijker beïnvloedt.
2. Definitie van het begrip ‘krachtterm’
In het Nederlands bestaan er veel verschillende termen om grove taaluitingen te beschrijven, zoals scheldwoorden, vloeken, schunnige taal, obscene woorden, schuttingwoorden, krachttermen, enzovoort. In het Pools lijkt het spectrum iets minder breed, de literatuur heeft het vooral over przekleństwo (vloek, krachtterm), wulgaryzm (vloek, krachtterm) of wyzwisko (scheldwoord), maar de definiëring ervan is daarom niet minder complex (Garcarz 2006, Grybiosowa 1998 en 2006, Hądzlik-Dudka 2014, Kowalikowa 2008). Over de complexiteit van de afbakening van deze begrippen schreef Van Sterkenburg (2008) het volgende: ‘Wat schuttingwoorden, vloeken, vulgaire taal en seksueel getinte woorden precies zijn, is moeilijk te definiëren en weten zelfs de woordenboeken niet. Het hangt af van het normen- en waardepatroon van de redacteuren. Het kan ook verschillen van persoon tot persoon, maar ook per generatie’ (23). Het Nederlandse woordenboek Van Dale maakt onderscheid tussen een vloek en een scheldwoord. Een vloek wordt gedefinieerd als een heiligschennende, godslasterende uitdrukking. Het woordenboek verwijst onder dit lemma naar ‘krachtterm’, een woord dat een gevoel krachtig uitdrukt. Een scheldwoord is daarentegen een beledigende uitspraak, gericht tegen een concreet persoon, meestal in de vocatief (Berliński 2014: 5). Het corpus van dit onderzoek omvat zowel vloeken als scheldwoorden. In deze bijdrage zullen de overkoepelende begrippen ‘krachtterm’ en ‘grove taaluiting’ gebruikt worden om te verwijzen naar zowel scheldwoorden als vloeken.
Welke taal en woorden in een cultuur als grof worden beschouwd is sterk gerelateerd aan wat taboe is in een cultuur. Het begrip ‘taboe’ is een leenwoord uit het Tonganees, waar het ‘heilig’ betekent, of ‘niet aan te raken’. Taboes bestaan in elke cultuur en in bredere zin hebben ze betrekking op bepaalde daden, objecten of relaties die een maatschappij verwerpt omdat ze als ongepast worden gezien (Van Sterkenburg 1998: 65). De Nederlandse historicus Bregman stelt in een persartikel dat hij in 2011 publiceerde, dat vloekwoorden ‘een fascinerende documentatie zijn van de taboes die heersen in een bepaalde samenleving’. Dat het concept taboe in deze context cruciaal is, verklaart Ferklová (2014) met de stelling dat taboes een sociale constructie zijn van de cultuur in kwestie (17).
3. Categorisering van krachttermen
Krachttermen kunnen op allerlei manieren geclassificeerd worden. Toonaangevend zijn de werken van Ljung (2011), Jay (1999) en Allan en Burridge (2006), die als inspiratie dienden voor sociologische en (ver)taalkundige studies van andere onderzoekers over grove taal. Een eerste typologie gaat uit van de thematische categorieën van taboes waarop de verschillende krachttermen gebaseerd zijn. Allan en Burridge (2006) tonen aan dat linguïstische taboes meestal verwijzen naar lichaamsdelen en lichaamsuitscheidingen (zweet, snot, excrementen, enzovoort). Daarnaast kunnen ze ook betrekking hebben op seksuele handelingen en genitaliën. Een derde categorie omvat taboes gerelateerd aan ziektes. Vervolgens onderscheiden ze taboewoorden over de dood en de handeling van het doden (ook vissen en jagen). Categorie vijf bestaat uit krachttermen verbonden met de benoeming en perceptie van personen en heilige wezens, plaatsen en objecten. De zesde en laatste categorie grove taaluitingen die de auteurs onderscheiden omvat krachttermen die verwijzen naar voedsel, meer bepaald de productie en consumptie ervan (1). Deze typologie is erg uitgebreid en daardoor weinig specifiek. De vijfde categorie wordt door sommige onderzoekers geconcretiseerd en verder onderverdeeld. Taboes verbonden met godsdienst worden bijvoorbeeld onderscheiden van taboes gerelateerd aan de benoeming van minderheden. Ljung (2011) beschouwt seksuele handelingen en geslachtsdelen als twee aparte categorieën en voegt er nog een thematische groep aan toe, namelijk die van de moeder en de familie (Ljung 2011in Berliński 2014: 7).
Een tweede perspectief van waaruit krachttermen benaderd kunnen worden, heeft betrekking op de mogelijke functies die ze vervullen. Voorstander van deze benadering is onder andere Jay (1992), die signaleert dat ‘for the study of cursing, the pragmatics of usage, or how the words function in use, is more important than fitting the words in grammatical or etymological categories’ (1). Volgens Ljung (2011) kunnen krachttermen vijf functies hebben. Deze zullen geïllustreerd worden aan de hand van Nederlandse voorbeelden. Krachttermen kunnen eerst en vooral gebruikt worden als vloeken (‘shit’) om emoties uit te drukken zoals frustratie, woede of pijn. Deze categorie kan aangevuld worden met talrijke bastaardvloeken of vloekverzachters waarmee de krachtterm van zijn scherpe kantjes wordt ontdaan met behulp van bijvoorbeeld een verkleinwoord (‘Jeetje’ in plaats van ‘Jezus’) (Van Sterkenburg 2008: 69-70). Een categorie die nauw aansluit bij de vloeken zijn de zelfvervloekingen (‘godverdomme’). Ook deze kennen talrijke verbasteringen (‘potverdorie’). De derde categorie heeft betrekking op verwensingen (‘loop naar de hel!’). Om onze verachting voor iemand uit te drukken kunnen we dan weer gebruik maken van beledigingen en scheldwoorden (‘idioot’). Tot slot worden versterkingen onderscheiden (‘fucking’ in de betekenis van ‘erg’) waarmee bijwoorden en adjectieven kracht wordt bijgezet (Ljung 201 in Han en Wang 2014: 7).
4. Gebruik en vertaling van krachttermen in films
Alvorens in te gaan op de valkuilen die de vertaling van grove taaluitingen in een film met zich meebrengt, zal kort worden stilgestaan bij de rol en functie van krachttermen in films. De bevindingen zijn gebaseerd op breder onderzoek dat het gebruik van slang in films bestudeert. Een onmisbaar element van een succesvolle film is de mogelijkheid tot identificatie met een filmpersonage. Door personages te laten vloeken, komen ze dichter bij de ‘gewone’ mens te staan en worden ze voor de kijker herkenbaarder. Daarnaast wordt vloektaal ook gebruikt om de aandacht van de toeschouwer te trekken of een komisch effect te creëren (Matkivska 2014: 42). De spreekstijl speelt bovendien niet alleen een essentiële rol in de vormgeving van de identiteit van een personage, maar bepaalt ook het karakter van de hele film (Bernal 2002 in Sanchez 2015: 420).
Een vertaler die met krachttermen wordt geconfronteerd, staat in verschillende opzichten voor een uitdaging. Ten eerste is er niet altijd een equivalente uitdrukking in de doeltaal die de beledigende kracht en de semantische en functionele waarde volledig dekt. Een tweede obstakel in het vertaalproces van krachttermen betreft censuur. Een vertaler kan censuur uit eigen beweging toepassen, maar censuur kan hem ook worden opgelegd door een extern orgaan. Wanneer het gebruik van slang en/of krachttermen belangrijk is voor de ontwikkeling van het personage of de plot, kan censuur een ingrijpend effect hebben op de perceptie van de film door de doeltaalkijker (Rittmayer 2009: 6). Doordat talen vrijwel voortdurend veranderen, kan het voor de vertaler moeilijk zijn om af te bakenen of een bepaalde term spreektaal is of behoort tot de categorie grof taalgebruik. Het vertalen van grove termen met een neutraler woord in de doeltaal of omgekeerd beïnvloedt de manier waarop een personage gepercipieerd wordt door de kijker (Ferklová 2014: 27). Tot slot is het kijken van een film een sociale activiteit in vergelijking met bijvoorbeeld het lezen van een boek, dat eerder een solitaire bezigheid is. Het kan dus gebeuren dat mensen in verlegenheid worden gebracht door het horen van krachttermen in het bijzijn van hun familie of vrienden. Ook dit heeft een mogelijke impact op de keuze van de vertaalstrategie door de vertaler (Pratama 2016: 351). In het volgende hoofdstuk zal dieper in worden gegaan op de manier waarop er in Vlaanderen en Polen gevloekt wordt.
5. Vloekgedrag in Vlaanderen
5.1 Karakteristieken van de Vlaamse vloekcultuur
Hoewel vloekwoorden in hun oorspronkelijke betekenis gerelateerd waren aan de aanroep van bovennatuurlijke machten, heeft vloeken in de huidige Vlaamse samenleving nog maar weinig gemeenschappelijk met godsdienst (Van Sterkenburg 2008: 125). De evolutie waarin obscene vloeken hun opgang maakten en blasfemische vloeken aan kracht inboetten, vond plaats na de Tweede Wereldoorlog toen traditie en autoriteit, in het bijzonder de sterke positie van de kerk, op weerstand stuitten bij de nieuwe generatie (Van Sterkenburg 1998: 67). Voor de hedendaagse Vlaming heeft de profane vloek, in het bijzonder die uit het domein van de genitaliën en excrementen, de grootste taboewaarde. Dit is vergelijkbaar met de Duitse vloekcultuur, maar tegengesteld aan het vloekgedrag van de Nederlander, voor wie gezondheid het hoogste goed is en die zweert bij ziektes. In de top vijf van Vlaamse vloekwoorden met de hoogste taboewaarde komen naast de religieuze vloek ‘godverdomme’ vier vloeken uit de twee eerder genoemde domeinen voor: ‘kut’, ‘fuck’, ‘klote’ en ‘shit’ (ibid. 2008: 58). Wat godsdienstige vloeken betreft, vloekt de Vlaming het vaakst met ‘godverdomme’ (63%), terwijl ‘shit’ (42%) de meest populaire profane vloek is. Dit wordt geïllustreerd in tabel 1 die het klassement van vloekwoorden in Vlaanderen weergeeft op basis van een onderzoek uit 2007.
1. godverdomme | 63% |
2. shit | 42% |
3. verdomme | 41% |
4. dju | 38% |
5. godver | 37% |
6. fuck | 34% |
7. mieljaar | 28% |
Tabel 1: Frequentie van vloekwoorden in Vlaanderen (Van Sterkenburg 2008: 61)
De Vlaamse vloekcultuur kenmerkt zich niet alleen door specifieke thematische categorieën, maar ook door zijn vorm. Zo gebruiken Vlamingen stapelvloeken als ‘godmieljaardenondedju’ om het intimiderende of choquerende effect en de emotionele ontlading te vergroten. Verder zijn combinatievloeken, waarin elementen uit twee verschillende taboeterreinen gecombineerd worden, in Vlaanderen erg populair. Een voorbeeld van een combinatievloek die zowel seksuele als religieuze elementen omvat is ‘godverdefuk’. De laatste decennia maakten grove taaluitingen uit het Engels en Frans zoals ‘what the fuck’ of ‘putain’ hun opmars. Dit soort uitheemse woorden hebben echter een lagere taboewaarde dan hun equivalenten in de moedertaal, stelt Van Sterkenburg (2008). Ook het thema van de moeder en andere familierelaties, alsook krachttermen gebaseerd op allerhande lichaamsuitscheidingen zoals slijm en snot, winnen aan populariteit (ibid.: 122-126).
In het algemeen kan er volgens Van Sterkenburg de laatste jaren een verharding van de samenleving met een toenemende verruwing van ons taalgebruik waargenomen worden. Volgens socioloog Schuyt heeft dit deels te maken met het gegeven dat er in de opvoeding, zowel thuis als op school, minder aandacht is voor de waarde van eigenschappen als zelfbeheersing en geduld. We zijn sneller gefrustreerd en verliezen dan onze zelfbeheersing (ibid.: 9). Over de mate waarin Vlamingen vloekgedrag tolereren, bestaat echter nog geen literatuur. We kunnen slechts een beroep doen op een enquête van het NIPO die in 2007 bij onze noorderburen gehouden werd. Deze vragenlijst wees uit dat 70% van de ondervraagde Nederlanders vloeken als vervelend ervaart (ibid.: 63).
5.2 Grof taalgebruik en de Belgische wetgeving
Het gebruik van grove taal is in België enkel strafrechtelijk vervolgbaar in het geval van belediging of smaad aan specifieke overheidsfunctionarissen, zoals een agent of een ministerieel ambtenaar (Strafrechtboek art. 275-282). Dit valt onder de categorie van wanbedrijven tegen de openbare orde en wordt bestraft met maximaal een maand gevangenis en/of een boete van 200 euro. Bovendien zijn in België, net zoals in veel andere landen, bepaalde vormen van discriminatie vastgelegd in een antidiscriminatiewet (10 mei 2007). België onderscheidt zich echter wel van veel andere West-Europese landen door het feit dat er geen blasfemiewet bestaat die de vrijheid van meningsuiting inperkt (ibid.: 46).
6. Vloekgedrag in Polen
6.1 Karakteristieken van de Poolse vloekcultuur
Uit een vergelijkend onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, dat het scheldgedrag van elf landen onder de loep nam, blijkt dat er ‘bij de Polen geen enkel dominant thema naar voren komt en dat Polen überhaupt niet veel blijken te schelden’ (Oudenhoven en Raad 2008). Deze observatie lijkt echter niet in lijn met de intuïtie en de overige vakliteratuur.
Volgens de Poolse taalwetenschapper Jerzy Bralczyk bestaat het Poolse vloeklexicon uit vijf basiswoorden die allemaal betrekking hebben op de seksuele categorie, namelijk ‘chuj’ (‘lul’), ‘kurwa’ (‘hoer’), ’jebać’ (‘neuken’), ‘pierdolić’ (‘neuken’) en ‘pizda’ (‘kut’). Daarnaast zijn er ook enkele populaire vloekwoorden die gebaseerd zijn op ziekten of lichamelijke beperkingen, zoals de uitroep ‘cholera’ (de cholera) of het adjectief ‘cholerny’ (verdomd). Termen die naar de anale zone of excrementen verwijzen, komen in tegenstelling tot hun grote frequentie in Vlaanderen in de Poolse vloekterminologie nauwelijks voor. Opmerkelijk zijn de resultaten van het Pools taalwetenschappelijk onderzoek uit 2011 van janKomunikant, waarin de auteurs tot de conclusie kwamen dat de alledaagse communicatie herleid kan worden tot de eerste vier van de bovengenoemde basiswoorden. Door het toevoegen van prefixen aan de bovengenoemde basiswoorden kan men woorden creëren met een totaal andere betekenis dan het grondwoord. Zo is wyjebać coś (iets weggooien) gevormd uit het basiswoord jebać (neuken) en het prefix wy; wyjebać is synoniem aan wyrzucić (weggooien), al is het register minder neutraal. Door het frequente gebruik verliezen dit soort vloekwoorden hun expressieve kracht en worden ze door de taalgebruiker als een alledaags taalmiddel ingezet.
Dit verschijnsel wordt door de Poolse taalkundige Hądzlik-Dudka (2014) benoemd als ‘dewulgaryzacja’ (‘devulgarisering’). Een voorbeeld hiervan is ‘zajebisty’ (geweldig), een woord dat een paar jaar geleden zeker nog als zeer vulgair beschouwd werd omdat het sterk verbonden is met ‘jebać’ (neuken) (156). Kowalikowa (2008) stelt vast dat krachttermen beginnend met ‘j’, ‘k’ of ‘p’ een neutraal karakter aannemen en niet alleen in de informele, maar ook in de officiële communicatie doordringen (12). Ze zijn steeds vaker hoorbaar in uitspraken van politici en journalisten op televisie, maar ook in het Poolse theater, de film en het cabaret, wat leidt tot steeds meer gewenning en zelfs acceptatie bij de kijker.
Volgens de meest recente opiniepeiling, uitgevoerd door CBOS in 2013, is ook in Polen de laatste jaren het gebruik van grove taal toegenomen en het acceptatieniveau ervan gestegen. De resultaten werden vergeleken met die van zes jaar eerder. Het aantal niet-vloekende mensen is bijna in alle leeftijdsgroepen afgenomen. De acceptatie in bepaalde omstandigheden is gestegen en de afkeuring in alle omstandigheden gedaald (CBOS 2013: 8).
6.2 Grof taalgebruik en de Poolse wetgeving
In Polen is het gebruik van grove taal in de openbare ruimte, ook tegen de gewone medeburger, strafrechtelijk vervolgbaar. Dat is vastgelegd in de Kodeks Wykroczeń (Overtredingswetboek) en het gebruik ervan kan met een berisping, geldboete of gevangenisstraf worden bestraft. Het wetboek specifieert echter niet welke woorden precies onder de categorie krachttermen vallen. Daarnaast bestaat er in Polen een blasfemiewet. In overeenstemming met artikel 196 van het Poolse Wetboek van kan godslastering worden bestraft met een boete of gevangenisstraf tot twee jaar. Opvallend is bovendien het feit dat er in 1992 een aparte wet in het leven werd geroepen om het gebruik van grove taal op televisie te beperken tot specifieke tijdstippen, of zelfs volledig te verbieden. Lid 5 van art. 18 van de Wet op radio en televisie stelt dat scènes of inhoud met grof taalgebruik een negatieve invloed kunnen uitoefenen op de fysieke, psychische of morele ontwikkeling van minderjarigen en dat deze inhoud alleen tussen elf uur ‘s avonds en zes uur ’s ochtends mag worden uitgezonden. Lid 7 van diezelfde wet bepaalt bovendien dat zendgemachtigden aandacht dienen te hebben voor correct taalgebruik in hun programma’s en grove taal moet voorkomen.
7. De impact van voice-over op vertaling
Als casus werd de Poolse voice-oververtaling van de Vlaamse film De helaasheid der dingen van Felix Van Groeningen gekozen. Bij de voice-oververtaaltechniek blijft de originele geluidsband hoorbaar op de achtergrond, terwijl op de voorgrond een verteller, lektor genoemd in Polen, de dialogen bijna synchroon vertaalt zonder imitatie van de originele intonatie. Terwijl voice-over in West-Europa in grote mate beperkt is tot de vertaling van non-fictie, kent deze techniek in Polen en andere landen in het voormalige Oostblok een bredere toepassing en wordt ze ook gebruikt voor de vertaling van langspeelfilms. Er zijn een aantal cijfers waaruit blijkt hoe populair voice-over is. Een onderzoek van de BBC uit 2006 onder Poolse kijkers wees uit dat 52% van de kijkers het liefst programma’s met voice-over keek, terwijl maar 4,5% ondertitels verkoos (AVT Lab 2017). Dit staat in groot contrast met Vlaanderen, waar kijkers de voorkeur hebben voor ondertiteling. Eén intrinsieke beperking die gepaard gaat met voice-oververtaling komt tot uiting in scènes waarin dialogen elkaar in hoog tempo overlappen en verschillende personages in de dialoog zijn betrokken (Sepielak 2014: 259). In tegenstelling tot bij dubbing is een nauwkeurige synchronisatie bij voice-oververtaling niet vereist, maar het is wel belangrijk dat de dialogen passen in het tijdskader van de afzonderlijke shots (Burkhanov 2003 in Garcarz 2006: 114).
8. Hypothese
Op basis van bovenstaande vergelijkende analyse kan een hypothese worden geformuleerd over de tendensen in de Poolse voice-oververtaling van Nederlandse krachttermen in De helaasheid der dingen. Er wordt rekening gehouden met zowel de technische beperkingen van voice-over als de verschillen tussen de Poolse en Vlaamse vloekcultuur.
1) hypothese 1: verschuivingen op vlak van thematiek en functie
De karakteristieken van beide vloekculturen in aanmerking genomen, valt te verwachten dat Nederlandse krachttermen uit het scatologische domein in het Pools zullen worden vertaald aan de hand van een krachtterm uit een ander thematisch domein. Wat de functionele categorieën betreft is het aannemelijk dat krachttermen die een bijwoord of adjectief versterken het meest vatbaar zullen zijn voor eliminatie, omdat deze woorden over het algemeen niet cruciaal zijn voor de begrijpelijkheid van de plot of de dialoog (Ferklová 2014: 11).
2) hypothese 2: technisch
De aard van de voice-overtechniek in acht genomen, verwacht ik dat de audiovisuele vertaler bij equivalentieproblemen vaker geneigd zal zijn om het vloekwoord in kwestie weg te laten dan te vervangen door een verbloemende term. Doordat de originele geluidsband op de achtergrond hoorbaar blijft, zouden kijkers het gebruik van een meer neutrale term immers storend kunnen vinden (ibid.: 30). Weglatingen verwacht ik ook bij dialogen waarin veel personages door elkaar spreken. Zo’n reductie betreft logischerwijs woorden die minder essentieel zijn. Onder deze categorie vallen volgens Gottlieb (2001) naast partikels, herhalingen en spreektalige uitdrukkingen ook krachttermen (21).
3) hypothese 3: wetgeving
Met het oog op de toegenomen maatschappelijke acceptatie van grof taalgebruik in Polen, verwacht ik geen verbloeming van krachttermen om de kijker te ‘beschermen’. Die verhoogde tolerantie staat echter haaks op de Poolse wetgeving, die krachttermen buiten het publieke domein, de radio en de televisie wenst te houden. Daarom sluit ik niet uit dat bepaalde vloekwoorden om deze reden niet vertaald of afgezwakt zullen worden.
9. Corpus en methodologie
De primaire bron van deze casestudy is de Vlaamse tragikomedie De helaasheid der Dingen (speelduur 1 u 48 min), een verfilming van de gelijknamige roman van Dimitri Verhulst. De Poolse filmvertaling verscheen onder de titel Boso, ale na rowerze (Blootvoets, maar op de fiets) en is het werk van de Poolse filmdistributeur Against Gravity die ook de Vlaamse film The broken Circle Breakdown in de Poolse bioscopen uitbracht. De titel is een verwijzing naar de autobiografische roman ‘Boso, ale w ostrogach’ (Blootvoets, maar met sporen) van Stanisław Grzesiuk waarin de Poolse auteur zijn jeugdjaren in een arme wijk van het vooroorlogse Warschau beschrijft met een vergelijkbare dosis humor. In Polen verwierf Dimitri Verhulst bekendheid met zijn ‘Problemski Hotel’, dat tot nu toe als enige werk uit zijn oeuvre in het Pools vertaald werd. Hoewel er plannen zijn om ook de Poolse vertaling van Verhulsts autobiografisch werk op de markt te brengen, werd van De helaasheid der dingen tot nu toe alleen de filmadaptatie verspreid, analoog aan de buitenlandse boeken- en filmmarkt in Rusland. Wel werden enkele vertaalde boekfragmenten gepresenteerd tijdens het Międzynarodowy Festiwal Opowiadania (Internationaal Verhalenfestival) in 2017 in Wrocław. De filmpremière van Boso, ale na rowerze vond plaats op 18 juni 2010 en werd na de première met Poolse ondertitels vertoond in bioscopen met een wat alternatievere programmering. De ondertitelde versie is sindsdien ook beschikbaar op DVD, terwijl de film met voice-oververtaling beschikbaar is op de populaire streamingdiensten www.zalukaj.com en www.ekino-tv.pl. Op de Poolse nationale televisie werd de film ook eenmaal na middernacht uitgezonden.
De analyse omvat zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. Als eerste stap werden alle krachttermen uit de Nederlandse dialogen gehaald. Het corpus omvat zowel losstaande woorden als vaste uitdrukkingen. Die werden in een tabel geplaatst en gecategoriseerd naar functie en thematisch motief. Voor het indelen van de krachttermen gebruikte ik de eerder besproken thematische taxonomie van Allan en Burridge (2006).. De typologie van Ljung (2011) diende als basis voor de functionele indeling. In een volgende fase van de analyse werden de equivalenten in de doeltaal, dus in het Pools, opgespoord en vergeleken met het origineel om inzicht te verwerven in de vertaaltransformaties. We gaan dieper in op de toegepaste vertaalstrategieën en de gevolgen ervan op de perceptie van de film door de Poolse kijker. De bevindingen zullen worden geïllustreerd aan de hand van voorbeelden uit de film. Voor de bepaling van het corpus werd beroep gedaan op de verklarende en vertalende woordenboeken van Klimaszewska en Genis (2009), Van Dale (2005) en Drabik (2006).
10. Krachttermen in vertaling: analyse van het corpus
10.1 Algemeen
Het taalregister van de personages uit De helaasheid der dingen wordt gekenmerkt door een veelvuldig gebruik van scheld- en vloektaal en vulgaire woorden in verwijzingen naar de vrouwelijke personages en/of hun uiterlijke kenmerken. Veel staande uitdrukkingen worden bovendien opgesmukt met het courant in Vlaanderen gebruikte ‘kloten’ om uitspraken kracht bij te zetten. In totaal werden er in de film 81 grove taaluitingen gevonden inclusief krachttermen die kort na elkaar herhaald werden. Op basis van het analysemodel van Berliński (2014) konden de volgende vertaalstrategieën onderscheiden worden:
1) niet vertaalde Nederlandse krachttermen
2) Nederlandse krachttermen vertaald zonder krachtterm
3) Nederlandse krachttermen vertaald als krachtterm
VERTAALSTRATEGIEËN | ||||
niet vertaald | vertaalde zonder krachtterm | vertaald als krachtterm | totaal | |
KRACHTTERMEN IN DE FILM De helaasheid der dingen |
28 | 16 | 37 | 81 |
totaal in percentage | 35% | 20% | 45% | 100% |
Tabel 2. Vertaalstrategieën in De helaasheid der dingen
Op basis van de resultaten in tabel 2 kan vastgesteld worden dat de taal van de personages een groot deel van haar aanstootgevende karakter verloren heeft in de Poolse voice-oververtaling. Niet alleen vertaling met behulp van een neutralere term, maar ook reductie bleek een veel voorkomende techniek. Bijna een derde van de Nederlandse krachttermen werd in de Poolse voice-oververtaling weggelaten. Deze vertaalstrategie wordt tegen de veronderstellingen van de hypothese in echter niet systematisch gebruikt in dialogen waarin meerdere personages door elkaar spreken en is dus niet uitsluitend het gevolg van audiovisuele beperkingen. Systematische patronen in de eliminatie van vloekwoorden zijn wel te zien wanneer de thematische en functionele categorieën onder de loep worden genomen. Hier zal later nog op ingegaan worden.
Conform de hypothese kan worden vastgesteld dat de Nederlandse vloekwoorden het minst vaak worden vertaald met een neutraler Pools woord. Niettemin bepaalt deze strategie nog steeds 20% van de Poolse voice-oververtaling. Gunthers uitlating ‘die is gewoon op haar muil aan het slagen’ wordt verzacht tot ‘on bije ją po twarzy’ (hij is haar in haar gezicht aan het slaan). ‘Vrouwmens’, de denigrerende aanspreektitel waarmee Breejen zich richt tot de sociaal werkster, wordt het neutralere ‘dziewczyna’ (meisje) en een fiets die in het Nederlands ‘naar de kloten is’, wordt in het Pools afgezwakt met ‘zepsuł się’ (is kapot).
Het verzachten of weglaten van krachttermen in de vertaling kan niet het gevolg geweest zijn van equivalentieproblemen, omdat alle Nederlands krachttermen uit het corpus een Poolse tegenhanger hebben die min of meer de lading dekt. Eliminatie van de Nederlandse krachttermen in de vertaling kan in enkele gevallen wel het gevolg geweest zijn van het feit dat het woord in kwestie in korte tijd veelvuldig werd uitgesproken en een herhaling van de vertaling overbodig zou zijn. Voor de meerderheid van de niet-vertaalde of afgezwakte krachttermen valt te veronderstellen dat censuur wel degelijk een rol heeft gespeeld, deels als zelfcensuur door de vertaler of distributeur, deels als gevolg van wettelijke bepalingen.
Personages en hun taalregister die het meest onder deze afzwakking lijden, zijn de broers Breejen, Petrol en Celle die zich in al hun emotionele uitbarstingen rijkelijk bedienen van platvoerse termen. Ook voor de algemene perceptie van de film heeft de tendens om krachttermen te neutraliseren onmiskenbare gevolgen. Het lage taalregister speelt immers een bepalende rol voor de sfeer en is onlosmakelijk verbonden met de Vlaamse couleur locale van de film. Deze verschuiving maakt bovendien deel uit van een meer algemene vertaaltechniek die in de filmvertaling domineert, namelijk de standaardisering van het dialect waarin de personages met elkaar spreken. In dit opzicht zijn er veel overeenkomsten met de Russische voice-oververtaling, waarin dialectische kenmerken grotendeels verloren gingen. Dit valt te verklaren door het feit dat in zowel Polen als Rusland de landstalen een sterke homogeniteit kennen en dialecten in vergelijking met Vlaanderen beperkt ontwikkeld en verspreid zijn. Bovendien heeft onderzoek reeds uitgewezen dat audiovisuele vertaling, in het bijzonder voice-oververtaling, vaak gepaard gaat met een standaardisering van de taalvariëteit (Toury 1995 in Brems, Boulougne e.a. 2015: 15).
Ongeveer de helft van de Nederlandse krachttermen werd wel vertaald met een Poolse krachtterm die de grove lading van het Nederlandse origineel min of meer dekt. In enkele uitzonderlijke gevallen heeft de Poolse term een opmerkelijk hogere expressieve lading. Zo wordt ‘stomme trut, ik laat me de wet niet voorschrijven’ in de Poolse voice-oververtaling ‘przeklęta suka, będę robić co zechcę’ (vervloekte hoer, ik doe wat ik wil).
10.2 Taboedomeinen van krachttermen en hun vertaling
Analoog aan de analyse in het eerste hoofdstuk van de karakteristieken van het vloekgedrag in Vlaanderen, werd vastgesteld dat een groot deel van de krachttermen uit het scenario gebaseerd is op seksuele handelingen en lichaamsdelen. Denigrerende termen als ‘vuile hoer’, ‘lul’, ‘klootzak’ en ‘pruim’ en uitdrukkingen met ‘kloten’ laten weinig aan de verbeelding over. Vergelijken we de eerste en tweede kolom van tabel 3, zien we dat er in iedere categorie krachttermen geëlimineerd werden in hun vertaling. Opvallend is de herhaaldelijke reductie van blasfemische uitroepen waarvan slechts een kwart met een krachtterm vertaald werd.
Dat Vlaanderen en Polen een verschillende opvatting hebben van wat al dan niet een taboe is, zien we geïllustreerd in het feit dat meer dan de helft van de Nederlandse krachttermen hun thematische waarde niet heeft behouden:
TABOEDOMEIN | AANTAL NEDERLANDSE KRACHTTERMEN IN CORPUS | VERTAALD ALS VLOEKWOORD | ||
totaal | andere categorie | dezelfde categorie | ||
excrementen | 8 | 5 | 1 | 4 |
seks en geslachtsdelen | 31 | 19 | 5 | 14 |
religie | 24 | 6 | 6 | 0 |
ziekte en dood | 1 | 1 | 0 | 1 |
benoemen van personen | 14 | 5 | 1 | 4 |
dieren | 1 | 0 | 0 | 0 |
minderheden | 1 | 1 | 1 | 0 |
lichaamssappen | 1 | 0 | 0 | 0 |
TOTAAL | 81 | 37 | 14 | 23 |
Tabel 3. Krachttermen en vertaling per taboedomein
De volgende tabel (tabel 4)
geeft inzicht in de thematische verschuivingen die plaatsvonden in de vertaling. De grootste verschuiving zien we in de categorie religieuze krachttermen. Als ze al vertaald werden, werd het godsdienstige element van de Nederlandse blasfemische krachttermen volledig geëlimineerd. De zelfvervloeking ‘godverdomme’ en bastaardvloeken als ‘gatver’ of ‘goddedju’ werden herhaaldelijk weergegeven met de Poolse krachtterm ‘cholera’ (de cholera). In het Poolse vloeklexicon bestaat er immers geen equivalent uit het religieuze taboeterrein en neemt men zijn toevlucht tot ziektes. Deze tendens kan verklaard worden door het feit dat de katholieke kerk en de hiermee verbonden christelijke regels een nog steeds een prominente rol spelen op maatschappelijk, institutioneel en politiek vlak. Op godslastering berust een opmerkelijk groter taboe dan in Vlaanderen wat zich zoals gezegd ook kenbaar maakt in de Poolse wetgeving. Het taboe rond misbruik van de naam van God lijkt zo groot dat men het in tegenstelling tot de seksueel getinte ‘verboden’ woorden, niet wenst te doorbreken. Dit zou ook kunnen verklaren waarom er van de verwijzing naar homoseksualiteit in het Nederlandse scheldwoord ‘vuil janet’ geen spoor meer terug te vinden is in de Poolse vertaling ‘podły opoju’ (ellendige dronkenlap). Homoseksualiteit is in Polen mede onder invloed van de kerk immers nog steeds erg controversieel, terwijl alcoholmisbruik daarentegen meer aanvaard wordt.
In strijd met de hypothese bleef toch nog de helft van de Nederlandse grove taaluitingen waarin excrementen verwerkt zijn, binnen de thematische categorie. Dit is te verklaren doordat het vrijwel allemaal letterlijk gebruikte krachttermen zijn waaronder ‘schijten’ en ‘kakken’, die probleemloos vertaald kunnen worden in het Pools.
TABOEDOMEINEN | AANTAL NEDERLANDSE KRACHTTERMEN IN CORPUS | TABOEDOMEINEN VAN DE POOLSE KRACHTTERMEN | ||||
excrementen |
seks en geslachtsdelen | religie | ziekte en dood | benoemen van personen | ||
excrementen | 8 | 5 | ||||
seks en geslachtsdelen | 31 | 3 | 14 | 1 | 1 | |
religie | 24 | 6 | ||||
ziekte en dood | 1 | 1 | ||||
benoemen van personen | 14 | 1 | 4 | |||
dieren | 1 | |||||
minderheden | 1 | 1 | ||||
lichaamssappen | 1 | |||||
TOTAAL | 81 |
Tabel 4. Taboedomeinen van krachttermen vergeleken.
10.3 Functies van krachttermen en hun vertaling
In tabel 5 worden de vloekwoorden opgedeeld per functionele categorie. Naast vloeken met verschillende functies uit de typologie van Ljung (2011), bevatte het corpus letterlijk en figuurlijk gebruikte krachttermen. De eerste groep heeft betrekking op krachttermen die worden gebruikt in hun primaire betekenis, bijvoorbeeld ‘‘t is moeilijk in’t stadspark te schijten’. In de tweede categorie vallen krachttermen die overdrachtelijk worden gebruikt, meestal in een vaste verbinding zoals ‘ik zwoeg me de kloten van tussen mijn benen’. Zoals de laatste kolom weergeeft, omvat het corpus 27 beledigingen, 22 vloeken, 19 letterlijk en 8 figuurlijk gebruikte krachttermen, 4 versterkingen en 1 verwensing. In overeenstemming met de hypothese ondergingen de versterkingen met een reductie van 100% de grootste transformatie. Celles emotionele uitbarsting ‘ik ga er nog goddomme aan twijfelen of je de mijne bent’ wordt gereduceerd tot ‘zaczynam wątpić, czy jestem twoim ojcem, czy to ja cię spłodziłem’ (ik begin te twijfelen of ik je vader wel ben, of ik je verwekt heb’). Het Nederlandse ‘ge gaat u godverdomme spoeien dat ge achter die bar staat’ wordt in zijn vertaling teruggebracht tot ‘zjeżdżaj za bar, ale już’ (ga achter de bar staan, komaan). Daarnaast werd ook het aantal vloeken aanzienlijk gereduceerd. Een mogelijke motivatie werd reeds gegeven.
FUNCTIES | VERTAALSTRATEGIEËN | |||
vertaald als krachtterm | vertaald zonder krachtterm | niet vertaald | totaal | |
letterlijk | 11 | 2 | 6 | 19 |
figuurlijk | 2 | 6 | 0 | 8 |
versterking | 0 | 0 | 4 | 4 |
vloek | 7 | 2 | 13 | 22 |
verwensing | 1 | 0 | 0 | 1 |
belediging/scheldwoord | 17 | 5 | 5 | 27 |
Tabel 5. Vertaalstrategieën van krachttermen per functie
Een opmerkelijke tendens is ook te bespeuren in de vertaling van de idiomatische uitdrukkingen, in het bijzonder die met‘kloten’. Hoewel parafrasering met een neutrale term in het algemeen de minst toegepaste vertaaltechniek is, domineert ze bij de vertaling van idiomen. ‘Ik zwoeg me de kloten van tussen mijn benen’ wordt afgezwakt tot ‘przecież wypruwam sobie żyły’ (ik werk me kapot) en ‘ware het niet uit volle goesting, dan wel om Breejen te kloten’ wordt ‘choćby po to, żeby dopiec Breejenowi’ (al was het maar om Breejen te pesten). Een gelijkaardig patroon zien we in de vertaling van ‘als de politie hare leeftijd te weten komt, hebde ‘t spek aan u kloten’ dat geneutraliseerd wordt tot ‘zdrowo bekniecie, jak policja się dowie ile ma lat’ (je zal stevig boeten wanneer de politie haar leeftijd te weten komt) en in ‘zijde gelle met mijn kloten aan ’t spelen?’, vertaald als ‘robicie mnie w konia czy co?’ (zijn jullie mij voor de gek aan het houden?). Wanneer de krachtterm daarentegen letterlijk gebruikt wordt, houdtde vertaler zich niet in bij het kiezen voor een Pools equivalent met een platvoers karakter. Nog steeds grof, maar minder tot de verbeelding sprekend is de vertaling van ‘er zit tamelijk wat tet aan’, dat in het Pools ‘fajne cycki’ (lekkere tieten) wordt. De krachttermen in ‘ge moet nekeer zien hoe dat ik moet kakken’ en ‘mijn pruim is nat’ worden zonder schroom weergegeven met respectievelijk ‘srać’ (schijten) en ‘cipka’ (kutje).
De figuurlijk en letterlijk gebruikte krachttermen vonden met andere woorden wel hun weg in de Poolse vertaling, al dan niet met een neutrale uitdrukking, terwijl de meerderheid van de vloeken in de vertaling verdwenen is. Deze functionele categorieën zijn in tegenstelling tot vloeken immers een essentieel element van het plot en hun reductie in de vertaling zou vragen kunnen oproepen bij de toeschouwer. Vloeken zijn op hun beurt slechts een toevoeging die de emotionele toestand van het personage kracht bijzet. Ze zijn voor een groot deel ook afleidbaar op basis van andere semiotische aspecten waaruit een film is samengesteld, zoals de geluiden en het beeld.
11. Conclusie
Zowel in Polen als in Vlaanderen werd er de laatste jaren een toenemende vergroving van het taalgebruik vastgesteld. In Vlaanderen uit deze evolutie zich bovendien ook in een verzwakking van de oorspronkelijke betekenis en verminderd gebruik van blasfemische vloeken, waarvan enkel de gevoelswaarde nog van belang is. In de Poolse hedendaagse vloekcultuur situeert deze verschuiving zich daarentegen in het domein van de seksueel getinte krachttermen, die steeds frequenter en als een alledaags taalmiddel ingezet worden.
Op het vlak van achterliggende taboewaarden en wetgeving inzake grof taalgebruik vertonen de vloekculturen echter opmerkelijke verschillen. Terwijl in Polen het taboeterrein van seksuele handelingen en ziektes geëxploiteerd wordt om krachttermen te vormen, heeft de Vlaming een voorkeur voor het scatologische en seksuele taboedomein, wanneer hij vloekt en scheldt. In tegenstelling tot de Poolse vloekcultuur zijn door de globalisering veel Engelse en Franse krachttermen opgenomen in het alledaagse Vlaamse vloeklexicon en worden steeds vaker lichaamsproducten zoals etter en slijm gebruikt om emotionele uitlatingen kracht bij te zetten. Hoewel in Vlaanderen ook veel blasfemische vloeken over de tongen rollen, zijn die hun specifieke godslasterlijke connotatie verloren en wordt het gebruik ervan niet beperkt door de wet. Polen heeft daarentegen, als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de katholieke kerk in Europa, een wet die beledigingen aan het adres van God bestraft (Van Sterkenburg 2008: 46). Tot slot is in Polen het gebruik van krachttermen in de openbare ruimte en dus ook op televisie en radio wettelijk gereguleerd en strafbaar, terwijl de Belgische wetgeving de Vlaamse taalgebruiker op enkele uitzonderingen na de vrije hand geeft.
In deze casusanalyse werd de Poolse voice-oververtaling van Nederlandse krachttermen in de film De helaasheid der dingen onder de loep genomen. De meerderheid van de krachttermen werd in de Poolse vertaling verzacht of zelfs volledig geëlimineerd. Aangezien dit niet bleek voort te komen uit technische beperkingen verbonden met de voice-overtechniek, wordt onze veronderstelling bevestigd dat de vertaling aan censuur onderworpen is. We kunnen niet met zekerheid stellen, maar enkel vermoeden dat dit het gevolg is van de Poolse wetgeving. Het onderzoek is immers beperkt tot één casus, waardoor de vertalersingreep ook de persoonlijke keuze kan zijn van de vertaler en/of distributeur. Op basis van het gegeven dat driekwart van de godslasterlijke passages onvertaald is gebleven en het overige deel met een ziekteterm werd vertaald, konden we bovendien vaststellen dat in de Poolse samenleving op het oneerbiedig gebruik van Gods naam een opmerkelijk groot taboe berust dat men liever niet doorbreekt. In overeenstemming met de hypothese werd geen enkele versterking vertaald.
In de hypothese werd gesteld dat er een thematische verschuiving zou plaatsvinden bij de vertaling van Vlaamse krachttermen uit het scatologische domein, maar uit de analyse is gebleken dat toch de helft ervan vertaald werd. Wel bleek het hier uitsluitend te gaan om letterlijk gebruikte krachttermen (‘schijten’). Vloeken (‘shit’) of scheldwoorden (‘strontkind’) kenden daarentegen wel een thematische verschuiving in hun Poolse vertaling.
Vloektaal is net zoals dialectgebruik niet alleen bepalend voor de identiteitsvorming van een personage en de perceptie van dat personagedoor de kijker, maar ook in het algemeen voor het karakter en de sfeer van de film. De herhaaldelijke weglating en afzwakking van het taalregister in combinatie met de systematische standaardisering van het Oost-Vlaamse dialect hebben dan ook een onmiskenbaar effect op de perceptie van de Poolse toeschouwer. Ten eerste verliest het scenario in zijn Poolse vertaling wegens deze standaardisering een deel van zijn Vlaamse eigenheid. Dit is in lijn met de tendens die Brems, Boulogne en Vanasten (2015) in hun onderzoek naar de Russische voice-oververtaling van De helaasheid der dingen vaststelden. Ten tweede komt de sociale klasse van de familie Strobbe, waarvan de overdaad aan grove taaluitingen een sprekend kenmerk vormt, door deze afzwakking en eliminatie niet volledig tot zijn recht. Dit wordt bovendien nog versterkt door de toegepaste vertaaltechniek. Door het feit dat we te maken hebben met een voice-oververteller die de dialogen zonder enige intonatie reproduceert, verliezen de krachttermen die wel vertaald werden, voor een deel hun stootkracht. Intonatie is immers erg bepalend voor de lading die de krachtterm draagt. Anderzijds mogen we niet vergeten dat een film een semiotische compositie is die verschillende informatiekanalen tegelijkertijd integreert (Vandeweghe 2005). Kenmerkende aspecten van de Vlaamse couleur locale en het sociale milieu van de hoofdpersonages komen, zoals Brems, Boulogne en Vanasten (2015) concludeerden, grotendeels ook tot uiting in de beelden, de geluiden en de muziek. Bovendien hoort de kijker nog steeds een gedempte versie van de originele stemmen op de achtergrond.
Wegens de beperkte omvang van de bijdrage kon in de vergelijking tussen beide vloekculturen slechts op twee aspecten van krachttermen worden ingegaan, te weten de taboewaarde van de krachtterm en de functie die hij vervult. In vervolgonderzoek zouden ook de verschillen en overeenkomsten in gevoelswaarde in beeld gebracht kunnen worden. Aan de hand van enquêtes kan dan onderzocht worden of Nederlandse krachttermen en hun veelvoorkomende vertalingen dezelfde gevoelswaarde delen, bijvoorbeeld ‘godverdomme’ en zijn populaire equivalent ‘cholera’. Bovendien levert ook het moeilijk definieerbare karakter van krachttermen beperkingen op voor de analyse. Of een woord of uitdrukking tot de categorie krachttermen behoort is niet eenduidig vast te stellen, maar vereist een inschatting die zowel tijdsgebonden als subjectief is. Een bepaald woord kan door het ene woordenboek als ‘vulgair’ en door het andere als ‘informeel’ worden bestempeld. Tot slot werd er in het onderzoek slechts één casus behandeld. Toekomstig onderzoek van andere filmvertalingen zou kunnen uitwijzen of dezelfde conclusies getrokken kunnen worden.
Bibliografie
Allan, Keith en Burridge, Kate. 2006. Forbidden Words: Taboo and the Censoring of Language. Cambridge: Cambridge University Press.
Andersson, Lars en Trudgill, Peter. 1990. Bad Language. Oxford: Basil Blackwell.
AVT Lab. 2017. Audiovisual landscape in Poland. Laatst geraadpleegd op 08.01.2017 (https://avt.ils.uw.edu.pl/en/glowne-rodzaje/#lektor).
Berliński, Tomasz. 2014. Vertalen van vloekcultuur. Poolse vloekwoorden in Nederlandse vertaling. Laatst geraadpleegd op 07.01.2017 (https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/26974).
Bernal, M. A. 2002. La traducción audiovisual. Alicante: Universidad de Alicante.
Brems, Elke, Boulogne, Pieter en Vanasten Stéphanie. 2015. ‘Van Reetveerdegem naar Trou Duc Les Oyes en Moskou. De helaasheid der dingen als (vertaalde) verfilming’, Filter: tijdschrift voor vertalen en vertaalwetenschap, vol. webfilter themanummer “Dimitri Verhulst’.
Burkhanov, Igor. 2003. Translation: Theoretical Prerequisites. Rzeszów: Wydawnictwo Uniwersytetu Rzeszowskiego.
CBOS. 2013. Wulgaryzmy w życiu codziennym. Warszawa: Fundacja CBOS.
De Coster, Marc. 2007. Groot Scheldwoordenboek. Van apenkont tot zweefteef. Antwerpen: Standaard Uitgeverij.
Ferklovà, Sofie. 2014. Subtitles vs. dubbing: approaches to translation of swear words and slang in film. Laatst geraadpleegd op 18.12.2017 (https://is.muni.cz/th/263418/ff_m/Ferklova_mgr_diplomova_prace.pdf).
Garcarz, Michał. 2006. ‘Wulgaryzmy a przekład, czyli życie wulgaryzmów od oryginału do przekładu’, Acta Universitatis Lodziensis. Folia Linguistica Rossica, 2, p. 159-173.
Gottlieb, Henrik. 2001. Texts, translation and subtitling - in theory, and in Denmark. In: Henrik Holmboe e.a. (eds.), Translators and Translations. The Danish Institute at Athens: Aarhus Universitetsforlag, p. 149-192.
Grybiosowa, Antonina. 1998. ‘Liberalizacja społecznej oceny wulgaryzmów’. in: Gajda e.a. (eds.), Człowiek – dzieło – sacrum. Opole: Uniwersytet Opolski, p. 361–369.
Grybosiowa, Antonina. 2006. ‘Polaryzacja opinii o wulgaryzmach współczesnej polszczyzny’, Poradnik Językowy, 6, p. 57-63.
Han, Chong en Wang, Kenny. 2014. ‘Subtitling swearwords in reality TV series from English into Chinese: A corpus-based study of The Family’, Translation & Interpreting, 6:2, p. 1-17.
Hądzlik‑Dudka, Magdalena. 2014. ‘Wulgaryzmy a przekleństwa w kontekście przemian w komunikacji językowej’, Studia Filologiczne Uniwersytetu Jana Kochanowskiego, 27, p. 152-154.
Jay, Timothy. 1992. Cursing in America: A Psycholinguistic Study of Dirty Language in the Courts. John Adams: John Benjamins Publishing.
Jay, Timothy. 1999. Why we curse : a neuro-psycho-social theory of speech. Philadelphia/Amsterdam: John Benjamins Publishing Company.
Kowalikowa, Jadwiga. 2008. ‘O wulgaryzmach w świadomości językowej młodzieży’, Poradnik Językowy, 2, p. 3–15.
Kowalikowa, Jadwiga. 2008. ‘O wulgaryzacji i dewulgaryzacji we współczesnej polszczyźnie’. in: Dąbrowska e.a. (eds.), Język a Kultura. Wrocław: Wydawnictwo Uniwersytetu Wrocławskiego, p. 81–88.
Ljung, Magnus. 2011. Swearing: A cross-cultural linguistic study. Hampshire: Palgrave Macmillan.
Matkivska, Nataliia. 2014. ‘Audiovisual translation: conception, types, characters’ speech and translation strategies applied’, Kalbų Studijos, 25, 38-44.
Oudenhoven, Jan Pieter van en Boele de Raad. 2008. Eikels en trutten over de grens. Laatst geraadpleegd op 03.11.2017 https://www.nemokennislink.nl/publicaties/eikels-en-trutten-over-de-grens).
Płońska, Dagmara. 2010. ‘Przekleństwa – uwarunkowania kulturowe. Uwagi wstępne’, LingVaria, 9:1, p. 205-218.
Pratama, A.D.Y., 2016. ‘The functions of taboo words and their translation in subtitling: a case study in “The help’, RETORIKA: Jurnal Ilmu Bahasa, 2:2, p. 350-363.
Rittmayer, Allison. 2009. ‘Translation and Film: Slang, Dialects, Accents and Multiple Languages’, Comparative Humanities Review, 3, p. 1-12.
Sánchez, Beatriz N. 2015. ‘Translasting blackness in Spanish dubbing’. Revista Española de Lingüística Aplicada, 28:2, p. 416–441.
Sepielak, Katarzyna. 2014. ‘Translation techniques in voiced-over multilingual feature movies’, Linguistica Antverpiensia, New Series. Themes in Translation Studies, 13, p. 251-272.
Sterkenburg, P. J. G. van 1998. Vloeken. Den Haag/Antwerpen: SDU.
Sterkenburg, P. J. G. van 2008. Vloeken. Schiedam: Scriptum.
Toury, Gideon. 1995. Descriptive Translation Studies and beyond. Amsterdam & Philadelphia: John Benjamins Publishing.
Vandeweghe, Willy. 2005. Duoteksten : inleiding tot vertaling en vertaalstudie. Gent: Academia.
Van Groeningen, Felix. 2009. De helaasheid der dingen. Menuet. DVD-uitgave.
Van Groeningen, Felix. 2009. Boso, ale na rowerze. Laatst geraadpleegd op 03.01.2018 (https://zalukaj.com/zalukaj-film/8944/boso_ale_na_rowerze_de_helaasheid_der_dingen_2009_.html).
Joke Bossens studeerde Slavistiek en Oost-Europakunde aan de Universiteit van Leuven. Sinds 2015 is ze werkzaam als docent en onderzoeker aan de Erasmus Leerstoel voor Nederlandse Filologie van de Universiteit van Wrocław. Binnen haar onderzoek richt ze zich op culturele transfer in audiovisuele vertaling.