Zwoegen op papieren akkers   

Susan Massotty
 

Mijn allereerste kennismaking met het werk van Kader Abdolah heb ik te danken aan de loodgieter uit mijn dorp in Friesland, een man die in onze contreien beroemd was als de schrijver van theaterstukken voor de plaatselijke toneelvereniging. In 1993 heeft hij, in samenwerking met een vluchtelingenorganisatie, een minisymposium belegd, met als thema Abdolahs recent verschenen debuut De adelaars. Hoewel de nadruk lag op de schrijver als vluchteling, werd er ook aandacht besteed aan de literaire kwaliteiten van het boek. De deelnemers – de loodgieter, zijn vrouw, het handjevol dorpelingen dat op kwam dagen en ik – waren onder de indruk van Abdolahs eenvoudige maar indringende stijl.

Vanaf die merkwaardige dag heb ik de carrière van Kader Abdolah nauw gevolgd. Toen ik in 2004 werd gevraagd Spijkerschrift in het Engels te vertalen, heb ik geen moment geaarzeld. En ook niet vijf jaar later toen ik de kans kreeg om Het huis van de moskee te vertalen. Later verschenen nog De koning (vertaald door Nancy Forest-Flier) en De boodschapper en De koran (vertaald door het duo Nouri en Niusha Nighting). Tot nu toe zijn deze vijf titels – My Father’s Notebook, The House of the Mosque, The King, The Messenger en The Qur’an – de enige uitgaven in het Engels.

       
 

Deze vijf vertalingen hebben in Engeland en Amerika veel aandacht gekregen in de kwaliteitskranten. Net als in Nederland werd daarbij steevast Abdolahs culturele achtergrond genoemd en werd hij in de markt gezet als een Iraanse schrijver die naar het Westen was gevlucht. De eenvoud van zijn stijl kwam vaak ter sprake in de recensies, zoals die in de Wall Street Journal: ‘What is perhaps most remarkable about “My Father’s Notebook” is its deceptively plain language, put in the service of strong emotions and dire realities.’

Toen ik eenmaal begonnen was met de vertaling, ontdekte ik algauw dat deze ‘bedrieglijk eenvoudige taal’ ontzettend moeilijk te vertalen was. Ik moest de eenvoud zien te bewaren zonder dat de tekst te monotoon werd. Mijn oplossing was om hetzelfde effect te bewerkstelligen met andere middelen. Soms heb ik bijvoorbeeld korte zinnen aan elkaar geplakt of alinea’s gecombineerd – of juist uit elkaar gehaald. Soms lijkt het alsof je als vertaler allerlei puzzelstukjes heen en weer moet schuiven totdat ze allemaal op hun plaats vallen. De afzonderlijke stukjes mogen een beetje afwijken zolang het hele plaatje maar klopt.

Een andere uitdaging was om de woordenschat van de auteur te reproduceren in het Engels. In het begin van Abdolahs carrière was zijn Nederlandse woordenschat beperkt, maar die werd steeds groter. Tussen Spijkerschrift en Het huis van de moskee was er een groeispurt te zien. Toch moet ik bekennen dat ik in de vertaling van beide boeken gebruik heb gemaakt van een meer gevarieerde woordenschat, voornamelijk om aan de verwachtingen van de Engelstalige lezer te voldoen. Die beschouwt Abdolah niet als een allochtoon die zijn best doet om Nederlands te leren, en dus op ons mededogen kan rekenen, maar als een volleerde Nederlandse schrijver die vertaald is in het Engels. Daarbij hoort een vloeiende stijl met een uitgebreide woordenschat – een vorm van domesticatie die ik wel gerechtvaardigd vind.

De transliteratie van de namen en woorden in het Arabisch en het Farsi heeft mij heel wat hoofdbrekens gekost. Abdolahs teksten zijn doorspekt met passages uit de Koran en stukjes Perzische liedjes en gedichten. Hij heeft ze weliswaar getranslitereerd in het Nederlands en ze voorzien van een Nederlandse vertaling, maar ik wilde de Engelse transliteratie zo authentiek mogelijk maken. De Engelse spelling van Arabische woorden kent zoveel variaties dat een leek zoals ik er helemaal tureluurs van word. Dus ging ik op zoek naar een native speaker van het Engels die ook Arabisch, Farsi en Nederlands sprak. Zo’n combinatie leek mij onmogelijk, maar tot mijn verbazing werd mijn bericht op een vertalersforum onmiddellijk beantwoord door R.M. McGlinn, die orde wist te brengen in de chaos van de Engelse transliteratie.

Ter illustratie citeer ik een van de Perzische gedichten uit Het huis van de moskee. In de Nederlandse versie luidt dit:

Roezegar ast ke ghah ezzat dehad
Ghah ghar darad
Tjarge bazighar azin bazijteha besjaar darad.

Zo doet het leven
Het speelt met je
Soms heeft het je lief
Soms vernedert het je.

In McGlinns transliteratie en mijn vertaling werd dit:

Ruzgaar ast keh gah ‘ezzat dehad
Gah khaar daarad
Charkhi baazigar az-in baazichehaa besyaar daarad.

And so life toys with you,
Sometimes loving you,
Sometimes humiliating you.

Ten slotte bleef er een aantal zaken over die ik samen met de auteur wilde bespreken. Kader Abdolah bleek gelukkig zeer benaderbaar. Over de cultuur of de politiek van zijn geboorteland had ik niet veel vragen. In 1972 – in de tijd van de sjah – heb ik zelf een grote reis door Iran gemaakt, zodat ik mij een goed beeld kon vormen van de personages en het decor in zijn boeken. Mijn vragen gingen eerder over de nuances in de tekst. Om deze door te nemen hadden Abdolah en ik afgesproken bij hem thuis.

Maar onze eerste ontmoeting, op 2 november 2004, liep heel anders dan wij hadden verwacht. Na een lange reis belde ik bij hem aan. De deur zwaaide open. Heb je het nieuws gehoord? zei hij bij wijze van begroeting. Nee, welk nieuws? vroeg ik. Theo van Gogh is vermoord! riep hij. Wij waren allebei zo ontdaan dat we nauwelijks aan de vragen toekwamen. Veel tijd hadden we ook niet, want Abdolah had de Volkskrant net beloofd om een reactie op Van Goghs moord te schrijven. Desondanks werd ik gastvrij ontvangen met de traditionele thee en dadels. Toen we klaar waren, vroeg hij mij de eerst twee pagina’s van mijn vertaling van Spijkerschrift voor te lezen, vanaf de openingszin:

En zo ging het tot ze, de mannen uit Kahaf, uiteindelijk hun toevlucht in de spelonk zochten.

Tot de laatste twee alinea’s:

Hoewel ik alwetend ben, kan ik Aga Akbars notities helaas niet lezen.
Ik vertel alleen het gedeelte van het verhaal totdat Ismaiel geboren wordt. De rest laat ik hem zelf vertellen. Maar aan het einde kom ik terug, want Ismaiel kan het laatste deel van zijn vaders notities niet ontcijferen.

Of zoals het in het Engels klinkt:

And so it went until the men of Kahaf finally sought refuge in the cave.
Even though I’m omniscient, I can’t read Aga Akbar’s notes, so I’m going to tell the story up to Ishmael’s birth, then leave the rest to him. But I’ll come back again at the end, because Ishmael can’t decipher the last part of his father’s notebook.

Terwijl ik voorlas, sloot Abdolah zijn ogen en luisterde aandachtig naar mijn stem. Toen ik het einde had bereikt, knikte hij tevreden en zei dat het ritme, een cruciaal onderdeel van zijn proza, goed klonk. Hij had het volste vertrouwen in mijn vertaling, voegde hij eraan toe. Daarna nam ik afscheid van hem en ging met een wirwar aan gevoelens terug naar huis.

Het werk van Kader Abdolah heeft mij twee onvergetelijke dagen bezorgd, één met een literatuur minnende loodgieter en de andere met de auteur op een bijzonder moment in de Nederlandse geschiedenis. Ondertussen waren er vele uren, dagen en maanden van keihard werken. Dat is het leven van een vertaler. Wij zwoegen op papieren akkers, zaaien woorden in de vruchtbare grond van de verbeelding en oogsten volgeschreven bladzijden in vreemde talen. Zo ontkiemen Kader Abdolahs boeken, waaraan een kluitje Iraanse aarde kleeft, eerst in de voedzame klei van Nederland om daarna te worden overgeplant naar de weelderige bodem van boekenwinkels in alle hoeken van de wereld.