Alle heftigen und die heftigsten unter den heftigen,
die schmerzhaften Empfindungen seines Körpers,
alle starke Leidenschaften seiner Seele äussern sich unmittelbar
in Geschrei, in Töne, in wilde, unartikulierte Laute.
Johann Gottfried Herder
Abhandlung über den Ursprung der Sprache (1985: 697)
1 Dubbele pijn
Wie binnen een wetenschappelijke discipline een onderwerp, een thema wil aansnijden, wordt verondersteld goede redenen te hebben om dat te doen. In het geval van getuigenis mogen we dus ook aannemen dat er redenen zijn om dit onderwerp op vertaling te betrekken. Voor we toekomen aan de bespreking van en reflectie op onze casus, willen we kort ingaan op de redenen die er zijn of kunnen zijn om getuigenis en vertaling op elkaar te betrekken.
Een voor de hand liggende reden is, volgens ons, het feit dat een getuigenis als een vertaling zou kunnen worden gekenmerkt. Getuigenissen zijn geen directe ervaringen. Ervaringen worden naverteld, in eigen woorden gevat, ‘vertaald’ in getuigenissen.
Wat overigens uit deze redenering blijkt, is dat de getuigenis na de ervaring komt, zoals de vertaling na het origineel komt. We kunnen wellicht stellen dat het nakomen, het ‘komen na’ een wezenlijk kenmerk van de getuigenis en de vertaling is.
Wat om getuigenis vraagt, lijkt, paradoxaal genoeg, met name (maar niet uitsluitend) dat wat zich moeilijk onder woorden laat brengen: het on-vertaalbare. Het trauma, dit woord associëren we met de ‘on-vertaalbare’ ervaring, is de ervaring die blijvend weerstand biedt aan elk woord, elke verwoording. Het trauma, zo wordt in de psychoanalyse geponeerd, valt echter niet simpelweg samen met die onvoorstelbare ervaring1. Het trauma raakt ontdubbeld, de pijn van het trauma neemt almaar toe, door haar onvoorstelbaarheid. De getuigenis ís, zo redeneren de psychoanalytici, zelf traumatisch. Dat is ook de reden, zo menen zij, waarom er tal van Holocaustoverlevers zijn die na hun bevrijding alsnog zelfmoord hebben gepleegd: er is geen taal voorhanden om het uit het onvoorstelbare resulterende lijden volledig onder woorden te brengen (zie ook Kilby 2002). Bijgevolg zullen getuigenissen van traumatische gebeurtenissen hun trouw aan die dubbele pijn, aan de dubbele onvoorstelbaarheid betrachten. In hun vorm zoeken de getuigenissen een omgang met die dubbelheid.
Ondanks de schoonheid van deze redenering, laten we ons niet direct tevredenstellen door de metaforiek die vertaling op getuigenis betrekt. Er is ook een tweede reden waarom getuigenis op vertaling kan worden betrokken. Waar de getuigenis een (soort) document is waarin een ervaring, in welke vorm dan ook, wordt vastgelegd (zie ook Le Goff 1978), daar kent de vertaling, volgens bepaalde vertalers, vertaaltheoretici en -wetenschappers, een ‘documentaire’ functie.2 Als ‘document’ pretendeert de vertaling niet gelijk te zijn, niet identiek te zijn aan het origineel. Het document valt niet samen met, maar komt na de feiten. De verwijzing naar de ‘documentaire’ status van de vertaling roept vragen op. Vragen die zich in deze context opdringen: welke feiten registreert de vertaling? wat documenteert de vertaling? waarvan getuigt de vertaling?
De bespiegelingen waarin de documentaire functie van vertaling staan beschreven, zijn in onze optiek erg interessant. Als zelfverklaarde benjaminianen zouden we met plezier aandacht schenken aan de wijze waarop vertaling volgens Walter Benjamin ‘getuigt’. In zijn theorie, voor zover zij er één is, is het niet de vertaler die getuigt, maar de vertaling. Vertaling getuigt volgens hem van het (voort-)leven van de werken en van de diepere verwantschap van de talen (2004).
Toch kan de tweede reden ons evenmin overtuigen; een doorgedreven reflectie op het documentaire zou eveneens tot een ietwat gratuit metaforisch spreken leiden. In dat geval wordt getuigenis een metafoor van de vertaling, een beeld voor vertaling.
Is er nog een derde reden om vertaling en getuigenis op elkaar te betrekken? Die is er zeker. We kunnen stellen dat vertaling en getuigenis op elkaar betrokken kunnen worden, omdat getuigenissen nu eenmaal worden vertaald. Voor het gemak laten we ons in deze bijdrage door deze in onze optiek ietwat gemakzuchtige gedachte leiden, in de hoop door te dringen tot een diepere reden. ‘La douleur’3 van Marguerite Duras, is de getuigenis die we zullen behandelen. Dit semi-autobiografische verhaal is onder andere door Jan Versteeg vertaald. Wij behandelen zijn vertaling ‘De pijn’4.
2 Pijn, verdriet, smart
We zullen enkele pijnpunten aanstippen in de vertaling die Jan Versteeg maakte. In het algemeen kunnen we stellen dat de vertaler niet echt gevoelig is voor de eigenheden en eigenaardigheden van de oorspronkelijke tekst. Hij toont weinig respect voor het taaleigen van de auteur, Marguerite Duras, dat onder andere wordt gekenmerkt door de herhaling van klanken en woorden en door het gebruik van ongewone woordgroepen. Zijn versie is gericht op de betekenis van het origineel. Het Franse origineel vraagt een fundamenteel andere vertaalaanpak, een aanpak die niet is gericht op betekenisweergave5. Vanuit zuiver tekstueel oogpunt vraagt het origineel om een aanpak die tegen de heersende vertaalnorm indruist. Als je ‘La douleur’ wilt vertalen, moeten er heel wat zekerheden worden opgegeven. De vertaling zal een lange dwaaltocht worden, een tocht waarvan niemand weet of hij ergens heen leidt.
Versteegs vertaling is geen dwaaltocht: hij kiest de gemakkelijkste weg.6 Hij gaat de uitdaging met de brontekst niet aan. We illustreren die algemene vaststelling aan de hand van concrete voorbeelden. In de Franse tekst komt het woord ‘douleur’ elf keer voor7. Versteeg vertaalt het negen keer met ‘pijn’8, één keer met ‘verdriet’9 en één keer met ‘smart’10. We lezen de twee passages waarin hij ‘douleur’ niet met ‘pijn’ vertaalt:
Il [un prêtre prisonnier] ne revenait d’aucune douleur, d’aucune attente. (Duras 1985: 31–32)
Hij [een uit gevangenschap teruggekeerde priester] had geen enkel verdriet meegemaakt, nooit hoeven wachten. (Duras 2007: 28)
Son visage [de Robert L.] s’était recouvert d’une douleur intense et muette parce que la nourriture lui était encore refusée, que ça continuait comme au camp de concentration. (Duras 1985: 66)
Zijn gezicht [van Robert L.] had zich gehuld in een diepe en stomme smart, omdat hem nu alweer voedsel werd onthouden, dat het doorging zoals in het concentratiekamp. (Duras 2007: 59)
De verbinding tussen deze passages en de titel van de Nederlandse vertaling ‘De pijn’ is hier verbroken. In beide passages had de vertaler net zo goed kunnen kiezen voor ‘pijn’. Door dat te doen zou hij de woordlijn – een lijn die wordt gevormd door hetzelfde woord dat op verschillende plaatsen in de brontekst voorkomt – hebben gerespecteerd. Aandacht voor de woordlijnen in een tekst is een ethische houding11. Het anders-zijn van de tekst van de ander12 is daarbij het leidende principe.
Het Frans dat Duras hanteert, is, op zijn zachtst gezegd, eigenzinnig. Het eerste citaat is daarvan een duidelijk voorbeeld: de woordgroepen ‘ne revenir d’aucune douleur’/’ne revenir d’aucune attente’ zijn ongebruikelijk. In de Nederlandse vertaling worden de ongebruikelijke woordgroepen genormaliseerd. De Nederlandse taalnorm krijgt voorrang op de bijzonderheid van het Franse origineel. De vertaler vlakt de oorspronkelijke tekst af.
Duras’ tekst ‘La douleur’ wordt tevens door muzikaliteit gekenmerkt. De herhaling van bepaalde klanken en woorden geeft ritme aan de tekst. We geven twee voorbeelden:
La douleur est telle, elle étouffe, elle n’a plus d’air. La douleur a besoin de place. (Duras 1985: 14)
De pijn is zo hevig dat ze stikt, ze krijgt geen lucht meer. De pijn heeft ruimte nodig. (Duras 2007: 11)
Il [Robert] n’avait jamais l’air de rien voir, toujours en allé au cœur de l’absolue bonté. […]. Toujours en allé au cœur de l’absolue douleur de la pensée. (Duras 1985: 48)
Het was alsof hij [Robert] nooit iets zag, steeds op weg naar de kern van de absolute goedheid. […]. Steeds op weg naar de kern van de absolute pijn van het denken. (Duras 2007: 43)
We merkten al op dat het Frans van Duras eigenzinnig is. De auteur van ‘La douleur’ durft af te wijken van de taalnorm. Het bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord ‘en allé’ is daarvan een tweede voorbeeld. Ook dat merkwaardige gebruik wordt in de Nederlandse vertaling genormaliseerd: ‘en allé au coeur de’ wordt ‘op weg naar de kern van’.
Versteeg maakt een betekenisvertaling. Hij houdt, zoals uit de voorbeelden blijkt, nauwelijks rekening met de muzikaliteit13, het ritme, de ademhaling van de oorspronkelijke tekst. Zijn manier van vertalen botst met Duras’ vertaalopvatting, die expliciet is verwoord in de Quatrièmes assises de la traduction littéraire:
Tout le monde sait bien que la traduction n’est pas dans l’exactitude littérale d’un texte mais peut-être faudrait-il aller plus loin et dire qu’elle est davantage dans une approche d’ordre musical, rigoureusement personnelle et même, s’il le faut, aberrante.
C’est très difficile à dire. C’est un peu ce que je voulais faire : essayer de le dire. Les erreurs musicales sont les plus graves.
[…]
Est-ce qu’on pourrait parler d’une traduction musicale ? mais on le fait d’une interprétation musicale. On regrette que l’usage de ce mot s’arrête au sens, comme si c’était la musique qui était privée de sens et non pas les textes. Est-ce qu’il n y a pas dans la convention du sens respecté une scolarité à retardement qui joue contre la liberté d’un texte, contre sa respiration ou sa folie ? (Duras 1988: 89, 90)
Iedereen weet wel dat het bij vertalen niet om de letterlijke juistheid van een tekst gaat, maar misschien moeten we nog verder gaan en zeggen dat het bij vertalen meer om een muzikale benadering gaat, een strikt persoonlijke benadering, die als het moet zelfs afwijkt.
Het is heel moeilijk te verwoorden, dat is een beetje wat ik wilde doen, het proberen te verwoorden: de muzikale fouten zijn het ergst.
[…]
Kunnen we spreken van een muzikale vertaling? We spreken van een muzikale interpretatie. Jammer genoeg gebruiken we het woord ‘interpretatie’ alleen met betrekking tot betekenis. Alsof betekenisloosheid bij muziek hoort, en niet bij teksten. Schuilt er in de norm van trouw zijn aan de betekenis geen achterhaalde schoolsheid die zich opwerpt tegen de vrijheid van een tekst, tegen zijn ademhaling en waanzin?14
Het moge duidelijk zijn dat de Nederlandse vertaling van ‘La douleur’ geen aberrante, abnormale, afwijkende vertaling is. Dat is bijzonder jammer, omdat de aberratie een wezenlijk kenmerk is van Duras’ tekst, een kenmerk dat innig met de thematiek van ‘La douleur’ is verbonden. We merken daarbij op dat het woord ‘aberrant’ vaak negatief wordt begrepen: een aberrant antwoord, aberrant gedrag enz. Wij gebruiken het in positieve zin: een aberrante vertaling respecteert het lichaam van de oorspronkelijke tekst. Dat respect doet de doeltaal vaak geweld aan, doet de doeltaal vaak pijn. Het verband tussen aberratie en waanzin is evident. Duras heeft het over de waanzin van de tekst. De zin, de betekenis van een tekst is dolend, dwalend.
Vertalers zijn betekeniszoekers. Ze zijn steeds op zoek naar de betekenis van woorden, zinnen… en proberen die betekenis weer te geven in de doeltaal. Ze gaan ervan uit dat er altijd betekenis is. Betekenisloosheid, on-zin is beangstigend, ondraaglijk. De angst voor onzin, de neiging tot normalisering en neutralisering van het afwijkende, het zin-loze, komt in de vertaling van de getuigenis in ‘La douleur’ naar voren.
3 Geboortepijnen
Laten we even recapituleren. We hebben ons afgevraagd wat de relatie is tussen vertaling en getuigenis. Een gemeenschappelijk element is het feit dat ze beide après-coup, nachträglich ‘plaatsgrijpen’. Een andere gelijkenis tussen vertalingen en getuigenissen is hun documentaire karakter: een vertaling documenteert het bestaan van een andere tekst, een getuigenis documenteert het bestaan van een voorafgaandelijke ervaring. Beide karakteristieken werden als onbevredigend, als te weinig verklarend bestempeld. Een derde mogelijke relatie, de meest onbevredigende wegens te louter descriptief, is het feit dat getuigenissen simpelweg vertaald worden. Een blik van naderbij op zo een ‘bestaande vertaling’, de Nederlandse vertaling van Marguerite Duras’ ‘La douleur’ – naast het werk van Paul Celan een van de meest aangrijpende ‘literaire’ getuigenissen überhaupt – bracht aan het licht dat die vertaling het niet zo nauw neemt met haar document-zijn. ‘De pijn’ is een al te simpele betekenisvertaling, die zich van andere tekstelementen – muzikaliteit, formulering, concordantie, kortom wat traditioneel ‘vorm’ heet – niets aantrekt en de eigenaardigheden van de brontekst normaliseert. Tegen zo een vertaalgedrag voeren wij een meer ethische houding met respect voor de taal en de tekst van de ander in het veld15. Een attente (bijstaande, wachtende) vertaling houdt de vraag en de opdracht immers open. Dat zijn een hoop negatieve, onbevredigende bevindingen – en is een lastige eis.
Nochtans denken we dat de vraag naar de manier waarop een vertaling getuigenis kan zijn aan de wezensvraag van vertaling zelf raakt: wat is vertaling eigenlijk? of beter nog: wat ‘doet’ eigenlijk vertalen? wat in de brontekst roept op tot, appelleert aan vertalen? ‘was heißt übersetzen’?). Laten we de vraag uit onze inleiding daarom nog eens herhalen: wat hebben getuigenis en vertaling gemeenschappelijk?
In de traumaliteratuur wordt gesteld dat een trauma niet onder woorden te brengen is. De tekst die het trauma wil uitspreken botst op de on-voorstelbaarheid, de onuitspreekbaarheid, de on-(ver)taalbaarheid ervan. Het zijn lijdende, pijnvolle teksten, niet alleen omdat dat wat ze willen voorstellen zo pijnvol is, maar omdat ze, om het zo te zeggen, aan de onvoorstelbaarheid ervan lijden. We hoeven in dit verband niet eens Adorno te citeren die, de onmogelijkheid van poëzie na Auschwitz proclameerde en zich dan corrigeerde door te zeggen dat ook de schreeuw van de gemartelde recht op uitdrukking heeft. De getuigeliteratuur stelt de traumatische ervaring niet meer voor, geeft haar niet meer weer, maar drukt enkel iets uit - de pijn, het lijden. Het behoort tot de authenticiteit van schrijvers als Marguerite Duras en Paul Celan dat ze die uiterste beperking van de literatuur in hun schrijven opnemen zonder de literatuur voor onmogelijk te verklaren, maar er wel, schaamtevol, de beperking van inzien. In haar voorwoord bij ‘De pijn’ zegt Duras: ‘Ik stond tegenover een reusachtige wanorde van gedachten en gevoelens waar ik niet aan heb durven komen en bij de aanblik waarvan de literatuur me met schaamte vervulde.’ De Nederlandse vertaler van Paul Celan, Ton Naaijkens, haalt bij zijn vertaling van het gedicht ‘Aschenglorie’ (Asglorie) een brief van Celan aan waarin hij het heeft over de ‘nietigheid van het schrijven’ (Celan 2003: 417, 813). In ‘Aschenglorie’ komt de beroemde zin ‘Niemand zeugt für den Zeugen’ (niemand getuigt voor de getuige) voor.
Nu, als getuigenisteksten als ‘La douleur’ zelf de nietigheid van hun onderneming uitspreken, als ze zelf de uitdrukking van die onvoorstelbaarheid, ‘onweergeefbaarheid’ zijn, waarop moet dan, om het met Benjamin te vragen, ‘het werk van de ware vertaler zich richten’ (Benjamin 2004: 69)? Uiteraard zullen alle bekende heuristische knepen van een vertaler die naar de bedoeling van de auteur of de betekenis van de tekst vraagt onmiddellijk ad absurdum gevoerd worden. Wat moet een vertaler weergeven als dat wat weergegeven moet worden niet weergegeven kan worden? Staat het principe van de weergave dan niet radicaal ter discussie? Je zou kunnen zeggen: een weergave is onmogelijk, maar je kan wel de strijd van de brontekst met dat onvoorstelbare weergeven. Dat kan wellicht, maar bevinden we ons ten aanzien van de authenticiteit van die brontekst dan niet in een heilloze herhaling, een simulatie van een ervaring die uniek heet te zijn? Vallen we dan niet terug op een ongeloofwaardig ‘het-zelfde-nog-een-keer’? De traditionele vraag naar het statuut van vertaling wordt ten aanzien van zulke getuigenis-teksten in alle scherpte gesteld.
Maar wat kan de vertaling dan wel doen? De aanzet van een mogelijk antwoord vinden we bij Walter Benjamin. Voor zover wij het overzien, is hij de enige vertaaltheoreticus die geprobeerd heeft de essentie van vertaling in termen van getuigenis te vatten. Volgens Benjamin kunnen vertalingen iets waartoe originelen niet in staat zijn of in ieder geval niet in geïnteresseerd zijn: ze zijn getuigen niet alleen van het voortleven van een werk, maar zelfs van de kracht die voor dat voortleven zorgt: de taalbeweging, de aan de subjecten (auteurs, vertalers, lezers) onttrokken dynamiek in de taal die voor betekenisveranderingen, voor taalvernieuwing zorgt. Talen zijn met elkaar verwant, aldus Benjamin, doordat ze in die taalbeweging op een onbereikbaar, ontzegd eindpunt gericht zijn. Vertalingen leggen getuigenis af van de verwantschap van de talen in hun gerichtheid op dat eindpunt. Vertalingen geven de afstand aan die de talen nog van dat eindpunt scheidt. Dat kunnen ze niet door betekenissen oppervlakkig weer te geven, het bestaande te herhalen, maar doordat ze de vinger aan de pols van de taalbeweging houden. Benjamin zegt: een vertaling merkt ‘de narijping van het vreemde woord’ en luistert naar de ‘weeën (de geboortepijnen) van het eigen woord’ (Benjamin 2004: 68). Het werk van de ware vertaler is gericht op de verhouding tussen twee talen. Die ‘intentie op de taal’ maakt vertalen – ‘alle vertaling’ (p. 73), zegt Benjamin – tot een gevaarlijke onderneming: de betekenisweergave is niet meer de maat van de vertaling. Daarom loopt een vertaler het gevaar in de diepte van de taal te verdwijnen. Dat gevaar moet een vertaling durven te lopen, zeker als het om een tekst als ‘De pijn’ van Duras gaat. Zij mag niet vluchten in een al bij al gemakkelijke en oppervlakkige gelijkenisproductie.
Als dat zo is, dan hoeft Celans uitspraak ‘Niemand getuigt voor de getuige’ niet alleen voor de ervaring van een auteur ten aanzien van een traumatische gebeurtenis te gelden; ze kan evenzeer gelden voor een vertaling die zich ten aanzien van een onmogelijke getuigenis in de eigen taal laat gaan, die zich door niets of niemand, door geen heersende norm, door geen uitgever of criticus, door geen lezersverwachting, door geen wat voor geïnterioriseerde verplichtingen dan ook, kortom door geen getuige laat leiden: een vertaling die, met de woorden van Celan, ‘eenzaam’ is, zoals een gedicht eenzaam is. De gerichtheid op de eigen taal, op de pijnen van de eigen taal, ten aanzien van een in een andere taal (bij alle onvatbaarheid) uitgedrukte getuigenis verplicht de vertaler tot een totaal attente vertaalwijze.
Noten
1 Enkele psychoanalytici waaraan we refereren zijn Sándor Ferenczi (1949), Jacques Lacan (1986), Jean Laplanche (1987), Martin Stanton (1993) en Slavoj Žižek (1997).
2 De documentaire functie is een oorspronkelijke functie van de vertaling in het (vreemdetalen)onderwijs (zie Van Egdom 2012). Die functie is, kort gesteld, metatekstueel; dat wil zeggen: de documentaire vertaling ‘is a text about a text, or about one or more particular aspects of a text’ (Nord 1997: 47).
3 ‘La douleur’ werd overvloedig becommentarieerd. De tekst van Désirée Schyns (2014) is een van de boeiendste teksten over ‘La douleur’.
4 Versteeg is een ervaren Durasvertaler. Hij vertaalde ook de romans Abahn Sabana David, Emily L., L’amante anglaise (Engelse munt), Les yeux bleus cheveux noirs (Zwart haar blauwe ogen), Pluie d’été (Zomerregen) en Un barrage contre le Pacifique (Een dam tegen de Grote Oceaan) van Duras.
5 Misschien moeten we nog een stap verder gaan en de verhouding vertaling-origineel anders opvatten. De vertaling is geen weergave van het origineel; de vertaling zoekt een eigen weg.
6 Tijdens het symposium ‘Getuigenis in vertaling’ (Gent, 28 november 2017) werden enkele argumenten aangedragen die de aanpak van Versteeg zouden kunnen rechtvaardigen. Zo zou Versteeg doelbewust hebben gekozen voor een weergave van de feiten, de gebeurtenissen in ‘La douleur’. Het autobiografische karakter van de tekst prevaleert in deze vertaling. We kunnen dit argument eenvoudig ontkrachten. Onze eerste tegenwerping is gestoeld op onze inleiding: we stellen dat traumaliteratuur een vormelijke trouw aan de dubbele onvoorstelbaarheid van het trauma betracht. De tweede tegenwerping is gebaseerd op Duras’ voorwoord. Daarin raakt het autobiografische geproblematiseerd. Over ‘La douleur’ zegt ze het volgende: ‘Je n’ai aucun souvenir de l’avoir écrit. Je sais que je l’ai fait, que c’est moi qui l’ai écrit, je reconnais mon écriture [...] mais je ne me vois pas écrivant ce Journal. Quand l’aurais-je écrit, en quelle année, à quelles heures du jour, dans quelle maison ? Je ne sais plus rien’ (Duras 1985: 13).
7 Duras 1985, p. 14(2), 32, 42, 46, 48, 60, 66, 70, 74.(2)
8 Duras 2007 [1985], p. 11(2), 37, 41, 43, 53, 63, 67.(2)
9 Duras 2007 [1985], p. 28.
10 Duras 2007 [1985], p. 59.
11 Met het woord ‘ethisch’ moeten we voorzichtig omgaan. Vertaalethiek en vormkenmerken van de brontekst zijn met elkaar verbonden. De vraag is wat er in een vertaling met die vormkenmerken moet gebeuren. De vraag blijft een vraag. Dat blijven, dat onbeantwoord blijven van de vraag zouden we ‘ethisch’ kunnen noemen.
12 ‘Anders-zijn’ vatten we op als ‘vormelijk anders-zijn’.
13 Muzikaliteit mag niet worden verward met vrijblijvendheid. Muzikaliteit is geen vrijgeleide voor de vertaler. Integendeel, muzikaliteit is een vraag naar aandacht voor de tekstualiteit van de tekst.
14 De Nederlandse vertaling van Ilse Barendregt hebben we aangepast.
15 Antoine Berman heeft het thema van de vertaalethiek uitgebreid behandeld (zie onder andere Bloemen & Segers 2016).
Bibliografie
Adorno, Th. W. 2014. Negatieve dialectiek. Vertaald door Michel van Nieuwstadt. Zoetermeer: Klement. (In het bijzonder 3,III Meditaties over metafysica).
Baer, Ulrich. 2002. Traumadeutung. Die Erfahrung der Moderne bei Charles Baudelaire und Paul Celan. Frankfurt: Suhrkamp. (In het bijzonder hfst. 4. Sprache freilegen. der Weg zum Zeugnis.)
Benjamin, Walter. 2004. ‘De opgave van de vertaler’ [vertaald door Henri Bloemen], in: Ton Naaijkens e.a. (eds.), Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Vantilt, p. 59–68.
Bloemen, Henri & Winibert Segers. 2016. Een ethiek van de vertaling. Heule: INNI publishers.
Duras, Marguerite. 1985. ‘La douleur’, in : La douleur. Paris: P.O.L. éditeur, p. 9–81.
Celan, Paul. 2003. ‘Aschenglorie’ / ‘Asglorie’, in: Verzamelde gedichten [vertaald door Ton Naaijkens]. Amsterdam: Meulenhoff, p. 417.
Duras, Marguerite. 1988. [‘Message’], in : Quatrièmes assises de la traduction littéraire. Arles: Actes Sud, p. 89, 90.
Duras, Marguerite. 2007 [1985]. ‘De pijn’, De pijn. Vertaald door Jan Versteeg. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, p. 7–72.
Duras, Marguerite. ‘De muzikale fouten zijn het ergst’, vertaald door Ilse Barendregt, op: www.vertaalkriebels.nl.
Ferenczi, Sándor. 1949 [1933]. ‘Confusion of Tongues between Adults and the Child (the Language of Tenderness and of Passion)’,n International Journal of Psychoanalysis, 30, p. 225–230.
Kilby, Jane. 2002. ‘The Writing of Trauma: Trauma Theory and the Liberty of Reading’, New Formations: A Journal of Culture/Theory/Politics, 47, p. 217–230.
Lacan, Jacques. 1986. Le Séminaire livre VII (1959–1960): L’éthique de la psychanalyse. Paris: Seuil.
Laplanche, Jean. 1987. Nouveaux fondements pour la psychanalyse. La séduction originaire. Paris: PUF.
Le Goff, Jacques. 1978. ‘Documento/Monumento’, in: Enciclopedia Einaudi, dl. V. Turijn: Einaudi, p. 38–43.
Nord, Christiane. 1997. Translating as a Purposeful Activity: Functionalist Approaches Explained. Manchester: St. Jerome.
Schyns, Désirée. 2014. ‘Une autotraduction éblouissante : La douleur (1985) de Marguerite Duras, lecture croisée avec Cahiers de la guerre et autres textes (1943–1949)’, in : Fouad Laroui & Sabine van Wesemael (eds.), Littératures d’ailleurs et d’aujourd’hui : liber amicorum offert à Ieme van der Poel. Paris: Zellige, p. 29–43.
Stanton, Martin. 1993. ‘Psychic Contusion: Remarks on Ferenczi and Trauma’, British Journal of Psychotherapy, 9:4, p. 456–462.
Van Egdom, Gys-Walt. 2012. ‘Prolegomena tot een nieuwe conceptie van vertaalbaarheid’, Revue Belge de Philologie et d’Histoire / Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 90, p. 659–730.
Žižek, Slavoj. 1997. The Plague of Fantasies. London: Verso.
Winibert Segers is verbonden aan de KU Leuven Campus Antwerpen. Hij begeleidt vertaalateliers ‘Administratief vertalen’ en ‘Medisch vertalen Frans Nederlands’. Zijn onderzoeksdomeinen: vertaalevaluatie en vertaaltheorie.
Gys-Walt van Egdom is verbonden aan Zuyd Hogeschool (Vertaalacademie) en Vrije Universiteit Brussel. Hij doceert vertaalwetenschap, terminologie en vertaal- en communicatieonderzoek. Tevens verricht hij onderzoek naar vertaling.
Henri Bloemen is hoofddocent literaire vertaling en vertaalwetenschap aan de Lessius Hogeschool Antwerpen. Hij is co-directeur voor Vlaanderen van het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV). Zijn onderzoek situeert zich op de gebieden van het literair vertalen, de vertaaltheorie en de ethiek van het vertalen.