Na zijn debuut in 1967 met Vendredi ou les Limbes du Pacifique publiceerde Michel Tournier (1924–2016) Le Roi des Aulnes (hierna RA), zijn bekendste maar ook meest controversiële roman. Als het om Tourniers wijze van schrijven gaat, moet allereerst vermeld worden dat hij zich voor zijn werk zeer uitvoerig documenteerde. ‘La part proprement inventée est minime dans mes romans,’ zou hij al in 1970 verklaren. Deze werkwijze leidt niet alleen tot een hyperrealistische stijl maar zorgt ook voor een zeer rijke en afwisselende intertekstualiteit (Worton 1995: 14).
Tournier (geboren in een gezin van germanisten, studie filosofie in Tübingen, Duitsland) was al in de jaren 50 begonnen aan een eerste versie van RA maar had het terzijde gelegd omdat het naar zijn idee onvoldoende niveau had (Tournier 1977: 193-194). Hij nam het manuscript weer ter hand in 1968, in een periode die werd gekenmerkt door een groeiende belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder voor de Holocaust (Nettlebeck 1984, Viart 2005: 146-171). Deze historische intertekstualiteit speelt een belangrijke rol binnen de verhaallijnen en de plot van RA en wordt door Tournier mede zichtbaar gemaakt door middel van diverse eindnoten waarin naar historische bronnen, zoals die van het proces van Neurenberg, wordt verwezen. Voor een passage aan het einde van de roman verwijst Tournier naar een Auschwitzgetuigenis, die mede de basis vormt voor de ontknoping van de roman.
Door het gebruik van deze getuigenis krijgt RA een plaats in het debat over Holocaustfictie. Theorieën en uitspraken van de Duitse filosoof Theodor Adorno hebben een belangrijke invloed gehad op dit debat. Zo waarschuwde Adorno voor een louter ‘esthetische’ functie van literatuur en voor de ‘verlossende functie’ die inhoudelijk van Holocaustliteratuur zou kunnen uitgaan, om de belangrijke reden dat beide strategieën zouden afleiden van de historische werkelijkheid. Ook een auteur als Young erkent dat het gebruik van getuigenissen in fictie inderdaad kan leiden tot effectbejag; toch pleit hij er ook voor getuigenistekst niet tot verboden terrein te verklaren voor hergebruik binnen de (literaire) verbeelding, maar de weg naar het publieke bewustzijn open te houden (Young 1990: 69-60, 132-133). Al deze overwegingen lijken van toepassing op de keuzes die Tournier maakte voor de constructie van zijn roman. In dit artikel ga ik daar nader op in aan de hand van een beschrijving van de manier waarop Tournier zijn Duitstalige historische bron verwerkte in zijn roman (Eickelkamp 2008). Daarnaast zal ik een vergelijking maken tussen de Nederlandse en de Duitse vertaling van deze episode in Tourniers roman, die in een vroege fase vrijwel gelijktijdig verschenen (Jenny Tuin, Meulenhoff, 1971 en Hellmut Waller, Hoffmann und Campe, 1972). Vanwege de bijzondere samenwerking tussen Tournier en Waller kwam de Duitse vertaling op andere wijze tot stand dan de Nederlandse.
De Napola: taal en beschrijving
Hoofdpersoon van Tourniers roman is Abel Tiffauges, een automonteur uit Parijs die wel een einzelgänger kan worden genoemd. Wanneer de oorlog uitbreekt, wordt hij als dienstplichtig militair al snel krijgsgevangen gemaakt en komt in Duitsland terecht, waar hij er geen been in ziet om zich steeds meer aan te sluiten bij het naziregime. Gaandeweg krijgt hij steeds belangrijkere taken binnen een opleidingsinstituut voor de nazi-elitejeugd, een zogenaamde ‘Nationalpolitische Lehranstalt’ (hierna ‘Napola’).
In RA is afwisselend sprake van een onbekende verteller en het perspectief van Tiffauges zelf, wiens dagboek Les Écrits Sinistres een belangrijk deel van de roman beslaat. In dit dagboek beschrijft Tiffauges de omstandigheden op de Napola op geheel eigen wijze. Zoals Korthals-Abels in haar proefschrift uit 1992 laat zien, speelt ook de anonieme verteller een steeds wisselende en daarmee onbetrouwbare rol en draagt hij zo bij aan het ambivalente karakter van de hoofdpersoon (Korthals-Altes 1992: o.a. 130-131, zie ook Meretoja 2014: 194).
In de passages over het leven in en rond de Napola, die een derde van de roman beslaan, is met name de manier waarop Tiffauges omgaat met de vaak nog jonge kinderen en daar zelf over schrijft op tekstueel vlak interessant. Allereerst moeten daarbij het naziperspectief en het nazi-Duits zelf vermeld worden, zoals die meeklinken in beschrijvingen van ceremonies op de Napola en Tiffauges’ contacten met hooggeplaatste nazi’s.1 Bovendien is het Duits waarmee de van oorsprong Franse Tiffauges op de Napola moet communiceren verre van vlekkeloos (Horowitz 1997: 196).
Daarnaast valt op dat de kinderen, zodra ze deel uitmaken van de Napola, geen eigen naam meer hebben. Meer dan eens benoemt Tiffauges ze niet alleen als groep maar zelfs als een soort kudde. De vergelijkingen met dieren zijn legio, zoals ‘gibier’ (444), ‘renardeaux’ (445), ‘pigeons’ (503) en ‘bêtes’ (520). Ook valt op dat er in de romantekst geen ruimte is voor dialoog tussen Tiffauges en de kinderen of tussen de kinderen onderling. De leerlingen van de Napola, ook wel ‘Jungmannen’ genoemd, zijn een naamloze, taalloze meute en samenvattend kan men stellen dat zij op de Napola geen eigen stem hebben.
Tiffauges’ eigen ongewisse morele standpunt omtrent de situatie van de kinderen komt veelvuldig tot uitdrukking in zijn dagboek. Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe doodmoe de kinderen zijn na zware militaire oefeningen (479) en hoe enkele kinderen met een ontstoken mond rondlopen (513), maar betrekt dit niet op zijn eigen verantwoordelijkheid. Ook beschrijft hij hoe het haar van de kinderen al vijf maanden niet is geknipt. ‘J’étais certes pour quelque chose dans cette négligence…’ is het enige wat hij daar zelf over toelicht (498). Hij beschrijft de ‘brutalité’ van de tondeuse die over alle kinderhoofdjes gaat, maar blijft gefascineerd toekijken en houdt zich verder afzijdig.
De lezer kan hier voorbij Tiffauges’ manipulatieve tekst kijken en zich trachten te verplaatsen in de positie van het kind. Het perspectief in deze passages staat in sterk contrast met de beschrijving van de omgang van Tiffauges met de joodse vondeling Ephraïm.
Ephraïm en de getuigenis van Yehuda Bacon
Op een van zijn tochten rondom de Napola treft Tiffauges een joods jongetje langs de weg aan dat lijkt te zijn bezweken tijdens een dodenmars uit Auschwitz (551). Hij smokkelt het jongetje de Napola binnen en weet zijn leven te redden. Het is deze Ephraïm die Tiffauges vertelt over de Holocaust. Hoe onrealistisch het ook mag lijken, pas dan hoort Tiffauges over de Holocaust en realiseert hij zich dat zijn zorgvuldig opgebouwde, geheel eigen betekenissysteem in duigen valt. ‘(...) la grande inversion maligne venait de retentir.’ zo schrijft de anonieme verteller (556). Het moge duidelijk zijn dat deze gewaarwording zich voordoet binnen een werkelijkheid die Tiffauges voor zichzelf heeft uitgedacht, maar die in feite alleen op een beperkt talig vlak optreedt (Zie ook Korthals-Altes 1992: 77-78).
De kanteling in het verhaal luidt het einde in van Tiffauges’ dagboek en gaat samen met een verandering in vertelstijl, die vanaf dit punt ontdaan lijkt van de eerdere zware retoriek en symboliek en meer leunt op de historische intertekstualiteit en een realistischer plotstelling. Bovendien is er voor het eerst in honderden pagina’s romantekst weer dialoog te lezen, in de vorm van inhoudelijke gesprekken tussen Tiffauges en Ephraïm. In grote tegenstelling met de manier waarop de Jungmannen werden beschreven, bezit het kind Ephraïm wel een eigen naam, een eigen stem en een eigen identiteit.
In een interview met Magazine Littéraire uit 1986 heeft Tournier toegelicht hoe hij deze kindergetuigenis op het spoor kwam: ‘J’ai obtenu la transcription d’un témoignage radiophonique que m’a confié un rescapé d’Auschwitz qui était entré dans le camp à l’âge de dix ans. J’ai repris textuellement son témoignage’ (Bouloumié 1986: 24). Bij de eerste uitspraken van Ephraïm verwijst Tournier middels een voetnoot naar een getuigenis in het archief van het Mémorial de la Shoah in Parijs.1 In haar proefschrift uit 2008 toont Regina Eickelkamp aan dat het om de Auschwitzgetuigenis van Yehuda Bacon (Tsjechië, 1929) gaat (Eickelkamp 2008: 209). Aangezien het een getuigenis voor een radio-uitzending betreft en Tournier lang als journalist bij Europe 1 werkte, zou het kunnen dat Bacon en Tournier elkaar zo ontmoet hebben.
Yehuda Bacon getuigde in 1961 voor het Eichmannproces in Jeruzalem en in 1964 voor het Auschwitzproces in Frankfurt, waarbij zijn getuigenis opviel omdat hij de kampen als kind beleefd had.3 Daarnaast zijn Bacons getuigenissen, die in omschrijving variëren maar inhoudelijk grotendeels overlappen, op veel momenten gruwelijk en zeer realistisch maar zijn andere passages ook wel ‘lustig’ genoemd.
De passages met Ephraïm beslaan de laatste dertig pagina’s van RA. Eickelkamp (208-213) heeft laten zien welke fragmenten Tournier aan Bacons getuigenis heeft ontleend. Ik citeer hier uit het (volledige) corpus van Eickelkamp.
1
Hieronder volgt een eerste citaat uit de getuigenis van Bacon, over zijn aankomst in Auschwitz, met daaronder de tekst die Tournier erop baseerde voor RA:
Wir bekamen verschiedene Fetzen. Das war für uns Kinder sehr komisch, weil wir manchen nicht mehr erkennen konnten. Wir dachten, es wäre Purim, ein Ball. Ein kind bekam zwei rechte Schuhe und ganz komische Kleider. Für uns Kinder war das sehr, sehr lustig. (Bacon in Eickelkamp 2008: 210)
(...) on leur avait enjoint pour se rhabiller de puiser dans un monceau de guenilles disparates, à la grande joie des enfants. – On jouait à mettre des robes de femme, certains couraient en boitillant parce qu’ils n’avaient que deux chaussures droites ou deux chaussures gauches. On aurait cru que c’était Pourim! (RA: 555)
Hier valt allereerst op dat Tournier zijn Duitse bron in belangrijke mate heeft gevolgd en vervolgens heeft aangepast en vertaald. Het Duitse woord ‘Fetzen’ wordt ‘guenilles’ en ook de uitdrukkingen rondom de schoenen en Poerim komen terug. Verder valt op dat de strekking van Bacons uitspraken ‘komisch’ en ‘lustig’ hier terugkomen in de ‘joie des enfants’ van Tournier. Het contrast tussen de vrolijke uitspraken van Ephraïm enerzijds en de zwijgende, onderdrukte Jungmannen uit de Napola anderzijds moge duidelijk zijn.
2
Bacon heeft beschreven hoe hij in het Tsjechische Familienlager terechtkwam (vgl. Stargardt 2007: o.a. 197-198). Opnieuw citeer ik eerst Bacon en daarna Tournier:
Wir Jugendlichen erfuhren sogar eine Art Sonderbehandlung im guten Sinne. Man schor uns zum Beispiel nicht die Köpfe kahl. Sogar die SS sorgte für uns. Sie verschafften uns einen Pingpongtisch, brachten uns aus dem Block ‘Kanada’ einen ganzen Sack voll Lebensmittel… (Bacon, Eickelkamp 2008: 210)
Souvent les S.S. étaient gentils avec eux. Les enfants pouvaient garder leurs cheveux. On leur avait donné une table de pingpong, et même un ballot de vêtements provenant du Canada. (RA: 555)
Ook hier blijft Tournier dicht bij zijn bron. Het contrast met de gebruikelijke Holocaustconnotaties dringt zich ook hier duidelijk op; de voetnoot naar de historische bron fungeert hier in zekere zin als rechtvaardiging van de bijna ‘positief’ te noemen beschrijving.
3
Bacon heeft vervolgens in zijn getuigenissen verteld hoe hij samen met andere kinderen in het zgn. ‘Rollwagenkommando’ terechtkwam en zo precies wist wat er in het kamp en in de gaskamers gaande was. Deze passage in zijn getuigenis was onder meer cruciaal in het Eichmannproces waar Bacon op 7 juni 1961 getuigde. Bij Bacon en Tournier lezen we respectievelijk:
Ich erinnere mich, daß uns der Kapo im Winter einmal sagte: ‘Jungens, ihr habt schon aufgeladen. Wenn ihr euch noch ein bißchen wärmen wollt, geht in die Gaskammer. Da ist jetzt niemand drin.’ – (…) Ich war aber sehr neugierig und schaute mir das näher an. Da sah ich, daß bei dem Apparat, aus dem bei einer Dusche normalerweise das Wasser fließt, die Löcher nicht durchgebohrt, sondern nur eingeklopft waren. (Bacon, Eickelkamp 2008: 211)
Un jour en hiver, un kapo nous a permis d’entrer dans les chambres à gaz pour nous réchauffer. C’étaient de fausses salles à douche. (…) Les pommes de douche étaient fausses. J’ai bien vu qu’elles étaient piquetées, mais pas vraiment percées. (RA: 558-9 )
Uit de mond van Ephraïm klinkt hier de ongelofelijke getuigenis van Bacon zelf door, die zag en sprak over wat maar heel weinig mensen hebben gezien en overleefd. In zijn interview met Magazine Littéraire zegt Tournier hier zelf over: ‘Vous savez, dans mon roman, surtout dans celui-là, les choses les plus extravagantes, on ne saurait pas les inventer tellement c’est incroyable’ (Bouloumié 1986: 24).
De Nederlandse en Duitse vertaling van RA
Zoals in de inleiding beschreven vormde de historische documentatie voor Tournier een belangrijk onderdeel bij de totstandkoming van zijn oeuvre. In het geval van RA was hier een grote rol weggelegd voor zijn vriend Hellmut Waller (1925) die hij in Tübingen had ontmoet. Waller zou in de jaren zestig als jurist en Staatsanwalt betrokken zijn bij de belangrijke naziprocessen in Duitsland en zou Tournier van zeer veel documentatie voorzien (Worton 1995: 15, Waller 2013: 126). Vervolgens was het Waller zelf die de vertaling van RA op zich nam. Waller zou drieënhalve versie van zijn vertaling voorbereiden voordat hij tevreden was, zo beschrijft hij in een artikel uit 2013 (Waller 2013: 127). Hij omschrijft hierin bovendien nauwkeurig de vertaalopvatting die hij voor RA hanteerde: ‘Le lecteur allemand devait être plongé insensiblement mais de manière vivante dans l’esprit, la diction, et même, si possible, dans les sonorités et le rythme de l'original français’ (Waller 2013: 126). Der Erlkönig verscheen in 1972 bij Hoffmann und Campe en werd unaniem lovend ontvangen.
Voor zijn proefschrift uit 1977 onderzocht Manfred Fischer de vroege receptie van RA in Frankrijk en Duitsland. Fischer wijdt een hoofdstuk aan de analyse van Wallers vertaalkeuzes en constateert dat Waller regelmatig ‘wertneutralere’ uitdrukkingen kiest, onder meer in het geval van ironisch en militair taalgebruik (Fischer 1977: 89-108). In zijn voorwoord, dat hij speciaal voor deze studie schreef, benadrukt Tournier nogmaals hoezeer hij bijdroeg aan de Duitse vertaling en erop stond dat Waller zijn oorspronkelijke, historische bronnen zou gebruiken (Fischer 1977: 8-9).
Een jaar eerder, in 1971, verscheen bij Meulenhoff de Nederlandse vertaling van de hand van Jenny Tuin (1923-1997). De vertaling werd met de nodige reserves ontvangen en men verweet Tuin onder meer te veel gallicismen te hebben gebruikt en de mogelijkheden van de Nederlandse taal niet ten volle te hebben benut (Corjanus 2015: 82). Mogelijk ging de vertaling, vanwege de publiciteit rondom de Prix Goncourt met de nodige haast gepaard.
We bespreken nu voor elk van de bovengenoemde passages achtereenvolgens de Nederlandse en Duitse vertaling.
1
Wir bekamen verschiedene Fetzen. Das war für uns Kinder sehr komisch, weil wir manchen nicht mehr erkennen konnten. Wir dachten, es wäre Purim, ein Ball. Ein kind bekam zwei rechte Schuhe und ganz komische Kleider. Für uns Kinder war das sehr, sehr lustig. (Bacon)
(…) on leur avait enjoint pour se rhabiller de puiser dans un monceau de guenilles disparates, à la grande joie des enfants. – On jouait à mettre des robes de femme, certains couraient en boitillant parce qu’ils n’avaient que deux chaussures droites ou deux chaussures gauches. On aurait cru que c’était Pourim! (RA: 555 )
(...) en voor het weer aankleden had men hen verwezen naar een stapel lukraak dooreen gegooide vodden, tot grote vreugde van de kinderen. – We trokken voor de grap damesjurken aan, sommige kinderen renden hinkend rond omdat ze alleen maar twee rechterschoenen of twee linkerschoenen hadden. Je zou denken dat het Poerim was! (De Elzenkoning: 408)
…und nachher – zur großen Freude der Kinder – der Befehl, sie sollten sich aus einem Haufen wahllos übereinandergeworfener alter Sachen etwas zum Anziehen herausklauben. – Wir zogen zum Spaß Frauenkleider an, einige liefen hinkend herum, weil sie nur zwei rechte oder zwei linke Schuhe hatten. Es war, als hätten wir Purim! (Erlkönig: 356)
Voor het eerste fragment is de voetnoot naar het Parijse archief in beide vertalingen gehandhaafd, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de Nederlandse vertaalster deze bron heeft kunnen raadplegen. Te zien is dat Tuin het Franse origineel nauwkeurig gevolgd heeft. Een vergelijking van de tekst uit Bacons getuigenis en Wallers vertaling doet echter vermoeden dat ook Waller hier geen beroep heeft gedaan of heeft kunnen doen op de oorspronkelijke bron. Een kenmerkend woord als ‘Fetzen’ komt bijvoorbeeld niet terug in de Duitse vertaling.
2
Wir Jugendlichen erfuhren sogar eine Art Sonderbehandlung im guten Sinne. Man schor uns zum Beispiel nicht die Köpfe kahl. Sogar die SS sorgte für uns. Sie verschafften uns einen Pingpongtisch, brachten uns aus dem Block ‘Kanada’ einen ganzen Sack voll Lebensmittel… (Bacon)
Souvent les S.S. étaient gentils avec eux. Les enfants pouvaient garder leurs cheveux. On leur avait donné une table de pingpong, et même un ballot de vêtements provenant du Canada. (RA: 555)
Vaak waren de SS’ers aardig tegen hen. De kinderen mochten hun haren houden. Men had hun een pingpongtafel gegeven, en zelfs een baal kleren, afkomstig uit Canada. (De Elzenkoning: 409)
Oft waren die SS-Leute nett zu ihnen. Die Kinderen durften ihr Haar behalten. Sie bekamen eine Tischtennis-Platte und sogar einen Ballen Kleider, die aus Kanada stammten. (Erlkönig: 356)
Hier had ‘cheveux’ wellicht ook mogen worden vertaald met ‘haar’ in plaats van ‘haren’. In Wallers vertaling valt op dat het kenmerkende woord ‘pingpong’ niet terugkomt, waarbij gekozen is voor de gebruikelijkere term ‘Tischtennis-Platte’. Ook hier kan gesteld worden dat beide vertalers het origineel vrij letterlijk hebben aangehouden, mogelijk door het feit dat Tournier middels zijn voetnoot rechtstreeks refereert aan een historische bron.
3
Ich erinnere mich, daß uns der Kapo im Winter einmal sagte: ‘Jungens, ihr habt schon aufgeladen. Wenn ihr euch noch ein bißchen wärmen wollt, geht in die Gaskammer. Da ist jetzt niemand drin.’ – (…) Ich war aber sehr neugierig und schaute mir das näher an. Da sah ich, daß bei dem Apparat, aus dem bei einer Dusche normalerweise das Wasser fließt, die Löcher nicht durchgebohrt, sondern nur eingeklopft waren. (Bacon)
Un jour en hiver, un kapo nous a permis d’entrer dans les chambres à gaz pour nous réchauffer. C’étaient de fausses salles à douche. (…) Les pommes de douche étaient fausses. J’ai bien vu qu’elles étaient piquetées, mais pas vraiment percées. (RA: 558-9)
Op een dag in de winter heeft een kapo ons in de gaskamers binnengelaten om ons te warmen. Het waren namaakdouchezalen. (…) De sproeiers waren vals. Ik heb wel gezien dat er putjes in zaten, maar geen echte gaatjes. (De Elzenkoning: 411)
Im Winter erlaubte uns eines Tages ein Kapo, in die Gaskammern zu gehen, um uns zu wärmen. Das waren fingierte Duschräume. (…) Die Brausen an den Duschen waren Attrappen. Ich habe genau gesehen, daß sie Vertiefungen, aber keine Löcher hatten. (Erlkönig: 358 )
In de episode-Ephraïm,en waarschijnlijk in heel RA, is dit een van de emotioneelste en meest beladen passages, zwaar om te lezen, laat staan om te vertalen voor een nieuw publiek. Het gaat om de cruciale bewijslast, die Tournier hier tweemaal omschrijft met ‘fausses’ en ‘piquetées’. Tuin kiest hier voor ‘namaakdouchezalen’ en ‘vals’. ‘Sproeiers’ lijkt een te alledaagse vertaling voor ‘pommes de douche’ en misschien was ‘douchekoppen’ technisch gezien beter geweest.
De vergelijking van het derde tekstfragment wijst opnieuw op een neutralere tekstbehandeling door Waller. Waar Tournier hier tweemaal het woord ‘fausses’ gebruikt, kiest Waller voor ‘fingiert’ en ‘Attrappen’, wat veel technischer jargon is dan het taalgebruik van Bacon en Tournier. Maar wellicht spreekt hier, in deze cruciale passage, vooral de jurist Waller. ‘Fingiert’ en ‘Attrappen’ zijn daarnaast Franse leenwoorden, wat er op zou kunnen wijzen dat Waller hier ook het Franse origineel eer aan wilde doen. Al deze keuzes duiden op Wallers vertaalopvatting zoals verwoord door Fischer (1977) en Waller (2013).
Hergebruik van getuigenis: voors en tegens
Men kan vraagtekens zetten bij het realistische gehalte van de Ephraïm-passage, waarbij nazicollaborateur Tiffauges op het allerlaatst in zekere zin ‘verlost’ wordt van zijn zonden omdat hij de zorg voor een joods kind op zich neemt. Het redden van een jong Holocaustslachtoffer zou kunnen worden gezien als compensatie voor zijn omgang met de kinderen op de Napola en zijn nazicollaboratie in het algemeen. Kan men Tournier een toe-eigening van andermans getuigenis of trauma verwijten, of effectbejag?
Binnen de receptie van RA valt op dit vlak een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds de Franse literaire pers en anderzijds de Duitstalige critici, die de roman sterk in zijn historische context zagen. Dat is niet verwonderlijk, maar kan ook te maken hebben met de uitzonderlijke totstandkoming van de Duitse vertaling.4
Waar het specifiek gaat om de passage-Ephraïm werd deze door enkele Duitse critici beoordeeld als ‘ein wenig aufgesetzt’ en als ‘von allzu ausgeklügelt versöhnlicher Symmetrie’ (Corjanus 2015: 65-66). In een emotionele recensie uit 1973 bestempelt schrijver en Holocaustoverlever Jean Améry RA als kitsch en als een esthetisch gevaarlijk boek. Améry verwijt Tournier onder meer de werkelijke positie van de Jungmannen op de Napola, die hij als ‘Opferkinder’ omschrijft, niet inzichtelijk te hebben gemaakt (Améry 1973: 76-77). In zijn uitgebreide analyse van RA bestempelt ook Saul Friedländer (1984) de roman als ‘kitsch’.
De Napola-passages waarin Tiffauges’ interactie met kinderen wordt beschreven, zowel met de Jungmannen als met Ephraïm, hebben een sterk effect op de lezer. Onder verwijzing naar onder meer Young analyseert Ernst van Alphen (1997) de (emotionele) weerslag die connotaties van de Holocaust in de kunst teweeg kunnen brengen. Hij omschrijft het Holocausteffect als een effect waardoor ‘we, as viewers or readers, experience directly a certain aspect of the Holocaust or of Nazism’ (Van Alphen 1997: 10). Als voorbeelden van het Holocaust-effect noemt Van Alphen onder meer een gewaarwording van ‘annihilation’ als term voor de totale vernietiging van identiteit of het onvermogen tot talige expressie (Van Alphen 1997: 44, 115).
Holocaustoverlevende Jorge Semprun, ten slotte, heeft in zijn werk en in interviews nadrukkelijk gewezen op het nut van fictie om de historische werkelijkheid weer te geven en de herinnering door te geven (Semprun 2010). In die zin kan men in de episode-Ephraïm in Tourniers roman ook een ‘passage de témoin’ zien.
Conclusie
De keuzes die Tournier maakte voor de constructie van zijn roman reiken ver. Door in de episode-Ephraïm middels een voetnoot rechtstreeks te verwijzen naar een Holocaustgetuigenis maakt de schrijver zowel lezer als vertaler bewust van de historische en juridische context. In het voorgaande is beschreven hoe Tournier de getuigenistekst van Bacon herschreef voor zijn roman en op welke wijze de Nederlandse en de Duitse vertaler een talige oplossing hebben gevonden voor de historische en morele boodschap die Tournier in zijn tekst achterliet.
Noten
1 Zie bijvoorbeeld het frequent gebruik van termen als ‘Reichsmarschall’ (p. 320 e.v.), ‘Wehrmacht’ (p. 323 e.v.), ‘Sturmbannführer’ (p. 365 e.v.) en ‘Blutfahne’ (p. 477). Voor naziceremonies op de Napola zie bijvoorbeeld de scènes beschreven op p. 404, p. 433–436 en p. 506–509. Voor deze passages verwijst Tournier middels voetnoten naar historische bronnen, respectievelijk die van het proces van Neurenberg (note 7 en 11) en Der braune Kult, Gamm 1962 (note 15).
2 Note 16, p. 584 in RA: 'Pourim : fête juive au cours de laquelle les enfants se déguisent. Détails empruntés au document CCCLXI-32, Centre de documentation juive contemporaine de Paris.'
3 Bacon legde verder zijn ervaringen vast in een persoonlijk manuscript in 1947 (later in het Duits vertaald voor Adler 1960), in interviews met Yad Vashem in 1959 en Dokumentation des österreichen Widerstandes in 1964 en in een videogetuigenis voor de documentaire Terezin Diary (Weissman 1989). Bovendien maakte hij als beginnend kunstenaar tekeningen van zijn ervaringen in het kamp (Zie Deutschkron 1965: diverse tekenkaternen).
4 De Nederlandse receptie van RA, zoals geïnventariseerd in Corjanus 2015, is meer hybride en beduidend minder uitgesproken of polemisch van aard.
Bibliografie
Améry, Jean. 1973. ‘Aesthetizismus der Barbarei: Ueber Michel Tourniers Roman Der Erlkönig’, Merkur, 297, p. 73–79.
Alphen, Ernst van. 1997. Caught by History. Holocaust Effects in Contemporary Art, Literature and Theory. Stanford: Stanford University Press.
Bacon, Yehuda. Website van de kunstenaar, te raadplegen via http://yehudabacon.net/.
Bacon, Yehuda. 1961. Getuigenis in het Eichmannproces te Jeruzalem op 7 juni.
Bacon, Yehuda. 1964. Getuigenis in het Auschwitzproces te Frankfurt op 30 oktober.
Bouloumié, Arlette. 1986. ‘Tournier face aux lycéens’, in: Magazine Littéraire, no. 226, p. 20–25.
Corjanus, Marjolein. 2013. ‘La réception de l’œuvre de Tournier aux Pays-Bas : historique de la reconnaissance par la critique littéraire néerlandaise’, in: Arlette Bouloumié (ed.), Michel Tournier - La réception d’une œuvre en France et à l'étranger. Rennes: Presses Universitaires de Rennes, p. 149–163.
Corjanus, Marjolein. 2015. ‘Vroege receptie van Tourniers Le Roi des Aulnes in de Nederlandse literatuurkritiek (1970–1972). Een vergelijking met de Franse en Duitse kritiek’, Nederlandse Letterkunde, 20: 1, p. 59-84.
Corjanus, Marjolein. 2015. ‘Mon cher Hellmut: Michel Tournier zoals we hem nog niet kenden’, recensie voor Athenaeum Boekhandel, te raadplegen via https://www.athenaeum.nl/recensies/2015/mon-cher-hellmut-michel-tournier-zoals-we-hem-nog-niet-kenden/.
Davis, Colin. 1988. Michel Tournier: Philosophy and Fiction. Oxford: Clarendon Press.
Deutschkron, Inge. 1965. Denn ihrer war die Hölle. Kinder in Ghettos und Lagern. Keulen: Verlag Wissenschaft und Politik.
Eickelkamp, Regina. 2008. Reise, Grenze, Erinnerung. Heidelberg: Universitätsverlag Winter.
Fischer, Manfred. 1977. Probleme internationaler Literaturrezeption. Michel Tourniers 'Le Roi des Aulnes’ im deutsch-französischen Kontext. Bonn: Bouvier Verlag.
Friedländer, Saul. 1984. Reflections of Nazism: An Essay on Kitsch and Death. New York: Harper & Row.
Hirsch, Marianne. 2012. The generation of postmemory. Writing and visual culture after the Holocaust. New York: Columbia University Press.
Horowitz, Sara. 1997. Voicing the Void. Muteness and Memory in Holocaust Fiction. Albany: State University of New York Press.
Korthals-Altes, Liesbeth. 1992. Le salut par la fiction?: sens, valeurs et narrativité dans Le roi des aulnes de Michel Tournier. Amsterdam: Rodopi.
Maclean, Mairi. 2003. Michel Tournier: Exploring Human Relations. Bristol: Bristol Academic Press.
Meretoja, Hanna. 2014. The Narrative Turn in Fiction and Theory: The Crisis and Return of Storytelling frm Robbe-Grillet to Tournier. New York: Palgrave Macmillan.
Nettlebeck, Colin. 1985. ‘Getting the Story Right: Narratives of World War II in Post-1968 France’, Journal of European Studies, 15.2, p. 77–116.
Prstojevic, Alexandre. 2012. Le témoin et la bibliothèque : Comment la Shoah est devenu un sujet romanesque. Nantes: Editions Cécile Defaut.
Semprun, Jorge. 2010. ‘The Art of Fiction’, interview with Lila Azam Zanganeh, The Paris Review, 192.
Stargardt, Nicholas. 2007. Witnesses of war – Children's lives under the nazis. New York: Vintage.
Tournier, Michel. 1970. Le Roi des Aulnes. Parijs: Gallimard.
Tournier, Michel. 1970. ‘Je suis comme la pie voleuse’, Le Monde, 23 november, p. 28.
Tournier, Michel. 1970. ‘Treize clés pour un ogre’, Figaro Littéraire, 30 november.
Tournier, Michel. 1971. De Elzenkoning, vertaling door Jenny Tuin. Amsterdam: Meulenhoff.
Tournier, Michel. 1972. Der Erlkönig, vertaling door Hellmut Waller. Hamburg: Hoffmann und Campe.
Tournier, Michel. 1977. Le vent Paraclet. Parijs: Gallimard.
Tournier, Michel. 2015. Lettres parlées à son ami allemand Hellmut Waller (1967-1998). Ed. Arlette Bouloumié. Parijs: Gallimard.
Viart, Dominique & Bruno Vercier. 2005. La littérature française au présent, Parijs: Bordas.
Vray, Jean-Bernard. 2013. ‘Réflexions sur la lecture du Roi de Aulnes par Jean Améry’, in: Arlette Bouloumié (ed.), Michel Tournier – La réception d’une œuvre en France et à l’étranger. Rennes: Presses Universitaires de Rennes, p. 41-57.
Waller, Hellmut. 2013. ‘Michel Tournier, traduction et accueil de ses œuvres en Allemagne’, in: Arlette Bouloumié (ed.), Michel Tournier – La réception d'une œuvre en France et à l’étranger. Rennes: Presses Universitaires de Rennes, p. 123–133.
Worton, Michael. 1995. Michel Tournier. Londen: Longman.
Young, James. 1990. Writing and Rewriting the Holocaust: Narrative and the Consequences of Interpretation. Bloomington: Indiana University Press.
Marjolein Corjanus studeerde Franse Taal- en Letterkunde en Toegepaste Taalwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij is werkzaam als vertaler, redacteur en recensent. Daarnaast is zij sinds 2007 zelfstandig onderzoeker op het gebied van de moderne (Franse) letterkunde, onder supervisie van Prof. S.A. Levie. Eerder publiceerde zij over de (ethische) receptie van het werk van Tournier en over ethos en ‘sincerity’ in Holocaust-fictie en -non-fictie.