Zo’n tien minuten nadat Lette de drukproef van haar vertaling Meisje, vrouw, anders naar de uitgever had gestuurd, kreeg ze een mail van ene Tia met de vraag hoe ze het singular they (en their en them) in hoofdstuk 4 ‘Megan/Morgan’ had vertaald. Opnieuw zo’n tien minuten later gaf Lette in haar antwoord aan dat dit inderdaad flink wat voeten in de aarde had gehad. Het Nederlands heeft namelijk vooralsnog geen standaard non-binair voornaamwoord (‘nbvnw’), maar gelukkig wel meerdere mogelijkheden, zo bleek na onderzoek in het veld. Samen besloten Lette en Tia te onderzoeken wat nou de verschillen in leeservaring zijn tussen deze opties, om zo te komen tot handvatten voor vertalers in de toekomst. Een verslag van dit avontuur vind je in dit artikel.
In het voorjaar van 2020 vertaalde Lette Vos Booker-Prizewinnaar Girl, Woman, Other van Bernardine Evaristo. In deze roman wordt een non-binair personage ten tonele gevoerd: Morgan, een van de eerste in Nederlandse literaire vertaling1. In de Engelse brontekst wordt Morgan vanaf hun coming-out aangeduid met het singular they (in combinatie met them en their):
Morgan discovered it was actually enjoyable talking to the students, who were quickly and obviously rapt, especially when it came to their decision to get a pair of unwanted breasts surgically removed
Morgan hadn’t planned this, it just seemed fair and honest to do so, knowing they’d be curious they told them it was a relief to have their breasts departed forever, and as they’d been bound with a compression shirt for so long, nobody much noticed, their lover was fine with it, said they’d fallen in love with Morgan, not their body parts (337)
Er zijn steeds meer openlijk non-binaire personen; kenniscentrum Rutgers schat dat zo’n 4% van de Nederlanders zich niet (volledig) in het hokje man of vrouw thuis voelt (Levie 2021). Aangezien literatuur fungeert als spiegel van de samenleving, ligt het in de lijn der verwachting dat er in de toekomst ook steeds meer non-binaire literaire personages zullen opduiken.
In het Engels is het singular they voor zowel genderneutraal taalgebruik als voor de specifieke aanduiding van non-binaire personen behoorlijk ingeburgerd (Hekanaho 2020) en zo’n 75% van de non-binaire personen is tevreden met het gebruik van they/them als Engels non-binair voornaamwoord (nbvnw) voor zichzelf. Op de sociale media Instagram en Facebook kun je tegenwoordig kiezen voor they/them als je een profiel aanmaakt, of zelf je voornaamwoorden kiezen. Intussen lijkt er in het Nederlands een voorzichtige inhaalslag gemaakt te worden om bij deze maatschappelijke (taal)ontwikkeling aan te sluiten, maar het is dan ook ‘toe aan een gender-update’ (Becker 2021)2.
In de media
In 2016 hield het Transgender Netwerk Nederland (TNN) een verkiezing onder zijn leden voor het favoriete nbvnw, waarbij hen (in plaats van hij/zij en hem/haar) in combinatie met hun (als bezittelijke vorm) als winnaar uit de bus kwam. Van Dale nam deze aanduiding in 2020 over, maar onomstreden is deze keuze niet. ‘Het gebruik van de in zwang zijnde woorden kan tot verwarring leiden (“de kunstenaar en hun vader”), omdat het bestaande woorden zijn die een nieuwe betekenis (erbij) krijgen’, merkte de Volkskrant afgelopen jaar nog op in een toelichting van de eigen stijlvoorschriften hieromtrent. In hetzelfde Stijlboek stelt de Volkskrant te willen heroverwegen op het moment dat de Taalunie met een ‘taalkundig minder ongelukkig’ voorstel komt.
Volgens TNN wordt naast hen ook regelmatig die gekozen. ‘Dat zou vermoedelijk een grotere kans van slagen kunnen hebben, want dan klopt het grammaticaal tenminste weer’ (Goetze 2021). Het ANP meldde in juni 2021 dan ook die te gaan gebruiken voor mensen die zelf te kennen geven zich niet als man of vrouw te identificeren. Bekende non-binaire Nederlanders als Raven van Dorst (hen of die), Marieke Lucas Rijneveld (inmiddels hij/hem, tot voor kort hen) en Thorn de Vries (die) vergroten de zichtbaarheid van non-binariteit als fenomeen en de noodzaak van het nbvnw, maar maken hierin verschillende keuzes.
De vertaalkwestie
Als non-binaire persoon is het immers een kwestie van kiezen wat je zelf mooier en passender vindt (als je al een duidelijke voorkeur hebt), maar dat is nu juist het ‘vertaalprobleem’ waar Lette in Girl, Woman, Other voor kwam te staan – al is ‘vraagstuk’ wellicht een betere aanduiding voor een kwestie met minimaal twee geschikte oplossingen3. Waar je in boekvertalingen de woordkeuze bij meerdere geschikte synoniemen in de eerste plaats baseert op de stijl van de auteur en/of de stem van het personage, was dat hier niet aan de orde: Morgan kon Lette niet helpen bij deze keuze, want hen/die gebruikt in het Engels gewoon het meest voor de hand liggende woord. Daarnaast valt tussen hen en die op stilistisch niveau weinig onderscheid te maken, al hebben de opties in grammaticale zin wel verschillende nadelen. Ook het raadplegen van de (Engelstalige) auteur zou weinig houvast bieden, aangezien die onvoldoende zou kunnen differentiëren tussen de consequenties van de beide opties. Van een persoonlijke voorkeur was bij Lette ook geen sprake.
Op basis van de TNN-verkiezing heeft Lette in haar vertaling van Evaristo uiteindelijk gekozen voor hen (met hun als bezittelijke variant), tevens omdat deze variant grammaticaal gezien als (oorspronkelijk) meervoudig voornaamwoord het meest op het Engelse they lijkt. Deze keuze resulteert echter wel in de nodige constructies die veel vertalers én lezers als problematisch zullen ervaren; in het Engels levert het nbvnw hier en daar al verwarring op met het antecedent; in het hierboven gegeven voorbeeld verwijst they in they told them naar Morgan, maar them naar een groep studenten. Dit is voor het Nederlands niet anders. Het bijkomende nadeel van het Nederlandse hen als nbvnw is echter wel dat je een meervoudig voornaamwoord leest in combinatie met een werkwoord in de derde persoon enkelvoud, wat een gevoel van ongrammaticaliteit kan oproepen. Het alternatief die kan anderzijds een stroeve woordherhaling opleveren (‘die die die studenten toespreekt’) en kan in een zin als te nadrukkelijk of aanwijzend worden ervaren.
Vertalersvoorkeuren
Uit een kleine inventarisatie in een besloten Facebookgroep met meer dan 3000 professionele vertalers en vertaalstudenten blijkt dat de meesten zich wat onthand voelen wanneer non-binaire personages in literaire vertalingen voorkomen. Hun uiteindelijke keuze hebben ze gebaseerd op (op dat moment) gezaghebbende artikelen of de eigen omgeving, of ze hebben zelf een oplossing verzonnen. Zo wordt de vaakst genoemde variant, hen, niet alleen voorgesteld in combinatie met hun, maar ook met het zelfbedachte hens als bezittelijk voornaamwoord. Tegen diens als bezittelijk voornaamwoord bij die blijkt onder vertalers vrij veel weerstand te bestaan, omdat het etymologisch gezien niet als genderneutraal geldt. Dit bevestigt in principe de voorkeur voor hen/hun, maar geeft nog weinig informatie over de verschillen in (lees)beleving van de twee varianten die onder non-binaire personen favoriet zijn. En dat is precies wat we als vertalers besloten te onderzoeken.
Met dit onderzoek willen we in de eerste plaats in kaart brengen wat de consequenties zijn van de beide mogelijkheden, zodat andere vertalers hier in de toekomst wellicht betere handvatten voor hebben. Daarnaast denken we een bijdrage te leveren aan de bewustwording en normalisering van dit voor veel mensen nog onwennige talige fenomeen. Het doel is niet om te bepalen welke van de twee opties beter zou zijn, want zoals gezegd worden beide door Nederlandse non-binaire personen gebruikt, en ze zijn daarmee beide bruikbaar. Onze belangstelling gaat vooral uit naar het in kaart brengen van mogelijke consequenties voor de beleving van bijvoorbeeld de stijl van de tekst en het non-binaire personage, om op basis daarvan (voorzichtige) uitspraken te kunnen doen over de meest wenselijke keuze in literaire vertalingen.
Corpus en procedure
Onze casestudy is de Nederlandse vertaling van een fragment uit het hoofdstuk ‘Megan/Morgan’. Van hetzelfde fragment uit dit hoofdstuk hebben we twee varianten gemaakt, een met hen/hun en een met die/hun als nbvnw.4 Deze fragmenten hebben we voorgelegd aan twee verschillende groepen: de ene las het hen-fragment (versie H), zoals in de gepubliceerde vertaling, en de andere het die-fragment (versie D). Via een uitgebreide enquête hebben we de leeservaringen van onze respondenten in kaart gebracht. De enquête hebben we verspreid via onze eigen netwerken van geïnteresseerde lezers, via boekhandels en de uitgever en via social media (Facebook, LinkedIn) en mailinglijsten met collega’s5.
Onze enquête bestond uit vier delen. In het eerste deel vroegen wij naar demografische gegevens om onze onderzoekspopulatie in kaart te brengen en factoren te destilleren die de leeservaring eventueel kunnen beïnvloeden (waaronder leeftijd, genderidentiteit, lhbtiq+ in de omgeving, leesfrequentie, leestaal). Het tweede deel omvatte een aantal ‘quizvragen’ over de inhoud van het fragment om te kunnen controleren of de respondenten dit daadwerkelijk (aandachtig) hadden gelezen. De quizvragen betroffen drie thema’s: de opeenvolging van gebeurtenissen in het fragment, de verhoudingen tussen de personages die de revue passeren, en hoe Morgan zich voelt op verschillende momenten op de tijdlijn in het fragment. De antwoorden boden inzicht in hoeverre onze respondenten de tekst begrepen hadden, en het derde thema gaf zelfs inzicht in het empathisch vermogen van de lezers (in deze specifieke context).
Deel drie van de enquête bestond uit vragen die narratieve betrokkenheid betreffen, oftewel de mate waarin lezers betrokken zijn bij een verhaal, aan de hand van 5-puntslikertschalen. Deze vragen baseerden we op de vragenlijst voor het meten van narratief engagement van Busselle en Bilandzic (2009). Zij onderscheiden vier dimensies als het gaat om het ervaren van een verhaal: narrative understanding (in hoeverre volgt/begrijpt de lezer het verhaal), attentional focus (in hoeverre is de lezer afgeleid), emotional engagement (in hoeverre voelt de lezer iets voor de personages/met de personages mee), en narrative presence (in hoeverre gaat de lezer op in het verhaal). Deze dimensies zijn niet waterdicht van elkaar gescheiden; er zijn verbanden. Als de attentional focus bijvoorbeeld optimaal is, is het logisch dat de lezer opgaat in het verhaal. Deze vragenlijst uit de gedragswetenschappen is een van de weinige gevalideerde lijsten in het onderzoek naar leeservaringen, en wordt bijvoorbeeld ook toegepast om leeservaringen van door middel van vertaalmachines geproduceerde teksten en de invloed van postediting te meten (Guerberof & Toral 2020). Wij hebben dit deel van onze enquête gebaseerd op de vragenlijst zoals Guerberof en Toral deze in hun onderzoek hebben ingezet6.
Ook naar voorbeeld van Guerberof en Toral hebben wij in het derde deel van de enquête gevraagd hoe de lezers bepaalde teksteigenschappen van het fragment ervaren: vonden ze het fragment goed/slecht te volgen, stilistisch mooi/lelijk, soepel/stroef, vlot/traag, grammaticaal of juist niet. Als laatste vroegen we naar mannelijke of juist vrouwelijke connotaties bij verwijzingen naar de hoofdpersoon7, en hoe de lezers het gebruik van hen of die hebben ervaren. Tot op dit punt in de enquête hebben de lezers niet geweten dat dit de focus van ons onderzoek was. Als laatste vroegen we onze lezers of ze ook een alternatief kenden of wisten voor de twee bevraagde opties8.
Resultaten
121 respondenten hebben gereageerd, en 119 hebben de enquête volledig ingevuld. 92 van deze 119 ‘volledige’ respondenten identificeren zich als vrouw (78%), 20 als man (17%) en 4 als non-binair (3%). 34 lezers zijn onder de 35 (28%), 62 tussen 35 en 65 (52%) en 20 ouder dan 65 (oftewel 17%); 3% maakt zijn leeftijd liever niet bekend9. Van de deelnemers woont 80% in Nederland, 12,5% in België en 7,5% antwoordt blanco. Het Nederlands is de moedertaal van 91% van de deelnemers; de overige 7,5% is verdeeld over het Engels (2 deelnemers), Duits (idem) en enkelingen Fries, Limburgs en Roemeens. Het grootste deel heeft wetenschappelijk onderwijs genoten (83%) en de overgrote meerderheid geeft aan voor haar plezier te lezen (78%), in sommige gevallen naast een taal- of literatuurgerelateerd beroep. 75 respondenten lezen minimaal eens per week. 68% van de respondenten leest het vaakst in het Nederlands (tegenover 24% in het Engels). Daarnaast heeft een overgrote meerderheid van de deelnemers non-binaire of transgenderpersonen in hun directe omgeving (88 van de 119), en 24 respondenten niet. Gelukkig waren de leesfragmenten bijna gelijk over de groep respondenten verdeeld: 61 respondenten hebben de die-versie gelezen (D-lezers) en 58 de hen-versie (H-lezers).
Leesengagement
Busselle en Bilandzic wezen al op het belang van leesengagement: ‘Research indicates that the extent to which one becomes engaged, transported, or immersed in a narrative influences the narrative’s potential to affect subsequent story-related attitudes and beliefs’ (2009). Dat zou betekenen dat de mate waarin lezers zich in het personage Morgan kunnen inleven, mogelijk bijdraagt aan de sympathie die ze kunnen opbrengen voor non-binaire personen in het algemeen. Dat pleit ervoor dat de vertaler kiest voor het nbvnw dat de minste vervreemding of verwarring oproept binnen de tekst.
47% van de respondentengroep als geheel gaf aan het fragment goed tot zeer goed te kunnen volgen, 25% is neutraal, en 28% antwoordde ‘niet’ of ‘helemaal niet’. We konden het tekstbegrip (en eventuele verschillen daarin tussen de varianten) controleren aan de hand van de controlevragen (het eerste deel van de enquête). Over het algemeen beantwoordden alle lezers deze vragen redelijk accuraat. De vragen over intermenselijke verhoudingen bleken het lastigst. Op de vraag of het personage Morgan een familieband heeft met GG (hun overgrootmoeder) bijvoorbeeld gaf slechts 40% het juiste antwoord. Maken we een onderscheid tussen D- en H-lezers, dan blijkt dat 49% van de D-lezers dit heeft begrepen, tegenover 29% van de H-lezers. Ook op de vraag of Bibi (Morgans partner) in een café werkt (wat niet klopt; Morgan werkt in een café) tekent zich een verschil van zo’n 20% af in het voordeel van de D-lezers. Mogelijk bemoeilijkt de omschakeling tussen enkelvoudig en meervoudig hen/hun het tekstbegrip vaker; anderzijds geven ook D-lezers aan regelmatig te twijfelen naar wie met die wordt verwezen.
In de vraag waarin we expliciet vragen naar het tekstbegrip tijdens het lezen (de dimensie narrative understanding), tekent zich ook een verschil af tussen de varianten, maar gek genoeg spreekt dit de bevindingen uit de controlevragen tegen: 37% van de D-lezers gaf aan het fragment (helemaal) niet goed te kunnen volgen, tegenover 18% van de H-lezers. Het in noot 1 beschreven probleem met de combinatie die/hun was daarbij mogelijk een factor. Een vergelijkbaar (maar iets subtieler) verschil tekent zich af in het begrip dat de lezer voor het personage kon opbrengen: 57% van de D-lezers meende de hoofdpersoon goed te begrijpen, tegenover 71% van de H-lezers.
De antwoorden op de stellingen die gericht waren op de dimensie narrative presence lijken licht in het voordeel van de H-variant te wijzen: 16% van de H-lezers antwoordde negatief op de stelling ‘Toen ik klaar was met lezen, was [de tekstwereld] ineens weer helemaal verdwenen’, tegenover slechts 2% van de D-lezers. Op de stelling ‘Tijdens het lezen voelde ik me soms zo betrokken bij het verhaal dat ik vergat waar ik was’ antwoordde 62% van alle lezers negatief. 56% van de H-lezers en 67% van de D-lezers verloor zich nooit helemaal in de tekstwereld. Het idee dat de H-variant de lezer iets sterker of makkelijker in de tekstwereld meeneemt, lijkt te worden bevestigd door de antwoorden op de vragen over emotional engagement, waaruit blijkt dat de H-lezer gemiddeld meer door het verhaal geraakt werd (56% tegenover 49%). Op de vraag of de respondenten het (erg) jammer vonden toen ze klaar waren met lezen antwoordt 57% van de H-lezers bevestigend, tegenover 52% van de D-lezers. In de mate van attentional focus komt daarentegen het omgekeerde beeld naar voren. Zo gaf 26% van de D-lezers aan tijdens het lezen (zeer) makkelijk afgeleid te raken, tegenover 38% van de H-lezers; in hetzelfde kader antwoordde 63% van de D-lezers het (helemaal) niet moeilijk te vinden hun hoofd bij het fragment te houden, tegenover 53% van de H-lezers. Dit zou erop kunnen wijzen dat de D-variant meer actieve leesinzet vergt of minder verwarring en/of vragen oproept die de lezer uit de tekstwereld halen.
Door de tegenstrijdigheid binnen deze resultaten kunnen we niet zomaar aanwijzen welk van de twee varianten zorgt voor een groter leesengagement. Mogelijk tekenen zich bij een uitgebreidere, diversere steekproef grotere verschillen af, want onze gemiddelde respondent was gewend aan en had affiniteit met het lezen van literaire teksten. Ook het gebruik van de combinatie die/diens in plaats van die/hun zou tot significant andere resultaten kunnen leiden.
Stijl en grammaticaliteit
Eén van de interessante aspecten van de Nederlandse opties hen/hun en die/diens is dat het beide vormen van talige aanpassing zijn: bestaande woorden krijgen een nieuwe functie, wat zoals eerder gezegd negatieve associaties (een gevoel van ongrammaticaliteit) kan oproepen bij mensen die hieraan nog niet gewend zijn. Voor de vertaalkeuze tussen hen en die is het interessant om na te gaan of de ervaring van de stijl en grammaticaliteit van de tekst bij een van beide varianten positiever uitpakt.10
Ongeveer de helft van alle respondenten heeft het fragment ervaren als grammaticaal juist (42% in de positieve formulering van de stelling, oftewel ‘Ik heb het fragment ervaren als grammaticaal juist’, 52% in de negatieve formulering ‘Ik heb het fragment ervaren als grammaticaal onjuist’); ongeveer een kwart was neutraal. De beide varianten vertonen in deze verdeling geen significante verschillen. Wat wel opvalt is het verschil in waardering tussen de eigenschappen ‘vlot’ en ‘soepel’ (vgl. ‘traag’ en ‘stroef’ in de controlevraag): 35% heeft het fragment als (zeer) soepel ervaren, terwijl 52% de tekst als vlot zou omschrijven. In de negatieve formulering valt op dat maar liefst 71% de tekst (helemaal) niet traag vond.
Verschillen in de waardering van stijl en/of grammaticaliteit tussen D- en H-lezers zijn dusdanig subtiel dat hier nauwelijks conclusies aan kunnen worden verbonden: 40% van de D-lezers gaf aan het fragment stilistisch (erg) mooi te vinden, tegenover 47% van de H-lezers; 45% van de D-lezers en 46% van de D-lezers oordeelde (zeer) positief over de grammaticaliteit van het fragment. Gemiddeld vonden iets meer H-lezers dan D-lezers het een (erg) prettig fragment om te lezen, namelijk 55% tegenover 49%.
De verwachting was dat zich tussen D- en H-lezers een verschil zou aftekenen in de beleving van en binding met het personage. Die zou wellicht als mannelijker worden ervaren dan hen, en het één zou mogelijk bevreemdender zijn dan het ander, wat het inlevingsvermogen meer of minder in de weg zou kunnen staan. 40% van de D-lezers voelde zich sterk verbonden met het personage, tegenover 35% van de H-lezers. Het personage werd in beide gevallen sterker als vrouwelijk dan als mannelijk ervaren (wat in dit specifieke fragment bijvoorbeeld verband kan houden met de beschrijving van Morgans borstverwijdering in het in de eerste alinea gegeven voorbeeld; zie ook noot 2). Het verschil tussen D-lezers en H-lezers is in dit kader onvoldoende groot om te bevestigen of ontkrachten dat de varianten hier een significante rol in spelen; 13% van de D-lezers ervoer het personage als mannelijk, tegenover 7% van de H-lezers, en 27% van de D-lezers tegenover 26% van de H-lezers had bij Morgan vrouwelijke associaties. In beide gevallen was een veel grotere groep neutraal of had deze associaties zelfs (helemaal) niet. Het idee dat de mate van inleving in een non-binair personage zou samenhangen met de leeftijd van de lezer wordt evenmin door onze resultaten gestaafd.
Open vragen
De antwoorden op de open vraag ‘Hoe heb je het non-binaire persoonlijke voornaamwoord (die/hun of hen/hun) ervaren?’ – tevens het moment waarop duidelijk werd dat dit de focus van ons onderzoek was – lopen sterk uiteen, maar vertonen ook veel overeenkomsten. Bijna de helft van de respondenten gaf te kennen dat ‘het went’ (meestal met toevoeging ‘snel’) of dat het ‘even wennen’/‘een kwestie van gewenning’ was. Dit gold voor 25 van de 61 D-lezers (40%) en voor 30 van de 58 H-lezers (51%).
Gemiddeld genomen waren de reacties neutraal, met een aantal uitschieters in zowel positieve als negatieve zin. De uitgesproken positieve reacties luidden ‘Opvallend toegankelijk, geen struikelblok en eigenlijk wel verfrissend om te lezen’, ‘iedere keer een soort verrassing!’ en ‘een verruiming’. Gematigd enthousiaste reacties kwamen vaker voor: 1 D-lezer en 5 H-lezers noemden de gebruikte variant ‘prima’. Een kleine veertig respondenten uitten zich gematigd of ronduit negatief over het gebruik van het nbvnw (in het fragment): behalve ‘verwarrend’ of een variant daarop (30 keer, waarvan 12 D-lezers en 18 H-lezers) komen ‘storend’ of ‘hinderlijk’ (3 D-lezers en 2 H-lezers) en ‘irritant’ of ‘vervelend’ (3 H-lezers en 2 D-lezers) herhaaldelijk naar voren; hierin valt op dat de 3 D-lezers die ‘storend’ gebruikten daar allemaal een versterking bij geven (‘buitengewoon’, ‘bijzonder’ en ‘heel erg’). De ene D-lezer die ‘irritant’ gebruikte, ervoer het nbvnw ‘als verarming van de taal’. Een andere D-lezer noemde het zelfs ‘feitelijk irrelevant’ en ‘daarmee … overbodig’. H-lezers lijken gemiddeld genomen neutraler (afgezien van 1 H-lezer die het nbvnw ‘afschuwelijk’ minder uitgesproken negatieve reacties, maar ook minder positieve). 6 respondenten, waarvan 2 H-lezers en 4 D-lezers, gaven aan het nbvnw tijdens het lezen consequent te hebben vervangen door hij of zij.
Een kleine groep respondenten sprak expliciet een voorkeur voor een van beide varianten uit: 5 D-lezers en 2 H-lezers vonden hen/hun de prettiger optie vanwege gewenning door de roman, het dagelijks leven en de media, en/of omdat die als ‘minder menselijk’, ‘pejoratiever’ of ‘te nadrukkelijk’ wordt ervaren. 10 H-lezers gaven juist aan moeite te hebben met de meervoudige associatie van hen/hun. 3 H-lezers spraken een (hypothetische) voorkeur uit voor die, met name omdat daarmee die meervoudsassociatie wordt omzeild, maar dit dan wel in combinatie met bezittelijk diens in plaats van hun. 1 D-lezer en 1 H-lezer stelden expliciet die/diens de beste combinatie te vinden (zie noot 1).
Op de volgende vraag, ‘Weet je een alternatief persoonlijk voornaamwoord om non-binaire personen aan te duiden?’, antwoordde de meerderheid ‘nee’, een variant daarop als ‘geen idee’ of blanco, namelijk 76 respondenten in totaal, oftewel 69%, min of meer gelijkelijk verdeeld over D- en H-lezers. Een deel lichtte dit verder toe: in een aantal gevallen gaf de respondent aan dat het gebruikte woord volstaat; 7 D-lezers gaven hier aan hen/hun goed te vinden of tevreden te zijn met de optie die, tegenover 2 H-lezers die die/diens als (beter) alternatief gaven voor hen/hun. 1 respondent meende dat de huidige opties vaststaan: ‘[E]r zijn afspraken over het gebruik van die/hun en hen/hun, dus laten we het daar dan voor de duidelijkheid bij houden.’ 2 respondenten laten de keuze aan de non-binaire persoon zelf: ‘Zijn de mogelijkheden niet eindeloos? Zoals iedereen zelf aangesproken wil worden?’ en ‘[Dat] kan toch door de persoon zelf gekozen worden?’ 1 respondent vond een apart nbvnw niet nodig. 9 respondenten pleitten voor wat in het Engels een neopronoun wordt genoemd (zie ook voetnoot 5).
Voorzichtige conclusie(s)
De leeservaringen van H- of D-lezers lijken elkaar niet veel te ontlopen, dus in principe luidt onze conclusie: er is geen uitgesproken voordeel aan of voorkeur voor hen/hun of die/diens, dus voor vertalers zijn beide even bruikbaar. Uit ons onderzoek komt wel naar voren dat gebruik van de variant die/hun in (literaire) teksten minder wenselijk is, door de verwarrende vermenging van twee verschillende voornaamwoorden en bijbehorende grammaticale associaties. De meerderheid van de lezers went snel aan het nbvnw en kan zich ondanks wat talige onwennigheid prima in de tekstwereld en het personage verplaatsen.
De vraag blijft of we als beroepsgroep consistent één van beide varianten moeten gebruiken, zodat we deze gewenning bevorderen. En zo ja, welk van de twee dan. Bij hen/hun lijkt het tekstbegrip iets minder goed te zijn en blijkt de associatie met het Engelse they sterker, wat door sommige lezers als een zwaktebod kan worden beoordeeld. Anderzijds herkennen lezers de hen-variant eerder als verwijzing naar een non-binaire persoon dan die, wellicht vanwege een hogere normalisatiegraad door bijvoorbeeld consequent (zij het sporadisch) gebruik in dag- en weekbladen. De negatieve reacties onder D-lezers zijn bovendien uitgesprokener, en gemiddeld lijken H-lezers marginaal positiever over de grammaticaliteit van het fragment. Eventuele (ongewenste) associaties met een van de twee traditionele geslachten zijn niet significant sterker bij een van beide varianten. Uit stilistisch, grammaticaal en literair oogpunt lijkt er behoefte te bestaan aan een alternatief dat geen sterke associaties heeft met bijvoorbeeld het meervoud of de aanwijzende vorm, maar dat is met het oog op gewenning en/of normalisering niet handig. De vertaler van een non-binair personage zal in onze ogen toch moeten roeien met de vooralsnog ietwat kromme riemen die het Nederlands heeft; non-binaire personen in Nederland kiezen immers ook (overwegend) voor deze varianten.
Noten
1 Een online speurtocht wekt het sterke vermoeden dat er in recente Nederlandse en in het Nederlands vertaalde YA-romans en graphic novels meer non-binaire personages rondlopen (ook vaker in het leven geroepen door non-binaire auteurs/kunstenaars) dan in literatuur voor volwassenen.
2 De toegenomen aandacht voor genderinclusieve taal heeft overigens onlangs geleid tot een grammaticawijziging in het Nederlands: in januari 2022 maakte Van Dale bekend dat meer dan 15.000 woorden in de nieuwe ‘Dikke’ (Groot Woordenboek) een x als genderneutrale aanduiding krijgen. Lemma’s als ‘vertaler’ krijgen daarmee, naast een (v) en (m), ook een (x) als aanduiding.
3 Na de verkiezing van het TNN is bij ons weten geen onderzoek meer gedaan naar voorkeuren voor hen of die, noch naar de verdeling in daadwerkelijk gebruik.
4 In ons onderzoek boden we in de alternatieve versie niet de combinatie die/diens aan, maar die/hun, waarbij het aanwijzend voornaamwoord wordt gecombineerd met een enkelvoudig gebruikt meervoudig bezittelijk persoonlijk voornaamwoord. Deze keuze werd ingegeven door diverse bronnen (waaronder het TNN) en door het vermoeden dat diens, dat oorspronkelijk als mannelijk geldt, niet wenselijk werd geacht. Inmiddels zijn we wijzer: de combinatie die/diens wordt wel degelijk door veel non-binaire personen gehanteerd, en ongeveer 10% van de respondenten gaf aan de combinatie die/hun als extra verwarrend te ervaren.
5 Verschillende bronnen wijzen erop dat het aantal non-binaire kinderen en jongeren stijgt (cf. Transvisie). Het zou daarom interessant zijn om dit onderzoek ook uit te voeren onder jonge lezers, wellicht met een brontekst uit de YA-literatuur.
6 Onze enquête vertoont enkele kleine verschillen met de gevalideerde vragenlijst van Busselle en Bilandzic: wij gebruiken 5-puntslikertschalen, zij 7-punts; wij hebben de drie items over narrative understanding omgebogen van negatieve naar positieve stellingen (bijv. ‘My understanding of the characters is unclear’ is ‘Ik begrijp de hoofdpersoon goed’ geworden). Daarnaast hebben wij, zoals valt op te maken uit dit voorbeeld, de formulering van twee (van de twaalf) stellingen toegespitst op het personage Megan/Morgan. Als laatste hebben wij aan de drie items over emotional engagement nog één stelling toegevoegd (‘Ik vond het jammer toen ik klaar was met lezen’) als logische afsluiter van dit enquêtedeel. Binnenkort publiceren Guerberof en Toral een publiek toegankelijke, gevalideerde Nederlandse vertaling van de enquête van Busselle en Bilandzic.
7 In de bredere context van de roman zal de vrouwelijke connotatie overigens overheersen, omdat het personage als vrouw geboren is en voorafgaand aan het in ons onderzoek gebruikte fragment ook nog zo door het leven gaat (zij het met constante genderdysforische gevoelens).
8 Dit wekt mogelijk de indruk dat we op zoek zijn naar een ‘beter’, ‘creatiever’ of ‘mooier’ alternatief, wat in meerdere opzichten problematisch is: het suggereert wellicht dat de huidige opties niet toereikend zijn, maar uit het gebruik van beide vormen in de media en door bekende non-binaire Nederlanders blijkt dat niet. Neopronouns als xij bemoeilijken bovendien de normalisering van non-binair taalgebruik; als schrijvers en vertalers ieder voor zich verzinnen wat ze het mooist vinden klinken, draagt dat niet bij aan gewenning onder lezers. Deze vraag hebben we dan ook primair gebruikt om te zien of H-lezers (met de variant hen/hun) wijzen op die/diens en andersom.
9 Met het oog op deze demografische gegevens vormt onze respondentengroep absoluut geen ‘dwarsdoorsnede’ van de Nederlandse samenleving, maar onze gemiddelde respondent sluit wel naadloos aan op de gemiddelde Nederlandse fictielezer die werd gepresenteerd in De Leesmonitor 2015: een hoogopgeleide vrouw van middelbare leeftijd. Onze respondenten hebben, afgaand op de antwoorden op vraag 6, een relatief hoog taal- of zelfs vertaalbewustzijn, wat ongetwijfeld van invloed is op de resultaten.
10 Deze roman is in stilistisch opzicht verre van neutraal; Evaristo gebruikt slechts hoofdletters en punten aan het begin en einde van elk hoofdstuk; verder lopen de alinea’s associatief door, met soms een haast poëtische bladspiegel (bijvoorbeeld enjambement, soms midden in een woord). Het nbvnw was in deze tekst zodoende niet het enige bevreemdende of (voor sommigen) storende tekstkenmerk!
Bronnen
Becker, Sander. 8 oktober 2020. ‘Is het Nederlands klaar voor het genderneutrale “Hen loopt”?’ Trouw. Laatst geraadpleegd op 5 juli 2022.
Busselle, Rick & Helena Bilandzic. 2009. ‘Measuring Narrative Engagement’. Media Psychology 12 (4): 321–47. https://doi.org/10.1080/15213260903287259
Evaristo, Bernardine. 2019. Girl, Woman, Other. London: Penguin Books Ltd.
Evaristo, Bernardine. 2022. Meisje, vrouw, anders. Vertaald door Lette Vos. Amsterdam: De Geus.
Guerberof-Arenas, Ana & Antonio Toral. 2020. ‘The Impact of Post-Editing and Machine Translation on Creativity and Reading Experience’. Translation Spaces. https://doi.org/10.1075/ts.20035.gue
Goetze, Rogier. 5 mei 2021. ‘“Hen heeft”: persoonlijke kwestie of onzinonderwerp?’ de Volkskrant. Laatst geraadpleegd op 5 juli 2022.
Hekaneho, Laura. 2020. Generic and nonbinary pronouns: usage, acceptability and attitudes. Geraadpleegd op http://urn.fi/URN:ISBN:978-951-51-6832-0
Levie, Maeve. 17 mei 2022. ‘Waarom die angst voor non-binaire mensen?’ One World Magazine. Laatst geraadpleegd op 5 juli 2022.
Redactie. 12 april 2021. ‘Non-binaire personen’ in Stijlboek, de Volkskrant. Laatst geraadpleegd op 5 juli 2022.
Tunali, Tan. 11 januari 2022. ‘M/v/x: de nieuwe Dikke van Dale wordt genderneutraal’. NRC Handelsblad. Laatst geraadpleegd op 5 juli 2022.
Website Transvisie.nl. 2022. Aantal non-binaire kinderen en jongeren stijgt. Laatst geraadpleegd op 5 juli 2022.
Lette Vos studeerde af aan de master Literair Vertalen in Utrecht, waaraan zij ook een tijd als docent verbonden was. Ze vertaalde werk van o.a. Bernardine Evaristo, Cólm Tóibín, Rachel Cusk, Rose Tremain en Tara Westover en is tevens werkzaam als klassiek zangeres.
Tia Nutters is grant advisor bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en docent vertalen en vertaalwetenschap bij de RUG en de Universiteit Utrecht. In haar vrije tijd vertaalt ze gedichten en is ze vrijwillig onderzoeker naar nieuwe (ver)taalfenomenen.
Voor dit onderzoek ontvingen de auteurs subsidie van het Nederlands Letterenfonds, in het kader van de (corona)steunregeling ‘Van maker tot lezer’.
Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.