Verslag van de eerste forumdiscussie over het vertalen en de vertalingen van Blauwe maandagen en Fantoompijn (KANTL, Gent, 8 maart 2012). Aan het gesprek namen deel: Arnon Grunberg en zijn vertalers Sam Garrett, Julio Grande, Per Holmer, Rainer Kersten en Olivier Vanwersch-Cot. De moderatoren waren Liesbeth De Bleeker en Anneleen Spiessens.
De auteur en zijn vertalers: ‘vertalen is een ander ambacht’
AS Wij zouden dit rondetafelgesprek graag openen met een stukje dat Arnon Grunberg schreef voor de bundel Ieder zijn eigen Arnon Grunberg, getiteld ‘Schizofrenie en masochisme’:
AG Geregeld wordt de schrijver met onmiskenbare gretigheid gevraagd: ‘En is je werk al verfilmd?’
Zelden tot nooit wordt de schrijver gevraagd: ‘En is je werk al vertaald?’
Dat er vertalingen bestaan, lijkt de gemiddelde literatuurliefhebber niet bovenmatig te interesseren. Al helemaal nooit wordt de schrijver gevraagd: ‘En is je werk al in het Roemeens vertaald?’ Of het zou die zeldzame keer moeten zijn dat hij een Roemeen tegenkomt die geïnteresseerd is in zijn werk of dat althans overtuigend weet te veinzen.
Mensen die menen dat een boekverfilming de kroon is op het werk van de schrijver stellen zich op het standpunt dat de schrijver een sinaasappel is waaruit sinaasappelsap geperst moet worden. Ik heb a priori niets tegen boekverfilmingen, maar ik speel liever niet voor sinaasappel.
Anders is het met vertalingen. Dat een boek wordt vertaald zou een bewijs kunnen zijn dat het werk van die schrijver ook buiten zijn eigen, wellicht kleine taalgebied serieus wordt genomen. Dat zijn werk dus in een traditie wordt geplaatst die net iets groter is dan de literaire traditie van het eigen land.
(Hoewel er ongetwijfeld goede redenen voor zijn om onderscheid te willen maken tussen bijvoorbeeld de Russische en de Franse literatuur – ook de schrijver is ten dele een product van zijn cultuur – lijkt mij de neiging om literatuur als regionaal product op te vatten getuigen van kortzichtigheid.)
Vanwege de erkenning heb ik de uitgave van mijn werk in het buitenland in de regel niet als minder eervol beschouwd dan een literaire prijs.
(Marleen Mertens, Arie Pos & Dolores Ross eds., Ieder zijn eigen Arnon Grunberg. Vertaling, promotie en receptie in Italië, Spanje, Catalonië, Portugal en Roemenië. Gent: Academia Press, 2012, p. 25)
AS Wat is er zo bijzonder aan vertaling dat u het minstens even eervol vindt als het behalen van een literaire prijs?
AG Ik ben het wel eens met uw interpretatie, maar u kunt het ook zo opvatten dat ik een literaire prijs als zo weinig eervol beschouw. (lacht) Neen, bij de uitreiking van een literaire prijs kiest een jury voor een boek – dat ben jij dan, dat is fijn – maar een uitgever die besluit om van alle boeken die hij kan uitgeven, net het jouwe eruit te pikken, vist uit een veel grotere vijver. Die hoeft zich niet te beperken tot de beste Nederlandse roman uit 2011 of 2012. Puur op economisch vlak hangt daar een groter risico aan vast, want in sommige gevallen zal de uitgever bijvoorbeeld de publicatie van een roman in het Roemeens met eigen geld bekostigen. Daarentegen betalen juryleden de prijs die ze uitreiken zelden of nooit uit eigen zak. Misschien zou het beter zijn als dat wél eens gebeurde. (lacht)
AS Uit het citaat maak ik op dat u zich min of meer uitgebuit voelt als u het heeft over de verfilming van uw romans?
AG Nou nee, ik voel me helemaal niet uitgebuit, ik heb ook de toestemming gegeven voor de verfilming van Tirza bijvoorbeeld. Dat vind ik prima, maar ik vind niet, zoals vaak wordt gedacht, dat dat echt het hoogste is wat je kan bereiken als romanschrijver. Nee, dat helemaal niet. Een boekverfilming heeft uiteindelijk ook nog maar zeer ten dele te maken met het oorspronkelijke werk.
AS Dus het is ook een kwestie van transformatie, van uw werk dat u ziet veranderen?
AG Ja, tuurlijk. Ik heb het script niet geschreven, ik heb de acteurs niet uitgezocht, ik heb er zelf niet in meegespeeld. Ik voel mij daar zelf niet verantwoordelijk voor. Als mensen zeggen: 'We vonden de film Tirza slecht', dan haal ik mijn schouders op. Als mensen zeggen: 'We vonden de roman Tirza slecht', dan ga ik urenlang als een geslagen hond door het leven. (lacht)
LDB U vindt het een hele eer om vertaald te worden – ook al heeft u dat intussen een beetje afgezwakt…
AG Nee, ik heb het niet afgezwakt, maar genuanceerd. (lacht)
LDB Precies. Ik ben dan erg benieuwd om te horen of dat ook de manier beïnvloedt waarop u met uw vertalers werkt. Stellen zij u soms vragen? Hoe reageert u daarop?
AG Ik reageer altijd op vragen, maar elke vertaler werkt heel verschillend. Rainer Kersten staat bijvoorbeeld veruit op nummer één als het gaat om vragen stellen, geen enkele vertaler kan daarmee concurreren. En sterker nog, heel vaak gebeurt het dat er nog een klein foutje in een originele tekst zit. En vrijwel altijd weet Rainer die foutjes op te sporen. Dus zodra Rainer klaar is met zijn vertaling, worden de nieuwe edities van het boek in het Nederlands aangepast, en dan pas is het boek ook in het Nederlands echt af. (lacht)
RK Je hebt wel veel werk met al mijn vragen, maar je krijgt er ook iets voor terug. (lacht)
AG Maar ik klaag niet, ik beantwoord de vragen met heel veel plezier. En, ter verduidelijking, het is ook telkens een erg prettige communicatie.
LDB Heeft u zelf al eens een literaire tekst vertaald?
AG Nee, niet echt, ook al ben ik wel eens gevraagd. Toevallig had ik daar tijdens de lunch een gesprek over met Rainer. Die zei: ‘Godzijdank ben ik geen schrijver, want dan zou ik de neiging hebben om de tekst die ik vertaal voortdurend te verbeteren.’ Vertalen is een ander ambacht, een ander werk dan schrijven, en dat moet ik niet willen doen.
LDB Ik stel de vraag ook aan de vertalers. Hoe verloopt de samenwerking met Arnon Grunberg? Hoe vaak doet u een beroep op hem tijdens het vertalen?
SG Ik ben niet iemand die heel veel vragen stelt, maar de paar keer dát ik vragen heb gesteld, heeft Arnon me uitgebreid antwoord gegeven. Zo is er in Tirza een moment waarop het meisje tegen Hofmeester zegt: ‘Ik ben Tirza en ik heb jou lief’. Toen zat ik in het Engels met dat ‘ik heb jou lief’: is dat ‘I love you’? Als ik dan aan Arnon vraag wat hij ervan vindt, krijg ik daar antwoord op. Maar als je geen gerichte vragen stelt, geeft Arnon meestal weinig commentaar. Wat ik wel merk: als ik een tekst van meer dan driehonderd bladzijden toon, en er staat een tikfout op bladzijde honderdeenentachtig, dan heeft Arnon die gezien.
OVC Ik ben heel ijdel, ik stel geen vragen. (lacht) Ik probeer gewoon alles zelf op te lossen. Nou ja, ijdelheid is het misschien niet, maar het is gewoon mijn vak dus ik word verondersteld dat goed te kunnen. Ik weet dat de schrijver het ook heel druk heeft. Zelf heb ik geen fantasie, ik zou geen schrijver kunnen zijn: mijn vak is vertalen. Dus, ja, ik probeer voor zover mogelijk de problemen die zich voordoen zelf op te lossen. Als het echt niet lukt, dan bel ik een Nederlandse collega of vriend op: ‘Wat betekent dat?’, vraag ik dan, of: ‘Heb je een idee hoe ik dat zou kunnen oplossen?’ Alleen als ik ook via die weg geen oplossing vind, neem ik contact op met de schrijver. Vaak worden dingen ook duidelijk met de tijd. Aan het eind van het vertaalproces, wanneer je al maanden met zo’n boek bezig bent, blijven er nog weinig vragen over. Maar misschien ben ik gewoon erg zelfingenomen. (lacht)
PH Ik ben een beetje als Olivier, ik stel bijna nooit vragen aan de schrijver. Als het voorkomt, dan moet ik een derde taal gebruiken, een taal die we allebei kennen. Als ik in het Nederlands vertaal, dan corresponderen we in het Engels. Zo staan we een beetje op gelijke voet. Maar dat komt niet zo vaak voor.
Voor mij persoonlijk is een vertaler twee dingen: ten eerste een acteur, en ten tweede een schrijver. Als toneelspeler moet je je in de tekst inleven, je moet een rol gaan spelen. Wie is de man die dit boek heeft geschreven? Ik wil een beeld krijgen niet alleen van de tekst, maar ook van de schrijver. Precies zoals een toneelspeler die Hamlet speelt, in zekere zin Hamlet moet wórden, moet de vertaler zich inleven in de auteur. Daarnaast ben je als vertaler ook zelf schrijver. Soms denk ik: ‘Dit is een prachtig boek – zoals de boeken van Arnon – maar het is helaas in heel slecht Zweeds geschreven: dat moet ík doen!’ In dat opzicht ben ik schrijver. Natuurlijk moet een vertaler ook een filoloog zijn, maar persoonlijk wil ik vooral die toneelspeler in me naar voren brengen, en die schrijver.
Ik ben zelf ook auteur van een roman die in het Nederlands werd vertaald. De vertaling gebeurde niet door mezelf uiteraard, maar ik heb ze wel gelezen en slechts twee feitelijke fouten opgemerkt op een pil van vijfhonderd pagina’s. In heel wat andere gevallen vond ik dat de vertaler een betere oplossing had gevonden dan ik in het origineel. Zo heb ik het proces eens van die kant beleefd. Ik hoop niet dat mijn Grunbergvertalingen beter zijn dan het origineel, maar ze zijn hoe dan ook in beter Zweeds geschreven! (lacht)
AS Wat me opvalt is dat Per Holmer de vertaling van zijn eigen boek heeft nagelezen. Doet u dat ook, meneer Grunberg?
AG In de regel, als ik de vreemde taal machtig ben, lees ik de vertaling helemaal na. Al moet ik bekennen dat ik de Duitse vertaling van Huid en haar wegens tijdgebrek – en ik zeg dit met de nodige schaamte – nog altijd niet van a tot z heb gelezen, terwijl ik er wel al uit heb voorgelezen in Duitsland. Maar in de regel probeer ik dus het boek, voor het naar de drukker gaat, te lezen voor het wordt uitgegeven.
AS Om er fouten uit te halen of uit nieuwsgierigheid?
AG Uit nieuwsgierigheid, ja, uit nieuwsgierigheid. Zopas vertaalde Rainer een tekst die ik in Leipzig ga voorlezen, en daar stond één foutje in. Er stond Narzissmus en dat had Nazismus moeten zijn: toch wel een groot onderscheid. Het was duidelijk geen vertaalfout maar een tikfoutje, dus in die zin ben je dan als schrijver eerder de secretaresse van de vertaler. (lacht)
AS In de tekst waar u daarnet uit voorlas, heeft u het over de houding van de auteur wiens werk wordt vertaald. U benadrukt dat de schrijver ‘de nederigheid van een handelsreiziger moet combineren met de gewilligheid van de prostituee’.
AG Ja, daar sta ik nog steeds achter.
AS Wil dat zeggen dat u veel vertrouwen heeft in uw vertalers?
AG In heel veel gevallen ben je aangewezen op de professionaliteit van de vertaler. Als ik in het Pools word vertaald of in het Russisch, of zelfs in het Spaans, dan moet ik maar geloven dat het er zo staat zoals ik het bedoeld hebt. In die zin heb je geen andere keuze dan de vertaler te vertrouwen, en dat is natuurlijk een nederige houding. Daarnaast, als je door een uitgever in Bulgarije of Georgië wordt uitgenodigd om bij te dragen aan de promotie van je werk in Georgische of Roemeense of Zweedse vertaling, dan ben je een instrument. Het gaat misschien wat ver om het echt te vergelijken met het werk van een prostituee, maar toch. Je bent op dat moment niet aan het schrijven, dus ben je geen schrijver, en je wordt geacht vragen te beantwoorden die je vaak al veertig tot zestig keer hebt beantwoord, en dat doe je met hetzelfde enthousiasme en dezelfde frisheid als toen je ze voor de eerste keer te horen kreeg. Wat dat betreft kan ik me ook wel vinden in wat Per Holmer vertelde over de rol van toneelspeler. Maar het is wel een heel ander soort acteren dat de vertaler doet.
PH Zeker. Maar in het literaire bedrijf zijn wij allemaal acteurs, in zekere zin. Zeker op een podium, als we vragen moeten beantwoorden. De hoofdzaak van ons werk gebeurt in de coulissen, we schrijven of we vertalen, aan tafel thuis, heel eenzaam. En op een gegeven moment komt het publiek, komt de aandacht, worden vragen gesteld. Men heeft natuurlijk vroeger met al die vragen zelf geworsteld, maar men was toen niet verplicht daarop te antwoorden. Vragen krijgen is in elk geval belangrijker dan antwoorden geven, lijkt me.
Vertaling en receptie
LDB Nu we het over de samenwerking tussen auteur en vertaler hebben gehad, zouden we graag overgaan naar de receptie van het werk, want vertaald worden betekent ook een stem krijgen in het buitenland. Wordt die stem ook gehoord?
Wanneer we de cijfers erbij nemen, zien we dat de Duitstalige en Franstalige lezer over de meeste Grunbergs beschikt, als ik dat zo kan zeggen. Zij kunnen heel veel werken van Grunberg in hun moedertaal lezen. Daarna volgt Spanje met zeven titels, de Verenigde Staten met vijf titels, Zweden met twee titels. Kunnen we daaruit besluiten dat Grunberg in Duitsland en Frankrijk erg populair is? Deze ochtend hoorden we van Philippe Noble dat een cijfer niet altijd veel zegt over wat de critici en de lezers van het werk vinden. Daarom zijn we heel benieuwd om te horen van u, vertalers, in welke mate u zicht heeft op de receptie van het werk.
JG In Spanje is de receptie erg complex. Wij krijgen als vertalers zelden de verkoopcijfers van een boek. De enkele keer dat ik uiteindelijk toch de cijfers kreeg, bleken ze niet volledig. In Spanje is het verplicht dat de vertaler vóór eind maart de verkoopcijfers krijgt van het jaar daarvoor. Maar de uitgeverijen respecteren die regel niet. Als je de verkoopcijfers wil hebben, moet je echt aandringen, en dan krijg je ze met een beetje geluk in mei… Dat is een heleboel werk, meestal doe ik dat niet. Ter voorbereiding van mijn artikel in Ieder zijn eigen Arnon Grunberg, heb ik het wel geprobeerd: bij de ene uitgeverij kreeg ik helemaal géén cijfers, bij de andere vonden ze mijn vraag erg verdacht. Van die laatste uitgeverij kreeg ik wel cijfers, maar die waren belachelijk laag. Toen ik de uitgeverij contacteerde om te vragen of die cijfers klopten, kreeg ik de boodschap dat ze zulke gegevens niet aan mij mochten geven. Dus vroeg ik aan Arnon of hij de cijfers wou opvragen…
AG Ja, ik weet nog dat ik ben tussengekomen, en dat je niet het totale verkoopcijfer had gekregen, maar het verkoopcijfer van één jaar. Op een gegeven moment was er sprake van dat er van De joodse messias in Spanje twaalf exemplaren zouden verkocht zijn. Voor zover ik weet, ging dat om de verkoop van het jaar waarna het boek was uitgekomen.
JG Er verschijnen verder in Spanje weinig recensies – er wordt ook zoveel uitgegeven, duizenden titels – waarvan de meeste dan nog erg oppervlakkig zijn.
RK In Duitsland ontbreken op dit moment ook spraakmakende recensies in grote boekenkaternen. Ik herinner mij er een enkele in Die Deutsche Zeitung en ook in Die Zeit, maar het is niet zo dat er bij elk nieuw boek meteen een recensie in alle grote tijdschriften verschijnt. De recensies die verschijnen, zijn meestal wel positief.
In tegenstelling tot Frankrijk geloof ik dat we in Duitsland een omgekeerde tendens zien: Arnon Grunberg is meer geliefd bij het publiek dan bij de kritiek. De verkoopcijfers in Duitsland liggen meestal tussen de vijfduizend exemplaren voor een slechtlopend boek tot veertigduizend exemplaren voor een populair boek. Dan hebben we het naar Duitse maatstaven over een ‘goodseller’, maar nog niet over een bestseller.
LDB Ja precies, dat is wel opvallend. Het verkoopcijfer bij Actes Sud lag rond de tweeduizend exemplaren, als ik dat goed heb onthouden. Dat is een opmerkelijk verschil. De goede verkoopcijfers zullen waarschijnlijk mee aan de basis liggen van het besluit om de nieuwe titels van Grunberg vrij snel te vertalen in het Duits. Speelt u als vertaler een actieve rol in die beslissing? Bepaalt u mee welk boek vertaald wordt?
RK Ik heb dat enkele keren gedaan maar meestal zonder succes. Eén keer slaagde ik erin, bij het werk van een andere schrijver dan Grunberg. Jammer genoeg heb ik uiteindelijk zelf moeten afzien van de vertaling, want het boek bleek toch niet zo goed geschreven als ik aanvankelijk dacht. Sindsdien stel ik geen boeken meer voor. Volgens mij krijgen uitgevers dan toch maar de indruk dat de vertaler gewoon op zoek is naar werk. Wat wél vaak gebeurt, is dat men mij vraagt om een leesrapport te schrijven. Dan heb ik natuurlijk weer een andere pet op: ik beoordeel het boek dan zuiver als lezer en niet als vertaler.
Blauwe maandagen: van supermarkt tot mysterieuze dromerigheid
AS Laten we het even over de teksten zelf hebben. We hebben uiteraard deze rondetafel georganiseerd rond twee boeken, het ‘vroegere werk’ van Arnon Grunberg zoals men dat zegt. Het eerste boek is Blauwe maandagen, zijn debuut uit 1994. Dat won niet alleen de prijs voor beste debuut (de Anton Wachterprijs) maar tevens voor best verkochte debuut, ook niet onbelangrijk. In dit boek maakt de lezer kennis met de jonge Arnon Grunberg – dat is de naam van het personage – die doolt door de straten en bordelen van Amsterdam op zoek naar ‘iets’. Wat dat iets is weet hij zelf niet zo goed – misschien een vervuld leven, want zijn eigen leven vindt hij nogal ‘half’. Het tweede boek is Fantoompijn, dat in 2000 verscheen. Ook daar zien we een personage dat op zoek is naar het leven en er uiteindelijk vrede mee neemt het van de zijlijn te observeren en te beschrijven. Fantoompijn kreeg de AKO-literatuurprijs.
We beginnen bij het begin, namelijk de titel: die viel ons vooral op bij het eerste boek. Blauwe maandagen is misschien niet meteen een evidente titel. Waarom koos u die titel voor uw debuut, meneer Grunberg?
AG Het laatste deel van het boek heet ‘In dienst van Blue Moon’, vandaar. Toen ik het manuscript inleverde, heette Blauwe maandagen nog 'Blauwe maan'. Na twee of drie biertjes is dat Blauwe maandagen geworden. En eigenlijk vond ik dat een heel goed idee. In de eerste plaats heeft Blauwe maandagen in het Nederlands alle connotaties van de kleur blauw. Ook in het Engels heb je de blues als je gedeprimeerd bent, blauw heeft een soort somberheid in zich. Maar in het Nederlands kan je ook zeggen – en ik denk niet dat dat in andere talen zo snel zal lukken –: ‘ik heb een blauwe maandag in een supermarkt gewerkt’. Het meervoud, ‘blauwe maandagen’, vond ik heel goed passen bij dat boek: er worden heel veel dingen gedaan zonder dat ze ooit echt worden afgerond. In die zin draagt de titel ook een vorm van absurdisme in zich die mij aantrekt. Toen het boek in Amerika uitkwam – maar het kwam geloof ik ook ter sprake in een persbericht van de Amerikaanse uitgeverij FSG (Farrar, Straus & Giroux) – werd een verband gelegd met Blue Monday. Dat is de derde maandag van januari en schijnt de dag te zijn waarop de mensen het meest verdrietig zijn en ook het liefst zelfmoord willen plegen, dus ook wat dat betreft zit de titel goed. (lacht)
AS Het is natuurlijk omwille van die verschillende connotaties een erg moeilijke titel om te vertalen. In de verschillende versies werd vrij dicht op de tekst gebleven: het werd Lunes azules, Lundis bleus, Blue Mondays, Blauer Montag en Blåmåndagar in het Zweeds. Ik kan me niet voorstellen dat al die titels hetzelfde betekenen. Waarom is er telkens voor deze oplossing gekozen?
RK De betekenis van Blauer Montag staat volgens mij niet zo ver af van de Nederlandse uitdrukking ‘ik heb een blauwe maandag dit en dat gedaan’, hoewel een ‘blauer Montag’ in het Duits meer gewoon een ‘luie maandag’ is. Bijvoorbeeld omdat je op zondag te veel hebt gezopen, want ‘blau’ betekent ook ‘dronken’ in het Duits. Maar goed, de associatie met de blues blijft ook behouden, en daarom was het volstrekt onnodig om iets nieuws te bedenken. Het is wel jammer dat de uitgeverij dat absurdisme van de meervoudsvorm niet aandurfde. Dat kan niet in het Duits, maar ook niet in het Nederlands, en net daarom vind ik dat we het zo hadden moeten doen. Maar meestal staat in het contract dat de uitgeverij de titel mag kiezen. Zo besliste de uitgeverij bijvoorbeeld ook dat een letterlijke vertaling van De asielzoeker te politiek beladen zou zijn in het Duits en werd het Der Vogel ist krank. Later vond ik Das Äffchen mit den Glückskarten een mooie titel voor het originele Het aapje dat geluk pakt, maar de uitgeverij ging niet akkoord omdat er in de vorige titel ook al een dier zat. (lacht) Toen kwamen ze op de proppen met Gnadenfrist. Eerlijk gezegd weet ik nog steeds niet waar dat op slaat, maar het boek heeft wel goed verkocht. Ze hebben dus wel een neus voor goed verkopende titels, dat moet gezegd.
AS Hadden andere vertalers een meningsverschil met de uitgever over de titel Blauwe maandagen?
PH In het Zweeds bestaat de uitdrukking ‘ik heb een blauwe maandag daar gewerkt’ niet. We kennen wel Blue Monday, er is ook een song van The Doors die zo heet. Dat zou dan ‘blå måndagar’ zijn, twee woorden dus – maar dat klinkt als slecht vertaald Engels. Daarom heb ik er één woord van gemaakt, ‘blåmåndagar’. De uitgever was oorspronkelijk meer te vinden voor twee woorden, maar ik heb haar ervan kunnen overtuigen dat het één woord moest zijn. Dat is intrigerender: er staat een meervoud – ‘blauwe maandagen’, ‘Blue Mondays’ – en het klinkt een beetje absurd. Lezers zagen de titel en waren nieuwsgierig: ‘Wat is dat dan, blåmåndagar?’, dachten ze. Het klinkt ook heel mooi, met de twee opeenvolgende o-klanken.
JG Ook bij ons bepaalt de uitgever de titel, dat staat zo beschreven in het contract. ‘Lunes azules’ heeft op zich geen betekenis, het is niet herkenbaar. In het Spaans heeft ‘blauw’ geen connotatie, ook niet van verdriet. Een ‘blauwe maandag’ is misschien zelfs eerder een zonnige maandag.
OVC Tijdens een gesprek met mijn uitgever Ivan Nabokov vroeg hij mij wat de letterlijke vertaling zou zijn van Blauwe maandagen. En toen vonden we allebei ‘Lundis bleus’ gewoon meteen heel mooi. Voor mij drukt ‘Blauwe maandagen’ in het Nederlands een soort vluchtigheid uit, en daar blijft in het Frans niks van over. Maar het klinkt erg goed in het Frans, met die opeenvolging van klinkers: u – ie – eu. Bovendien heeft ‘blauw’ in het Frans andere connotaties dan in het Nederlands. Blauw is gewoon de kleur van de hemel, van de lucht, van het oneindige. Daarmee krijg je iets dromerigs en mysterieus, wat de titel erg aantrekkelijk maakt.
De Grunbergiaanse herhaling vertaald
LDB De sonoriteit van de titel is duidelijk erg belangrijk, zowel in het Frans als in het Zweeds. Laten we overgaan naar de tekst van Blauwe maandagen. We steken meteen van wal met een heel typerend stijlkenmerk: de ‘Grunbergiaanse’ herhaling. Wat meteen in het oog springt vanaf het eerste werk zijn de veelvuldige stilistische en compositorische herhalingen. Het procedé wordt op verschillende manieren ingezet: grote gevoelens als liefde, geluk, pijn, worden bijvoorbeeld zo vaak herhaald dat ze een andere betekenis lijken te krijgen; personages hernemen in dialogen elkaars woorden om ze te verklaren, nader te bepalen, in de verf te zetten; en bepaalde woorden worden herhaald om uiting te geven aan woede, verontwaardiging, obsessie van personages. Ik zou aan de heer Grunberg willen vragen of hij twee fragmenten voorleest. Het eerste komt uit Blauwe maandagen.
AG Vroeger op school hield ik altijd mijn jas aan, vertelde ze. Ik wilde mijn jas niet uitdoen want ik was bang dat ze mijn jas zouden stelen. Tot ze me begonnen te slaan. ‘Doe je jas uit’, riepen ze, ‘anders vat je straks kou’. Karlchen wilde ook nooit zijn jas uitdoen. Wij waren de enige twee die onze jassen niet uit wilden doen. Daarom moesten we naast elkaar zitten. Hij was heel tenger. Hij fluisterde altijd in mijn oor: ‘Ik heb een mes in mijn jas, daarom houd ik hem aan.’ Maar ik had geen mes in mijn jas, ik was gewoon bang dat ze hem zouden stelen. (Blauwe maandagen, p. 53)
LDB In dit fragment is de moeder van het hoofdpersonage aan het woord en ze vertelt over een wel erg vreemde obsessie uit haar kindertijd, die jas. Ook in het tweede fragment, uit Fantoompijn, wordt de herhaling gebruikt om een obsessie van het personage uit te drukken.
AG Ik wandelde langzaam naar huis. Op één kraslot had ik vijf dollar gewonnen, het krassen zelf had ruim twintig minuten in beslag genomen. Het aardige was ook dat je contact maakte met de anderen die staand in de winkel over hun loten krasten. Na een tijd kende je de andere krassers. Er ontstond iets wat op verstandhouding leek. Het leek me opeens helemaal geen ramp om me de rest van mijn leven met krasloten te moeten bezighouden. (Fantoompijn, p. 40)
LDB De herhaling die zo typisch is voor het werk van Grunberg is beroemd, zelfs een beetje berucht, maar ze is vooral best moeilijk te vertalen. In het Nederlands wordt de herhaling in de klassieke stijlgidsen niet erg geapprecieerd, maar ik meen dat dat nog sterker het geval is in andere talen, met name de Romaanse. Kunnen de vertalers vertellen hoe zij omgaan met herhalingen in de doeltaal?
JG In de Romaanse talen wordt de herhaling inderdaad niet gewaardeerd. Maar als het een specifiek stijlkenmerk is van het origineel, moet je je daar als vertaler aan aanpassen. Het is wel zo dat mijn Spaanse tekst minder herhalingen bevat dan de Nederlandse.
LDB Als u alle herhalingen zou overnemen in uw vertaling, zou u dan een ander effect bekomen dan in de oorspronkelijke tekst? Is dat voor u een reden om het aantal herhalingen toch wat in te perken?
JG Inderdaad, in het Spaans is het voldoende zo. Anders zou het overdreven zijn en zou de tekst bijna onleesbaar worden.
OVC Omdat de herhaling een stilistische rol speelt in het werk van Grunberg, probeer ik die ook te bewaren. Maar net zoals Julio Grande beperk ik wel het aantal herhalingen.
RK Ik doe dat ook in de Duitse vertaling, maar ik kan er ook een empirische reden voor geven. Volgens mij komt herhaling vaker voor in het Nederlands dan in het Duits – ondanks de regels die stijlboeken misschien voorschrijven. In het Duits hoef je niet altijd woorden te herhalen, maar kan je ze vervangen door voornaamwoorden in hetzelfde geslacht en dezelfde naamval om verwarring te vermijden. In het Nederlands ligt dat moeilijker, dus daar word je vaak gedwongen om woorden te herhalen, tenzij je een erg ongebruikelijke en lelijke zin gaat maken. In het algemeen – niet alleen bij Grunberg – laat ik een derde van de herhalingen vallen in het Duits. Als er drie herhalingen staan in het origineel, maak ik er twee van, van zes maak ik er vier. Dat is een stelregel die ik ook bij Grunberg min of meer heb aangehouden.
LDB En hoe zit dat in het Engels?
SG Bij andere auteurs – zo heb ik het gevoel – leidt de angst om in herhaling te vallen soms tot een wanhopige zoektocht naar synoniemen, waardoor de tekst wel eens gezocht overkomt. Dat is bij Arnon niet aan de orde. De veelvuldige herhalingen in zijn werk vormen voor mij niet zo’n uitdaging: in de Angelsaksische literatuur is herhaling geen taboe. De herhaling moet wel functioneel zijn om aanvaard te worden. Ze kan ook een genrekenmerk zijn, zoals vooral in de Verenigde Staten gebeurt. Zo maakte de Amerikaanse detectiveschrijver Raymond Chandler vaak gebruik van herhaling in zijn Philip Marloweromans: het zorgt ervoor dat zijn verteltoon aankomt als een mokerslag. Als herhaling slim ingezet wordt, suggereert ze een soort onontkoombaarheid. Kortom, herhaling wordt makkelijk geaccepteerd in Engelstalige literatuur, en ik heb ze bij het vertalen van Arnons werk dus nooit vermeden. Ik werd ook nooit op de vingers getikt, geen enkele redacteur zei ooit ‘je hebt wel erg vaak scratch gezegd!’.
AS Meneer Grunberg, zou ik u mogen vragen om het volgende tekstfragment voor te lezen? Hierin wordt het hoofdpersonage uit Blauwe maandagen onder handen genomen door Astrid, een hoertje uit de Agamemnonstraat.
AG We lagen op elkaar en allebei bewogen we niet. Ik, omdat ze op me lag, en zij zal ongetwijfeld ook wel een goede reden hebben gehad.
‘Nou, kom, een beetje actie,’ zei ze toen, ‘lekker vrijen, lekker klaarkomen, daar houd ik van.’
‘Ja,’ zei ik, en ik legde mijn hand op haar witte hals, en ik vroeg me af of haar wenkbrauwen en haar wimpers ook van een pruik waren.
‘Straks zal ik je mijn nummer geven,’ fluisterde ze, ‘dan moet je bij me komen, dan maken we het gezellig. Dan ga ik voor je koken, en daarna gaan we een videootje kijken, en dan gezellig vrijen.’
Haar wang lag naast de mijne. Als ik gewild had, had ik haar sproeten kunnen tellen. Opeens wilde ik niets liever dan dat ze voor me zou koken, en dat we een videootje zouden kijken, en dat we het gezellig zouden maken, en ik wilde informeren wat de prijs van dit arrangement was. Maar toen bedacht ik dat het niet gepast was over prijzen te praten, zolang we op elkaar lagen. (Blauwe maandagen, p. 206)
AS Als een refrein komt het over verschillende pagina’s heen terug: Astrid vindt het erg ‘gezellig’ en wil heel graag ‘lekker’ vrijen. Bovendien vertelt ze niet voor het eerst aan een klant hoe gezellig ze het vindt, zo vermoedt het hoofdpersonage. In dit fragment kan de letterlijke herhaling van de woorden ‘lekker’ en ‘gezellig’ voor heel wat hoofdbrekers zorgen, maar vooral de in deze context bizarre woordkeuze stelt de vertaler op de proef. Mij komt het geheel een beetje Hollands over. Hoe hebben de vertalers dat ervaren?
AG Nu wil ik u toch even onderbreken! Waarom komt dit voor u als Hollands over? (lacht)
AS Ik zal het meteen toelichten: dit fragment treft mij als Hollands omdat er veel verkleinwoorden instaan, en omdat we in Vlaanderen het woord ‘lekker’ niet in die betekenis gebruiken.
AG Nu begrijp ik het beter.
AS Ik vraag me af of de vertalers dit ook zo hebben ervaren? Was het moeilijk om die absurde scène weer te geven in een andere taal dan het Nederlands? Of ging dat net erg makkelijk?
PH Het is wel vijftien jaar geleden dat ik dit fragment vertaalde, maar ik herinner me dat ik het eenvoudig te vertalen vond. ‘Gezellig!’, ‘Nou, het is zo gezellig hier!’, dat zegt men niet zo vaak in Vlaanderen, of toch niet op dezelfde manier als in Nederland. In Zweden heeft het woord ‘mysigt’ bijna dezelfde betekenis, ‘knus’, en dus ook met de onderliggende idee van samenhokken. En net zoals ‘gezellig’ om de haverklap gebruikt wordt in het Hollands, wordt ‘mysigt’ te vaak gebruikt in het Zweeds, in erg diverse situaties.
AS Dus dit was een waardig equivalent?
PH Een enkele keer delen Nederland en Zweden dezelfde mentaliteit, ja. Maar voor heel wat andere woorden ligt dat wel even anders.
AS Het fragment lijkt me moeilijker te vertalen naar een Romaanse taal. Of vergis ik me?
JG In het Spaans bestaat er niet echt een equivalent voor het woord 'gezellig'. Ik stel vast dat ik in mijn vertaling dit woord niet altijd op dezelfde manier vertaal, en de herhaling dus niet bewaard heb.
LDB Precies: in het Spaans wordt ‘gezellig’ een keertje vertaald door ‘divertido’, een keertje door ‘me gusta mucho’, en enkele keren door ‘pasárselo bien’. Eigenlijk probeert u op die manier zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke term te komen. Dat lijkt me een moeilijke afweging: u verliest het effect van de letterlijke herhaling, maar boekt winst op het vlak van betekenis, door het woord ‘gezellig’ vanuit verschillende hoeken te benaderen. Is er in het Frans een gelijkaardige strategie gevolgd?
OVC Ja, maar hier wil ik benadrukken dat ik niet de hoofdvertaler was van dit boek. Blauwe maandagen werd naar het Frans vertaald door Tina Hegeman, en daarna hebben we samengewerkt. Dat is lang geleden, maar het ging zo: Tina maakte een vertaling, die ik vervolgens nakeek en verbeterde. Het was een samenwerking tussen een native speaker Nederlands, Tina, en een native speaker Frans, ikzelf.
LDB Soms werpt een herhaling extra moeilijkheden op in vertaling, niet omwille van culturele connotaties zoals die bij ‘lekker’ en ‘gezellig’ aanwezig zijn, maar omdat er op de herhaling een volledige redenering wordt opgebouwd. In vertaling moet de hele redenering dan herschreven worden, in functie van de mogelijkheden die de doeltaal biedt, en die uiteraard voor elke taal anders zijn. Dat is wat in het volgende fragment uit Fantoompijn gebeurt. We horen hier hoe Robert G. Mehlman, het hoofdpersonage, betwist dat hij een auteur op zijn retour zou zijn. Mag ik u vragen, Meneer Grunberg, het volgend fragment voor te lezen?
AG Aan het begin van de winter had David, die mijn eerste verhaal ‘Groene thee’ voor me had uitgetypt op zijn vaders typemachine, tijdens een uitgebreide lunch tegen me gezegd: ‘Je bent op je retour, misschien moet je dat accepteren.’
Hij had me ook nog geld geleend voor postzegels om het op te sturen naar literaire tijdschriften.
‘Op mijn retour,’ schreeuwde ik, ‘hoezo op mijn retour? Retour veronderstelt dat je ergens geweest bent, maar ik ben nergens geweest, dus hoe kan ik op mijn retour zijn? Retour waarvandaan?’
‘Schreeuw niet zo, Robert,’ zei hij, ‘ik stel geen feit vast, ik opper dat je misschien op je retour bent. En als dat zo is, moet je dat maar accepteren, daar zul je gelukkiger van worden.’
Ik sloeg op tafel. ‘Ben jij er gelukkiger van geworden? Ik ben toch niet helemaal gek? Jij was op je vijftiende op je retour, David.’
‘Mag ik je er fijntjes op wijzen,’ zei hij zo zacht dat ik me naar hem toe zou buigen om hem te kunnen verstaan, ‘dat ik je als enige geld wilde lenen om je verhaal ‘Groene thee’ de wereld in te krijgen en dat het op mijn vaders typemachine is uitgetypt? Dat ik je heb aangemoedigd over die gekke tennisspeler te schrijven?’
Die gekke tennisspeler was mijn vader. Ik wilde niet horen dat hij gek was, en al helemaal niet uit jouw mond, David.
Die avond, toen mijn vrouw thuiskwam, zei ik tegen haar: ‘Moet je horen wat David tegen me heeft gezegd, hij zei dat ik op mijn retour ben. Maar hoe kan ik op mijn retour zijn? Ik ben nergens geweest.‘
‘Je bent toch bij mij geweest,‘ zei mijn vrouw, de sprookjesprinses, en legde een blok hout in de open haard die toen al niet goed trok.
‘Jawel, maar dat bedoel ik niet.’
Goed, ze stonden op het punt mijn Sidney Brochstein-cyclus te verramsjen, maar dat was niet op je retour zijn, vond ik. Op je retour zijn was veel erger dan dat. (Fantoompijn, p. 98-99)
LDB De uitdrukking ‘op je retour zijn’ wordt veelvuldig herhaald, en vormt het vertrekpunt voor een hele redenering. ‘Maar hoe kan ik op mijn retour zijn? Ik ben nergens geweest’, klinkt het uit de mond van Mehlman. Hoe pak je dat aan in een taal die deze uitdrukking niet kent? In het Frans bestaat de uitdrukking ook en kan je exact dezelfde redenering opbouwen, maar hoe zit dat in het Duits, Engels, Spaans of Zweeds?
RK De idee dat je ergens op een zenit staat en dan naar beneden gaat, bestaat vast overal, maar elke taal drukt die anders uit. Voor mij schuilde het grootste probleem in het woordspel ‘Ik ben nergens geweest / Je bent toch bij mij geweest’.Ik had verschillende mogelijkheden in het Duits, maar ik moest die uitdrukking kiezen die ook daar nog bruikbaar zou zijn, en niet plots helemaal nergens op zou slaan. Daarom ben ik bij ‘Dein Stern ist im Sinken begriffen’ uitgekomen. Ik vind dat zelf nu een beetje lang, maar je kan ook niet alles redden.
SG In het Engels had ik geluk, ik had de keuze tussen twee opties. Ik heb gekozen voor ‘you’re past your prime’, wat net als het Nederlandse ‘je bent op je retour’ impliceert dat er een beweging heeft plaatsgevonden. Ik had ook kunnen kiezen voor ‘you’re over the hill’, maar die uitdrukking leent zich minder goed tot die vreemde redenering, dat zou een beetje gezocht hebben geklonken. Dus nee, eigenlijk was het niet zo’n problematische passage in het Engels.
PH In het Zweeds was het hier heel erg makkelijk, ‘på tillbakagång’ is bijna hetzelfde als ‘op je retour zijn’. De idee van teruggaan zit er ook in, dus je kan er dezelfde redenering op bouwen.
Op zoek naar het Amsterdam-gevoel
LDB Het blijkt een universelere uitspraak dan je zou verwachten. Tijd om over te gaan van het universele op het specifieke: wij hebben nog enkele culturele referenties voor u in petto.
AS Inderdaad. Vooral in Blauwe maandagen zijn die talrijk aanwezig: Amsterdam lijkt wel één van de personages in het boek te zijn. Het verhaal is nadrukkelijk in die stad gesitueerd, en de tekst krioelt van de straatnamen, pleinen, parken,… Vindt u het belangrijk, meneer Grunberg, dat de lezer weet waar al die plekken zich bevinden, door welke buurt het personage loopt, welke sfeer daar hangt?
AG Als het goed is, moet de lezer zich bij die Beethovenstraat iets kunnen voorstellen, ook al heeft hij geen idee waar de Beethovenstraat zich bevindt. En ook al weet een buitenlandse lezer niet wat de AKO is, dan moet hij zich dankzij de context kunnen voorstellen hoe zo’n AKO eruitziet. Ook Patrick Modiano bijvoorbeeld, maakt erg veel gebruik van plaatsnamen: heel veel van die plaatsen zeggen mij niets, maar door de manier waarop ze een rol spelen in zijn verhalen, gaan ze toch voor me leven. Ik had de hoop dat dit ook in Blauwe maandagen zo zou zijn. Ik vond het bij dit boek erg passen om het verhaal nadrukkelijk te situeren, maar in De asielzoeker bijvoorbeeld, worden bijna geen straatnamen vermeld. Daar is het allemaal veel abstracter, omdat dat naar mijn idee beter bij die roman past. Dus ik vind het niet per definitie belangrijk dat een lezer denkt te weten hoe een straat eruitziet. Literaire wandelingen waarbij je het traject van een personage gaat nawandelen, dat zegt me niks. Waar het om gaat is dat een straatnaam een kleur kan geven aan een tekst.
AS Zeker in een anderstalige tekst kan zo’n straatnaam kleur geven: zo’n Nederlandse straatnaam – want die werden uiteraard bewaard – in een Franse of Duitse tekst, het komt mij voor als een soort muzikaliteit. Maar ik kan me voorstellen dat sommige culturele referenties – supermarkten, kranten, tijdschriften,… – wel enige uitleg of explicitering vragen. Of vergis ik me?
RK Soms is dat zeker het geval. In het Duits werd ‘goedkope boterhamworst uit de EDAH’ bijvoorbeeld iets als ‘billige Fleischwurst aus dem Aldi’. Aldi durf ik te gebruiken omdat de winkelketen ook in Nederland bestaat en het dus geen geografisch ‘anachronisme’ is.
En soms moet je kleine dingetjes toevoegen – althans, dat is wat ik doe. In Nederlandse teksten, ook bij andere schrijvers, is het meestal duidelijk dat als een personage binnen in een huis ‘van boven’ komt, dat hij dan uit de slaapkamer komt. Duitse huizen zien er meestal helemaal anders uit – meestal woon je slechts op één verdieping – en dus moet ik in het Duits soms toevoegen, ‘hij kwam van boven, uit de slaapkamer’.
AS Rainer Kersten, in uw vertalingen hebben wij iets bijzonders opgemerkt: in tegenstelling tot de andere vertalers, laat u de personages occasioneel spreken in de taal van het land waar het boek zich afspeelt. In Blauwe maandagen bijvoorbeeld, spreken de personages elkaar aan met ‘meneer’ en ‘mevrouw’, niet met ‘Herr’ of ‘Frau’ en in Fantoompijn wordt dat ‘Mister Mehlman’.
RK In Duitsland is het gebruikelijk om met die aanspreekvormen de couleur locale weer te geven, dus een ‘Monsieur et Madame Dupont’ zijn in het Duits ‘Monsieur und Madame Dupont’. Bij een Chinees personage wordt het misschien wat moeilijk, maar tussen een Spanjaard en een Brit gaan we in het Duits differentiëren door ‘señor X’ of net ‘Mister X’ te kiezen.
AG Het is wel grappig dat je dat zegt: in mijn roman Huid en haar komt namelijk het personage Meneer Beer voor. Dat is niet echt een mens, dat is een knuffelbeer. Toen ik voorlas uit dat boek, uit jouw vertaling, en precies een passage koos waarin die meneer Beer voorkomt, toen had het publiek wel wat vragen over die ‘meneer’. Blijkbaar kreeg dat voor de Duitse lezer een raar soort absurditeit. Maar misschien begrepen ze niet dat die absurditeit ook in de oorspronkelijke tekst zit.
RK Ja, daar heb ik de logica gevolgd. ‘Meneer Beer’, want ook al is hij geen mens, en slechts een knuffeldier, toch is hij een Nederlands iemand… (Publiek lacht) Soms moet je de logica van een systeem durven volgen!
SG Blauwe maandagen heb ik niet vertaald, maar Figuranten wel. Ook in Figuranten krijg je als lezer dat gevoel waar Arnon het net over had, dat ‘Amsterdamgevoel’. Als je de stad kent, dan kan je in gedachten makkelijk de personages volgen. Maar het belangrijkste is dat de stad zelf een beetje een personage is in zo’n boek, en dan gaat het niet zozeer om de feiten. Het is bijvoorbeeld niet zinvol om de straatnamen te gaan vertalen, en je geeft best zo weinig mogelijk uitleg, tenzij dat echt nodig is. Het gaat er vooral om een bepaalde sfeer weer te geven, zodat de stad echt een personage blijft, ook in een andere taal.
PH Ik wil graag nog iets toevoegen aan de discussie over geografische begrippen. Als ik boeken vertaal waar een bepaalde stad of straat die ik niet ken, een belangrijke rol speelt, zoals Amsterdam in Blauwe maandagen, dan ga ik naar die plek toe, om ze te voelen. Het is niet zozeer de vertaler of de schrijver in me die erheen gaat, maar de toneelspeler: die wil weten hoe het is om daar te lopen, en waarom het zó in het boek staat. De Beethovenstraat bijvoorbeeld, had ik nooit eerder bezocht, en dus kon ik het boek niet vertalen. Ik ga regelmatig op zoek naar de plekken uit een boek: dat geeft mij meer zekerheid. Het is voor mij een soort buikgevoel, maar ik weet niet of het een effect heeft op de vertaling, of op de Zweedse lezer, die de Beethovenstraat niet kent.
RK Bij het vertalen van Blauwe maandagen deed ik precies hetzelfde als Per, maar ik besefte achteraf dat ik er niks aan had: waar het om ging, was toch wel de manier waarop de straat in de roman werd verbeeld, niet om hoe ze er echt uitzag.
PH Ik wandel wel graag een keer rond in die straat! Voor de veiligheid.
RK Ik heb het wel een keer gedaan, maar ik vond het achteraf nooit nodig om in de vertaling nog extra woorden of uitleg toe te voegen.
Reacties uit het publiek
AS Dank voor jullie reacties. Ik stel voor dat we het woord even aan het publiek geven. Zijn er mensen die vragen hebben voor de vertalers of de auteur?
[Publiek 1] Ik heb een vraag in verband met die herhalingen die gereduceerd worden wanneer de tekst vertaald wordt naar een Romaanse taal. Zou het niet typisch zijn voor een bepaald soort verheven taalgebruik of stijl om herhalingen als storend te ervaren? Zou een auteur als Céline zich daar evenzeer aan gestoord hebben als bv. Proust of Gide?
OVC Ik denk dat de verklaring van mijn Duitse collega wel klopt, er kan ook in het Frans veel gemakkelijker worden gepronominaliseerd. Herhalingen uit het Nederlandse origineel kunnen in het Frans vaak worden vermeden door een voornaamwoord te gebruiken. Waarschijnlijk klopt ook wat u zegt: de literaire eigenheid van een tekst speelt ook een rol. Mijn taalgevoel vertelt me dat het Frans wel de herhaling als stilistisch procedé kent, maar dat de Franse stilistische conventies strenger zijn : herhaling wordt er minder makkelijk getolereerd. Als vertaler ben je je daar maar beter van bewust: je houdt immers rekening met de lezer en met de uitgever.
JG Het is duidelijk dat de Germaanse talen zowel in het dagelijks taalgebruik als in de literatuur makkelijker herhalingen gebruiken. De Romaanse talen herhalen gewoon niet zo makkelijk, de mensen gebruiken meer synoniemen.
AG Het is jammer dat hier geen Italiaanse vertalers aanwezig zijn, want ik weet dat ze in de Italiaanse vertaling van Figuranten een probleem hadden. Het woord ‘muis’ komt daar vijf keer voor. Precies zoals in het Spaans en Frans, wilden de Italiaanse vertalers de herhaling omzeilen. Helaas werd de muis uit regel één plots een rat in regel drie … (Publiek lacht.) Het willen voorkomen van herhalingen kan dus ook tot excessen leiden.
PH Jaren geleden was ik in Amsterdam toevallig met iemand aan het praten, en toen zei die man: ‘Ik ben het zo moe, die praatcultuur: Hollanders praten te veel!’ Ik besef nu dat het probleem in Zweden precies omgekeerd is: daar praten ze te weinig. Als je weinig praat, herhaal je ook weinig: het is eigenlijk een cultuurverschil. Als de herhaling ook in het Nederlands een beetje absurd is, zoals in de passage van de krasloten, dan heb ik het ook in het Zweeds over de ‘krassers’, maar in andere gevallen zou de herhaling zeurderig klinken, treiterig. Herhaling vermijden door te zoeken naar synoniemen leidt soms tot vergezochte oplossingen, dat klopt, dus daarom probeer ik het anders aan te pakken: als een herhaling storend is in het Zweeds, ga ik niet op zoek naar synoniemen, maar probeer ik de zin anders te formuleren. Dat geldt niet alleen voor de boeken van Arnon, die herhaling inderdaad als stijlmiddel gebruikt: in het algemeen komen er naar Zweedse maatstaven te veel herhalingen voor in het Nederlands. Als ik een Nederlandse brief schrijf, dan gaat dat heel vlot, terwijl ik in het Zweeds moet zitten zoeken naar synoniemen.
LDB De verwijzing naar Céline in de vraag uit het publiek, roept een andere vraag op, die me gesuggereerd werd door Sam Garrett. In Blauwe maandagen hanteert het hoofdpersonage een heel eigen register, dat aanleunt bij jongerentaal. Uit welke bron kan je als vertaler putten om dit register te vertalen? Doet u als vertaler dan een beroep op de taal die u zelf als jongere sprak of hoorde?
OVC Zoals ik al zei, is de vertaling van Blauwe maandagen het resultaat van een samenwerking met Tina Hegeman. Zij had in haar vertaling heel ordinaire woorden gebruikt, en op dat punt heb ik haar gecorrigeerd: de taal die Arnon in dit boek gebruikt is wel spreektaal, maar juist niet ordinair. Nu ben ik niet meer van de jongsten, maar toen ik deze vertaling maakte, kende ik de Franse jeugdtaal nog zeer goed, dus daar deed ik inderdaad een beroep op.
SG Wanneer ik een roman begin te vertalen, moet ik altijd eerst op zoek naar een stem. Soms heb ik geluk en vind ik die vrijwel meteen, maar soms hoor ik ze pas na dertig of veertig bladzijden. Dan moet ik terug naar het begin en mijn vertaling heel nauwgezet herbekijken. Meestal vind ik die stem wanneer ik iets helemaal anders aan het doen ben. Plots denk ik dan: ‘wacht eens even…!’ Eens ik die stem heb gevonden, blijf ik er trouw aan. Soms kan ik ze zelfs benoemen: Fantoompijn bijvoorbeeld, was voor mij een soort echo van New York. Fantoompijn is erg pijnlijk, het is vaudeville, het is voor mij een ode aan de klank van Amerika. Maar misschien ben ik meer dan anderen een auditief vertaler.
AG Je hebt me ook wel eens een e-mail gestuurd waarin stond: ‘ik ben een onmens’. Nu, dat is een vreemde opmerking voor een vertaler, en het bleek ook een Freudiaanse ‘verlezing’ van me: je had eigenlijk geschreven ‘ik ben een oormens’. (Publiek lacht.)
SG Klopt, ik gebruik mijn oren misschien wel meer dan mijn ogen…
AS Heeft iemand in de zaal nog vragen?
[Isabelle Rosselin] Ik wil graag nog even terugkomen op de herhalingen. Zelf pas ik de volgende regel toe: als een herhaling te maken heeft met de stijl of het ritme in de zin, dan probeer ik ze te bewaren; als het met betekenis te maken heeft, dan kan ik ze weglaten. Het probleem is niet alleen dat het Nederlands meer herhaalt dan het Frans, maar ook dat het Frans soms niet kan zonder herhalingen die in het Nederlands niet nodig waren. Als een Nederlandse zin start met ‘het’ of ‘er’ bijvoorbeeld, moeten we in het Frans preciezer zijn. Ook seksscènes zijn moeilijk te vertalen: in het Nederlands verwijzen de voornaamwoorden ‘zijn’ en ‘haar’ ondubbelzinnig naar een man of een vrouw, maar in het Frans heb je dat niet. ‘Sa main’: is die van hem of van haar? En dus moet je gaan preciseren: ‘sa main à lui’, ‘sa main à elle’. Kortom, je kan niet woord voor woord vertalen, je moet het geheel bekijken. Je vertaalt wel zin per zin, maar pas als je de hele tekst opnieuw leest, maak je je uiteindelijke beslissingen.
AG U zegt eigenlijk dat seksscènes in het Frans een soort technische gebruiksaanwijzing nodig hebben? (Publiek lacht.)
[Philippe Noble] Iedereen moet lachen, maar de opmerking over de Franse seksscènes is volledig terecht. Als ik Franse vertalingen nalees, en er komt een seksscène in voor, dan is mijn eerste vraag : ‘wie doet wat bij wie?’ Dat kijk ik aandachtig na in de brontekst, want als de vertaler niet goed heeft opgelet, of niet alles goed begrepen heeft, dan is er geen touw meer aan vast te knopen. Of dan doet iemand het plots met zichzelf. Nu, wanneer Franse auteurs erotische scènes schrijven, pakken ze het blijkbaar anders aan, want je hebt toch niet de indruk een gebruiksaanwijzing te lezen…
[Peter Bergsma] Ook ik wou graag nog iets toevoegen aan de discussie over herhalingen. Wellicht herhaalt niet iedere Nederlandse auteur zich zo veelvuldig als Arnon Grunberg in de geciteerde passages, en die herhalingen hebben duidelijk een soort droog komisch effect. Volgens mij is het niet eens zo belangrijk of je dan hetzelfde effect bereikt door herhaling: je kan ook iets anders bedenken dat hetzelfde effect heeft op de lezer.
Als je andersom vertaalt zoals ik doe – ik vertaal op dit moment de correspondentie tussen Coetzee en Auster naar het Nederlands – dan stoot je op een ander probleem. Ik merk bijvoorbeeld dat Coetzee af en toe verschillende substantieven gebruikt, waar het voor mij veel normaler zou zijn om hetzelfde woord te herhalen, omdat het anders gewrongen gaat klinken. Het probleem stelt zich dus ook in omgekeerde richting.
[Philippe Noble] De opmerking over register en jeugdtaal vond ik heel interessant: dit is inderdaad een groot probleem bij het vertalen. Het lijkt mij dat je bij het vertalen van literatuur die groepstaal altijd ondergeschikt moet maken aan het literaire karakter van het boek en aan het effect dat bereikt moet worden. Je moet als vertaler nooit proberen om heel exact de taal van een bepaalde groep mensen uit een bepaalde tijd te gaan reconstrueren: de groepstaal die je in vertaling gebruikt, is slechts een metafoor voor de taal die in de brontekst werd gebruikt, want je transponeert het boek naar een andere werkelijkheid.
Daarnaast moet je heel voorzichtig omspringen met het nabootsen van groepstaal: als je daar te ver in gaat, is dat het eerste element dat veroudert in vertaling. Isabelle [Rosselin] en ikzelf hebben de dagboeken van Anne Frank hervertaald. De Nederlandse tekst was nauwelijks gedateerd. De Franse tekst, waarin de vertaalsters geprobeerd hadden om de jeugdtaal uit de jaren 1940 te herschrijven, was eigenlijk lachwekkend geworden. Als je te sterk trouw wil blijven aan bepaalde effecten, bewijs je eigenlijk geen dienst aan de literaire waarde van zo’n boek, noch aan zijn ‘houdbaarheid’.
OVC Mag ik wat opmerken? Ik heb hier toevallig een zin voor me uit De joodse messias die een ad rem antwoord vormt op het probleem van de seksscènes:
Iets voor middernacht, toen het feest al over zijn hoogtepunt heen was, zag Xavier Awromele met de bedrijfsleider dansen. Ze dansten steeds intiemer, tot Xavier niet meer kon zien waar Awromele ophield en de bedrijfsleider begon. Awromele zoende de bedrijfsleider en ging op in de mond van de bedrijfsleider.
AS Misschien kunnen we op deze noot eindigen. Hartelijk dank aan de vertalers en de schrijver om hier te zijn, hun verhalen te delen en hun werk toe te lichen.
Overzicht vertalingen
Blauwe maandagen. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1994.
Blauer Montag. Vertaling Rainer Kersten.Zürich: Diogenes, 1997.
Blue Mondays. Vertaling Arnold & Erica Pomerans. London: Secker & Warburg, 1997.
Blåmåndagar. Vertaling Per Holmer. Stockholm: Brombergs, 1998.
Lunes azules. Vertaling Julio Grande Barcelona: Mondadori, 1998.
Lundis bleus. Vertaling Tina Hegeman & Olivier Van Wersch-Cot. Paris: Plon, 1999.
Fantoompijn. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2000.
Phantomschmerz. Vertaling Rainer Kersten. Zürich: Diogenes 2003.
Fantomsmårtan. Vertaling Per Holmer : Stockholm:Brombergs, 2000.
Phantom Pain. Vertaling Sam Garrett. New York: Other Press/ London: Secker & Warburg, 2003.
Douleur fantôme. Vertaling Olivier Van Wersch-Cot. Paris: Plon, 2003.
Deelnemers forumdiscussie
Liesbeth De Bleeker studeerde Romaanse taal- en letterkunde aan de Universiteit Gent en nam in 2007 aan de K.U.Leuven de doctorsbul in ontvangst. Haar proefschrift onderzocht hoe ruimte gerepresenteerd wordt in literatuur, met specifieke aandacht voor het werk van de Martinicaanse auteur Patrick Chamoiseau. Zij werkte vervolgens aan New York University (VS) als Francqui Foundation fellow van de Belgian American Educational Foundation, en is momenteel postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent. Zij doceert er Frans, en voert onderzoek naar literaire meertaligheid.
Sam Garrett ontving meerdere prijzen voor zijn Engelse vertalingen van bijna dertig romans en werken van non-fictie, en is tot de shortlist doorgedrongen van sommige van de meest prestigieuze internationale literaire prijzen. Zijn eigen essays, verhalen, reportages en vertalingen zijn verschenen in o.a. Quarterly West, Hollands Maandblad, Ambit, Granta, Op Lemen Voeten, New Statesman, Columbia University’s Translation Magazine, Amsterdam City-Lit, n+1 en The New York Times. Van Arnon Grunberg heeft Garrett, behalve vijf romans, ook vele reportages, essays, en korte verhalen vertaald.
Julio Grande is parttime docent Nederlandse taalverwerving, letterkunde en kunst aan de Universidad Complutense de Madrid en vertaalt Nederlandstalige literatuur in het Spaans voor verschillende uitgeverijen. Hij heeft onder andere werken van Arnon Grunberg, Cees Nooteboom, Thomas Rosenboom, Stefan Hertmans, Willem Elsschot en Stefan Brijs vertaald. Onlangs verscheen zijn vertaling van Gerbrand Bakkers Boven is het stil (Todo está tranquilo arriba), prompt bekroond met de Premio Llibreter.
Arnon Grunberg (1971) werd geboren in Amsterdam maar woont en werkt in New York. Zijn gevarieerd oeuvre werd veelvuldig vertaald en bekroond met literaire prijzen in binnen- en buitenland. Op 19 oktober 2011 ontving Grunberg op de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) de vijfjaarlijkse prijs voor proza voor zijn roman Tirza. Zijn werk werd bekroond met de AKO Literatuurprijs (voor Fantoompijn en De asielzoeker), Gouden Uil (voor De mensheid zij geprezen en Tirza), de Anton Wachterprijs (voor Blauwe maandagen en De geschiedenis van mijn kaalheid), de NRW Literatuurprijs voor zijn Duitse vertalingen (2002), de Bordewijkprijs (voor De asielzoeker), de Librisprijs (voor Tirza), de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre, en de Frans Kellendonkprijs.
Per Holmer is Zweeds schrijver, essayist en vertaler. Zijn romandebuut maakte hij in 1973. Zijn jongste roman, Duizeling, werd door Bertie van der Meij in het Nederlands vertaald (Meulenhoff, 1999). Per Holmer vertaalt uit het Deens, Engels, Duits en – vanaf 1983 voornamelijk – Nederlands. Zo vertaalde hij Hugo Claus (dertien titels, o.m. Het verdriet van België en De Oostakkerse gedichten), Anne Frank (Het Achterhuis), Bernlef, Adriaan van Dis, Anna Enquist, Arnon Grunberg, Oek de Jong, Monika van Paemel, Marcel Möring, Cees Nooteboom (o.m. Philip en de anderen), Willem Elsschot (Lijmen/Het been en Kaas), Nescio, Maurice Gilliams (Elias), poëzie van Gerrit Kouwenaar, Eddy van Vliet, Remco Campert, K. Michel en toneel van Lodewijk de Boer. Holmer ontving in 1991 de Martinus Nijhoffprijs en in 1999 de Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Rainer Kersten werd geboren in 1964 te Bebra (nabij Kassel, in de Duitse deelstaat Hessen). Na het diploma gymnasium en zijn vervangende dienstplicht verbleef hij acht maanden te Brussel. Hij raakte gefascineerd door de tri-culturaliteit in de driehoek Brussel-Keulen-Amsterdam en besloot Nederlands te leren. Van 1986 tot 1993 studeerde hij Duitse, Franse en Nederlandse Letteren te Berlijn (Freie Universität). Deze periode onderbrak hij voor een verblijf van 1989 tot 1990 in Amsterdam (UvA) en in 1993 studeerde hij af in de Nederlandse en Duitse Letteren. Op dat moment werkt hij ook zijn eerste vertaling af: Kartonnen Dozen van Tom Lanoye. Sinds 1995 werkte hij fulltime als vertaler, met name van Tom Lanoye (o.a. Mamma Medea en twee delen van Ten Oorlog), Dimitri Verhulst en Arnon Grunberg (bijna al zijn romans en andere verhalende teksten in boekvorm). Hij is regelmatig te gast in de Vertalershuizen in (vroeger) Leuven, (nu) Antwerpen en Amsterdam. Zijn meest recente vertaling van Arnon Grunberg is Huid en haar (Diogenes). Voor Verlag der Autoren vertaalde hij ook nog DE RUSSEN!, een toneelstuk van Tom Lanoye.
Anneleen Spiessens studeerde in 2006 af als licentiaat in de Romaanse Talen aan de K.U.Leuven. Ze werkte in 2007 een Master 'Literary Studies' af en werd daarna persattaché op de Franse ambassade in België. Sinds februari 2008 werkt ze als onderzoeksassistent aan de vakgroep Vertalen, Tolken en Communicatie (Universiteit Gent), waar ze Frans doceert en een proefschrift voorbereidt rond getuigenisliteratuur in vertaling.
Olivier Vanwersch-Cot heeft ongeveer twintig jaar gewerkt als freelance vertaler voor Nederlandse ministeries en televisieomroepen. Hij doceert nu Nederlands aan de Université Lille 3. Drie romans van Arnon Grunberg zijn door hem in het Frans vertaald (Fantoompijn, De joodse messias en Onze oom). In samenwerking met Daniel Cunin vertaalde hij ook De passage naar Europa van de Nederlandse filosoof en politicoloog Luuk van Middelaar.