Jonathan Littell is geen onbekende in het Nederlandse taalgebied. In 2008 maakten Nederlanderlandstalige lezers dankzij De welwillenden, in de vertaling van Jeanne Holierhoek en Janneke van der Meulen, kennis met zijn debuutroman over een nazibeul. Voor deze fictieve biecht van de eveneens fictieve ss-officier Max Aue, die in de roman het bevel voert over en actief deelneemt aan de door speciale Einsatzgruppen uitgevoerde massaslachting van Babyn Jar,1 deed Littell meerdere jaren onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog en de Endlösung. Het boek berust niet alleen op historische feiten, maar ook op interviews met overlevenden (voor zover die nog te vinden waren), archiefmateriaal, filmbeelden, literaire getuigenissen en historische fictie zoals Vasili Grossmans Leven en lot.
In een Filter-artikel uit 2008 over het vertalen van De welwillenden2 schrijft Holierhoek dat zij onder de indruk was van de ‘onafzienbare feitenkennis die bijna achteloos, met literaire meesterhand, in de roman is verwerkt’ (p. 9). In De welwillenden wordt het bloedbad op zeer realistische wijze verbeeld en de lezer volgt Aue al ploeterend door het bloed en strompelend over de lijken in het ravijn, de jar, die opnieuw centraal staat in Een ongemakkelijke plek. Een jaar later, in 2009, verscheen Holierhoeks vertaling Het droge en het vochtige: een korte verkenning op fascistisch grondgebied, een essay waarin Littell ideeën uit Männerphantasien van de socioloog Klaus Theweleit in verband brengt met de Waalse fascist Léon Degrelle, oprichter van de fascistische beweging Rex. Degrelle streed in de winter van 1941-1942 met zijn Légion Wallonie, een onderdeel van de Duitse Wehrmacht, in Oekraïne. Na dat essay verschenen in ons taalgebied een boek over de oorlog in Syrië Berichten uit Homs in de vertaling van Geertrui Marks en Lia Tuytelaars (2012) en Een oude geschiedenis: nieuwe versie vertaald door Ilse Barendregt (2019).