EEN
Kun je in een boek opgesloten worden, opgesloten als in een onvrij land? Je denkt dat je vrijuit kunt bewegen, en je hebt de indruk dat je leeft, denkt, weet, dat je kunt werken, wandelen, liefhebben, haten, eten en drinken – naar eigen goeddunken. Maar de ruimte waarbinnen je je kunt begeven is beperkt, de grens naar een andere werkelijkheid afgesloten, ondoordringbaar. Daarbuiten staat een muur die je misschien liever niet waarneemt, maar die daarom niet minder ongenaakbaar is.
Het kan, het gebeurt, in Kairos. van Jenny Erpenbeck, een dwingend boek waarin je wel leeft en je beweegt, maar waaruit je niet zomaar weg kunt lopen, al zou je willen.
Kairos. is een liefdesgeschiedenis die zich afspeelt in de desintegrerende ddr van de jaren 1980. Bijna vierhonderd bladzijden lang wordt de lezer tussen twee kaften opgesloten met twee onmogelijke mensen, Katharina en Hans, een meisje van 19, een man van 53. Zij is leerling-zetter bij de staatsdrukkerij, hij een bekende schrijver en radiomaker. Ze vallen voor elkaar en worden opgeslokt door hun – deels onverklaarbare, door de schrijver niet verklaarde, maar met ragfijne psychologie beschreven – liefde, een liefde die langzaamaan een gevangenis wordt, vooral voor Katharina, met Hans als dictator.
Ze ontmoeten elkaar even toevallig als noodlotzwanger:
Sie dachte: Soll er zusehen.
Er dachte: Und heute wird es nicht mehr besser.
Sie: Vielleicht ist die Schallplatte schon da.
Er: Bei den Ungarn soll es den Lukács geben.
Sie nahm Handtasche und Jacke und ging hinaus auf die Straße.
Er griff sein Jackett und die Zigaretten.
Sie überquerte die Brücke.
Er ging die Friedrichstrasse hinauf.
De twee protagonisten worden met gedachten en handelingen naar elkaar – en naar de lezer – toe geleid, en in hun taal (nehmen/greifen) schemert al iets van hun karakter door.