De voorbije twintig jaar was de Franse schrijver Romain Rolland (1866-1944) een bijzondere metgezel voor mij: vaak in de buurt, maar nooit gelezen – tot nu. Als student Romaanse talen heb ik twee mooie zomers lang toeristen rondgeleid in de imposante basiliek van Vézelay, het dorp waar Rolland van 1937 tot aan zijn dood heeft gewoond. Nadat ik mijn diploma had behaald, begon ik met een doctoraat in de Franstalige letterkunde, over de rol van vertaling in de internationale kunststromingen na de Eerste Wereldoorlog. In die veelheid van groepen, tijdschriften, en manifesten keerden de naam van Romain Rolland en die van zijn bekendste werk, Jean-Christophe, vaak terug. Ruim een eeuw na de publicatie ervan verscheen recent een integrale Nederlandse vertaling gemaakt door Tatjana Daan. Mijn late lectuur van Rolland blijkt geen ‘accident de parcours’ te zijn. Zijn wisselende receptie door de jaren heen zegt iets over zijn oeuvre en over onze leesverwachtingen, en ook over de uitdagingen voor de vertaler vandaag.