De beroemde schrijver, Nobelprijswinnaar en Auschwitzoverlevende prof. dr. Elie Wiesel (1928-2016) werd geboren in Sighet, op de grens tussen Roemenië en Hongarije. In 1944 werd hij eerst opgesloten in het plaatselijke getto en al spoedig met zijn ouders en zussen naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau gestuurd. Net als twee van zijn zussen overleefde hij het jaar dat hij onder mensonterende omstandigheden op die plek des verderfs moest doorbrengen. Na de bevrijding van het kamp ging Wiesel met een kindertransport naar Frankrijk, waar hij zich uiteindelijk in Parijs vestigde om te werken als journalist voor de Franse, Hebreeuwse en Jiddische pers.
Tien jaar lang zweeg Wiesel over de onuitwisbare verschrikkingen die zich hadden voltrokken in hetzelfde Europa dat de massamoord op Joden, Roma en Sinti, homoseksuelen, Jehova’s getuigen, gehandicapten, verzetslieden en ander zogenaamd lebensunwertes Leben zo graag wilde vergeten. Pas na een ontmoeting met de schrijver François Mauriac, die in 1952 de Nobelprijs voor literatuur had gekregen, zette Wiesel zich tot het schrijven van een inmiddels verloren1 manuscript van 862 pagina’s in het Jiddisch, dat in 1956 in een waarschijnlijk door hemzelf tot 253 bladzijden ingekorte versie onder de titel ... un di velt hot geshvign (‘... en de wereld deed er het zwijgen toe’) in Buenos Aires verscheen als nummer 117 in de serie dos poylishe yidntum (‘het Poolse Jodendom’).2 Deze uitgave is nauwelijks meer als papieren boek te verkrijgen en een digitale publicatie ervan door het Yiddish Book Center, dat in samenwerking met talloze nabestaanden van Jiddische schrijvers meer dan tienduizend titels gratis beschikbaar heeft gemaakt, wordt naar verluidt sinds jaar en dag tegengehouden door de rechthebbenden, die opvallend genoeg wel toestemming hebben gegeven voor de publicatie van het boek in een ingesproken versie.3 In 1965 werd diezelfde versie tussen 16 april en 6 juli als feuilleton afgedrukt in de Jiddische krant Forverts. Wie de Jiddische tekst wil raadplegen, kan het beste die oude Forverts-uitgaves opzoeken op de website van de Nationale Bibliotheek van Israël4 of afreizen naar het Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam5.
Maar waarom zou men de Jiddische editie willen lezen? Het boek is immers in tientallen talen vertaald.