De Italiaanse schrijfster Natalia Ginzburg (1916-1991) is geen onbekende in het Nederlandse taalgebied. In 1969 maakten Nederlandstalige lezers kennis met haar meer dan twintig jaar eerder gepubliceerde roman È stato cosi (1947), vertaald als Zo is het gebeurd door J.H. -Pötters Vos, die tot haar dood in 1988 Ginzburgs ‘vaste’ vertaalster zou blijven. Haar volgende vertaling van Ginzburg, de novelle Valentino uit 1957, werd in Het Parool van 30 juni 1984 zeer lovend onthaald. Onder de kop ‘Natalia Ginzburg schrijft kamermuziek’, merkt Max Nord op: ‘Valentino is een juweeltje van vertelkunst. Het is te hopen dat deze verdienstelijke vertaalster zich nu eens zet aan de vertaling van Lessico famigliare (Familielexicon), de “kroniek” van haar leven, die Natalia Ginzburg in 1963 publiceerde.’
En zo geschiedde. Vier jaar later (in 1988) zag de ‘kroniek’ het licht en ze werd unaniem geprezen: ‘De gesproken taal in Familielexicon is schitterend’, ‘een buitengewoon rijk boek’, ‘Ginzburgs taal is van een indrukwekkende soberheid.’ De hele jaren negentig, tot in 2001, toen Al onze gisterens (Tutti i nostri ieri uit 1957) in de vertaling van Henny Vlot verscheen, kwamen er vertalingen en (herziene) herdrukken van Ginzburgs werk in Nederland op de markt. Daarna werd het stil, maar in 2018 verscheen bij Meulenhoff een tweede druk van Al onze gisterens, met een nawoord van Arjan Peters. Sinds een aantal jaren is er een internationale ‘herontdekking’ aan de gang, vooral dankzij de bewonderende uitspraken over Ginzburgs werk van Engelstalige auteurs als Vivian Gornick, Rachel Cusk en Sally Rooney. Zo schrijft Gornick in Onvoltooid Werk. Aantekeningen van een chronische herlezer (2020, vert. Caroline Meijer): ‘Een schrijfster wier werk mij vaak meer van het leven heeft doen houden is Natalia Ginzburg.’ In Nederland werd recent een aantal van Ginzburgs boeken voor het eerst in vertaling uitgebracht zoals De kleine deugden (2022), of opnieuw vertaald, zoals Familielexicon (2023), beide door Jan van der Haar.