Op 16 november jl. werd in het Verzetsmuseum in Amsterdam een bijzonder boek gepresenteerd: Het Onderwater Cabaret. Satirisch verzet van Curt Bloch. De auteur, Gerard Groeneveld, reikte het eerste exemplaar uit aan Simone Bloch. Haar vader, de Duits-Joodse jurist Curt Bloch (1908-1975), was in 1933 naar Nederland gevlucht en zat tijdens de bezettingsjaren ondergedoken in Enschede. Daar stelde hij tussen augustus 1943 en april 1945 elke week op briefkaartformaat een nummer samen van Het Onderwater Cabaret (hierna: OWC), in totaal 95 afleveringen. Daarin gaf hij in dichtvorm, afwisselend in het Nederlands en het Duits, een satirisch commentaar op de actualiteit, meestal naar aanleiding van krantenberichten. Ook reflecteerde hij op zijn onderduiksituatie. In 1948 vestigde Curt Bloch zich met zijn vrouw en pasgeboren zoon in New York, waar later zijn dochter Simone werd geboren. Op haar initiatief is het bestaan van het eenmanstijdschrift van haar vader nu eindelijk wereldkundig gemaakt, allereerst door het boek van Gerard Groeneveld, maar ook door een tentoonstelling in het Joods Museum in Berlijn dit voorjaar1 en de lancering van een website.2
Groeneveld beschrijft in het eerste deel van zijn boek de levensgeschiedenis van Curt Bloch, met veel aandacht voor de historische context. Het tweede deel opent met kleurenafbeeldingen van de door Bloch zelf geïllustreerde omslagen van het tijdschrift, vaak fotomontages, en presenteert vervolgens een selectie van de gedichten uit het OWC. Van de in totaal 263 Nederlandstalige gedichten zijn er 69 in het boek opgenomen, van de 205 Duitstalige gedichten 41. De Duitse gedichten zijn voorzien van een vertaling, gemaakt door Arnoud Bijl. Kijkt men naar de uitgave als geheel, dan lijken kosten nog moeite gespaard om het werk van Bloch na tachtig jaar eindelijk de brede belangstelling te geven die het verdient. Des te betreurenswaardiger is het dat de vertalingen vaak van bijzonder slechte kwaliteit zijn.
Cabaret
Hoewel Curt Bloch zijn teksten in volstrekte afzondering schreef en het OWC in zijn eentje maakte, ieder nummer in een oplage van één exemplaar, dat hij in een zeer kleine kring van medeonderduikers en helpers liet circuleren, waren ze met hun bijtende kritiek op de nazi’s deel van een tijdens de bezetting veel beoefend genre: dat van de verzetspoëzie. Groeneveld wijst met name op de overeenkomsten met het surrealistisch-literaire tijdschrift De Schone Zakdoek, dat eveneens gedichten en fotomontages bevatte en waarvan ook telkens maar één exemplaar verscheen (p. 86). Bloch liet zich voor het karakter en de vorm van zijn teksten inspireren door het cabaret. Groeneveld maakt aannemelijk dat Bloch het OWC bewust ontwierp als tegenhanger van het propagandistische en antisemitische NSB-radioprogramma Het Zondagmiddag-Cabaret (p. 78). De cabareteske gedichten kunnen het beste als liedteksten worden getypeerd. Het liedkarakter blijkt vaak al uit de titel (‘Het propellerlied’, ‘Het vrijheidslied’, ‘Das Raketenlied’ etc.) of ondertitel (bijv. ‘Schlager’ of ‘Song’). Diverse gedichten bevatten ook een refrein. Bij één gedicht staan ook de noten erbij geschreven en bij enkele andere vermeldt Bloch op welke melodie het kan worden gezongen: zo gaat ‘Deze bliksemoorlog duurt nu al 4 jaar / Hitler wilde winnen en speelde het niet klaar’ op de wijs van Lili Marleen (p. 135). Typisch voor het lied is de strofevorm. Verreweg de meeste gedichten bestaan uit vierregelige coupletten, vaak met het rijmschema abab. Bloch giet zijn versregels over het algemeen in een strak metrum, waarbij hij een voorliefde heeft voor het jambische vers.
Duitse gedichten
Een bijzonder kenmerk van het OWC is dat bijna elk nummer zowel Nederlandse als Duitse gedichten bevat. Blochs moedertaal was Duits, het Nederlands wist hij zich op een behoorlijk niveau eigen te maken. Met het gedicht ‘Rechtvaardiging’ (OWC van 4 november 1944) verdedigt hij tegenover zijn Nederlandstalige lezers het gebruik van het Duits. Ik citeer de eerste twee strofen:
Alsjeblief maak geen verwijten
Dat ik Duitsche verzen schrijf,
Zie de waarheid, zie de feiten,
Hoe ik toch dezelfde blijf.
Want het zijn wel Duitsche tonen,
Maar er spreekt geen Moffengeest
En geen waanzin van Teutonen
uit die strophen, die je leest. (p. 260)
Dat Bloch ook Duitse verzen dichtte, was niet alleen omdat hij zich zo in zijn moedertaal kon uitdrukken. Hij hoopte ook op een naoorlogse rol voor zijn OWC. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het bij deze bespreking afgedrukte gedicht ‘An meine deutschen Leser’, waarvan de eerste strofe luidt:
Vielleicht kommen euch die Gedichte,
die ich in eurer Sprache schrieb,
in spät’ren Zeiten zu Gesichte,
und täten sie’s, wär mir’s recht lieb.
In zijn Duitstalige gedichten bekritiseert Bloch opvallend vaak de volgzaamheid en goedgelovigheid van zijn landgenoten. Het doel daarvan beschrijft hij in het gedicht ‘Ein Ziel’. Zodra het gedaan is met Hitlers macht, zal niet alleen het puin in de Duitse steden moeten worden (op)geruimd, maar ook de naziwaan in ‘jullie hersens’, en daarvoor is een ‘geestelijk wonderzout’ nodig:
So hat mein Dichten einen Zweck:
Die Hirne zu laxieren
Und Göbbels’ Propagandadreck
Aus ihnen abzuführen.
Es ist ein geistig Glaubersalz,
Das euch den Naziglauben
Ursache eures tiefen Falls
Definitiv soll rauben. (p. 247)
Overigens is het motto van de tentoonstelling in het Joods Museum in Berlijn – ‘Mein Dichten ist wie Dynamit’ – aan hetzelfde gedicht ontleend.
Vertalingen
De uitgangspunten voor de vertalingen van de in het boek opgenomen Duitse gedichten worden niet geëxpliciteerd, dus die kunnen alleen uit de vertalingen zelf worden afgeleid. In de vertalingen wordt de strofische vorm gehandhaafd, maar metrum en rijm worden losgelaten. Het liedkarakter en de puntigheid van de gedichten gaan daardoor in de vertalingen verloren. In de opzet van het boek, waarin brontekst en vertaling telkens naast elkaar zijn afgedrukt, is die keuze wel verdedigbaar. De vormkenmerken zijn voor de lezer immers aan het origineel te herkennen. De functie van de vertalingen zal zijn om een lezer die het Duits niet voldoende beheerst, te helpen de inhoud van het origineel te begrijpen. Die functie wordt echter in veel gevallen niet waargemaakt. Integendeel. De lezer wordt door betekenisfouten geregeld op het verkeerde been gezet of door een onbegrijpelijke formulering het bos ingestuurd. De betekenisfouten zijn van dien aard dat de conclusie moet zijn dat de vertaler onvoldoende kennis heeft van het Duits.
Grammaticale missers
Ik geef eerst een paar voorbeelden die getuigen van een gebrekkig inzicht in de grammaticale structuur van het Duits. In het gedicht ‘Nazityrannie’ stelt Bloch de terreurdaden van het naziregime aan de kaak. Uiteindelijk heeft de loop van het geweer het laatste woord: ‘Er spricht die neue deutsche Sprache, / Die eurer Nazidespotie’. De vertaling luidt: ‘Hij spreekt de nieuwe Duitse taal, / Die nazidespotie van jullie’ (p. 155). ‘Die’ is hier echter geen aanwijzend voornaamwoord bij ‘Nazidespotie’, maar verwijst terug naar ‘Sprache’, dus bedoeld is: ‘Hij spreekt de nieuwe Duitse taal, / Die van jullie nazidespotie’.
In een ander gedicht stelt Bloch dat de Duitse bevolking genoeg heeft van de oorlog:
Die Väter wollen zu den Kindern,
Die sie so lange nicht gesehn
Und grollen heut’ den Nazischindern.
Ja, so kann’s nicht mehr weitergehn.
De vertaling luidt:
De vaders willen naar de kinderen,
Die ze zo lang niet zagen
En nu grommen ook de nazivillers,
Ja, zo kan het niet meer verdergaan. (p. 160)
In de derde regel is ‘den Nazischindern’ niet het onderwerp, maar het (datief)object bij ‘grollen’, dat ‘wrok koesteren tegen’ betekent, hier dus tegen de ‘Nazischindern’, en degenen die die wrok koesteren zijn uiteraard de vaders. Overigens is ‘nazivillers’ een merkwaardige vertaling. Van Dale kent het woord ‘viller’ niet, wel ‘vilder’ in de betekenis ‘koudslachter’. Ik denk dat het als volgt gegaan is: de vertaler vond in een woordenboek bij ‘Schinder’ niet de gangbare en hier bedoelde betekenis ‘beul’, maar alleen de verouderde betekenis ‘vilder’ en heeft dat ‘gemoderniseerd’ tot ‘viller’.
In het gedicht ‘Kleiner Rembrandtmonolog’ gaat door een grammaticale misser de clou van het gedicht de mist in. Rembrandt beklaagt zich erover dat men in het Derde Rijk, anders dan in het Duitsland van weleer, niets meer van hem wil weten: eens de koning onder de schilders, nu een entartete kunstenaar. Maar in de laatste strofe relativeert hij zijn ongenoegen:
Doch warum soll ich mich grämen,
Rembrandt, sag ich mir, bleib kühle,
Müsst mich vor mich selber schämen
Wenn ich diesen noch gefiele.
In de vertaling:
Maar waarom zou ik treurig blijven,
Rembrandt, zeg ik tegen mezelf, blijf koel
Ik zou me voor mezelf moeten schamen
Als ik me dit nog liet welgevallen. (p. 196)
Wat Bloch met deze laatste regel in het Duits zegt is: Ik zou me voor mezelf moeten schamen als ik bij hen (dus bij de nazi’s) nog in de smaak zou vallen. De vertaler heeft ‘diesen’ niet als meewerkend voorwerp (meervoud) herkend en ‘gefallen’ (bevallen, in de smaak vallen) vertaald alsof er staat: ‘sich etwas gefallen lassen’.
Idioomfouten
Legio zijn de interpretatiefouten die voortkomen uit ontbrekende kennis van het Duitse idioom. In het gedicht ‘Der Führer bei Frau Sybille’ (p. 111-113) gaat Hitler bij een waarzegster te rade om te horen wat de toekomst brengt. Hij kan daarvoor niet meer bij de Joodse helderziende Hanussen terecht (met wie, zoals Groeneveld toelicht, Hitler begin jaren dertig enkele ontmoetingen zou hebben gehad). ‘Dieser Jude war ihm teuer’, schrijft Bloch, wat vertaald is als: ‘Deze jood kwam hem duur te staan’ in plaats van: ‘Deze Jood was hem dierbaar’. In 1933 was Hanussen door de Gestapo vermoord, reden waarom de waarzegster aarzelt om nu voor Hitler de kaarten te leggen. ‘Denken Sie, ich möcht in ’s Loch?’ zegt ze tegen Hitler, vertaald als: ‘Denkt u, dat ik naar de hel wil?’, maar ‘Loch’ is informeel voor ‘Gefängnis’ (in de strofe ervoor staat expliciet dat ze bang is voor het tuchthuis of het strafkamp), dus de betekenis is: ‘Denkt u dat ik de bak in wil?’ Hitler verzekert haar dat ze niet zal worden gestraft, en dan legt ze de kaarten: ‘Ja und dieses ist Herz neune,’ zegt ze. ‘Hartennegen’ ligt dus op tafel, maar in de vertaling staat: ‘Ja en dat is nieuw voor het hart’.
Als er meer ruimte was zou ik deze reeks voorbeelden gemakkelijk kunnen voortzetten. Ook de falsche Freunde zijn stuitend. Wat te denken van: ‘Een rattenstaart van roof en moord’ voor ‘Ein Rattenschwanz von Raub und Morden’ (155) in plaats van ‘Een eindeloze reeks van…’; ‘truttig’ voor ‘trutzig’ (176) in plaats van ‘massief’, ‘sterk’, of ‘met dit verzoek tot putsch’ voor ‘mit diesem Putschversuch’ (240) in plaats van ‘met deze couppoging’?
Transcriptiefouten
Tot slot is een aantal onbegrijpelijke verzen in de vertalingen terug te voeren op transcriptie- of drukfouten in de bronteksten zoals die in het boek staan afgedrukt.3 In het gedicht ‘Frauenautarkie’, gewijd aan de omstandigheid dat in Duitsland steeds meer traditionele mannenberoepen door vrouwen werden uitgeoefend, omdat de mannen aan het front vochten, schrijft Bloch: ‘So sucht man hier und sucht man da / Die Männer zu ersetzen.’ In de tekst in het boek staat ‘entsetzen’ (142), en de vertaling volgt die vergissing: ‘Zo pogen ze hier en pogen ze daar / De mannen te ontzetten’ (moet zijn: ‘vervangen’).
In een gedicht over de terreur van Himmler schrijft Bloch dat het intussen wel duidelijk is dat Himmler en zijn SS een bende misdadigers zijn: ‘In Deutschland pfeift es jeder Spatz / Allmählich von den Dächern’, d.w.z.: men schreeuwt het van de daken. In het boek staat echter: ‘In Deutschland pfeift er jeder Spatz etc.’ (129), grammaticaal onmogelijk en volstrekt onzinnig, maar de vertaler doet alsof zijn neus bloedt: ‘In Duitsland fluit hij elke mus / Langzaam van de daken.’
In een ander gedicht lijkt een misplaatste komma debet te zijn aan een onbegrijpelijke vertaling (het gaat over Hitler): ‘Manische priester, van de macht, / Sprak lof in de mooiste kleuren’ (p. 106). In de ernaast afgedrukte Duitse tekst staat: ‘Manischer Priester, der Gewalt, / Pries in den schönsten Farben’. Een blik op het manuscript leert dat de komma na ‘Gewalt’ daar niet hoort; ‘der’ is dus geen lidwoord (genitief) bij ‘Gewalt’, maar betrekkelijk voornaamwoord bij ‘Priester’. Bedoeld is: ‘Manische priester, die geweld prees in de mooiste kleuren’.
Een kundig vertaler had moeten zien dat er iets niet klopte in de aan hem geleverde brontekst en deze moeten checken. Maar zelfs een overduidelijke drukfout was kennelijk geen aanleiding om eens navraag te doen. In een gedicht over een Bosnische divisie van de Waffen-SS die vooral uit moslims bestaat schrijft Bloch dat niet de SS-runen, maar kromsabels de uniformen van de soldaten en de vlaggen van deze divisie sieren. In de in het boek afgedrukte brontekst staat echter abusievelijk ‘zkieren’ in plaats van ‘zieren’ en de vertaler denkt: dat zal wel ‘skizzieren’ moeten zijn en vertaalt: ‘Ze maken schetsen van hem en zijn vlaggen’ (149).
Zoals uit de genoemde voorbeelden blijkt levert het gebrek aan kennis van de brontaal naast betekenisfouten ook onbegrijpelijke of kromme zinnen op, waardoor je je kunt afvragen of er wel een eindredacteur aan te pas is gekomen, want die had toch de wenkbrauwen moeten fronsen bij zinnen als ‘Waar ze me niet uitzetten / Aan de noden en gevaren’ (p. 264; moet zijn: ‘blootstellen aan’). Om nog maar te zwijgen van ongrammaticale constructies als ‘De Führers moeder’ of ‘De Hitlermoeders klantenkring’. De vertalingen waren duidelijk bijzaak en sluitpost, en dat is zonde van zo’n belangwekkende, goed geschreven en fraai uitgegeven publicatie.
An meine deutschen Leser
Vielleicht kommen euch die Gedichte, Und lest ihr sie, müsst ihr nicht denken, Denn amüsant ist die Lektüre die Dummheit der vergangnen Zeiten, So schwer, dass man vergessen möchte Ihr wähnt euch endgültig entflohen Wenn man euch eure alten Fehler Denn ihr lasst euch so leicht umgarnen, Zum zweiten Mal seid ihr versunken Im Gegensatz zu andern Dichtern, Und wirkt meine Gardinenpredigt,
Uit: Curt Bloch, Het Onderwater-Cabaret, |
Aan mijn Duitse lezers
Misschien dat jullie de gedichten En denk niet, als je ze gaat lezen: Voor heel wat mensen zijn de teksten De domheid uit voorbije tijden Zo zwaar dat men liefst wil vergeten, De schaduwen van het verleden Verval je in je oude fouten, Want jullie laten je zo strikken, Twee keer zijn jullie diep gezonken, Zo vaak zijn jullie door een dichter En zien jullie je oude fouten
Vertaling: Jaap van Vredendaal |
Noten
1 De tentoonstelling Mein Dichten ist wie Dynamit. Curt Blochs Het Onderwater Cabaret, waar alle 95 nummers van Blochs tijdschrift te zien zijn, loopt nog tot en met 26 mei 2024 in Jüdisches Museum Berlin. Zie https://www.jmberlin.de/ausstellung-het-onderwater-cabaret.
2 Op de website http://www.curt-bloch.com/, die begin februari is gelanceerd, staan scans en transcripties van alle OWC-nummers. Ook biedt de website vertalingen van Blochs teksten in het Engels en in het Nederlands dan wel Duits. Literaire vertalingen van een aantal Duitse gedichten zijn verzorgd door studenten van de master Literair Vertalen van de Universiteit Utrecht (Machteld Bouman en David Pieters) en ondergetekende. Vertalers kunnen nog steeds vertalingen insturen (zie voor verdere informatie de website).
3 Voor de transcriptie van de teksten voor het boek is gebruikgemaakt van de website van het Leo Baeck Institute – New York | Berlin for the Study of German-Jewish History and Culture: www.lbi.org/collections/#collection-tabs=Archives, waarop de manuscripten van de OWC-nummers in digitale versie beschikbaar zijn (zie Groeneveld, p. 87).
Gerard Groeneveld, Het Onderwater Cabaret. Satirisch verzet van Curt Bloch. Zwolle: WBOOKS, 2023.