In oktober van het afgelopen jaar verscheen als een donderslag bij heldere hemel een nieuwe vertaling van de van oudsher even verachte als gevierde klassieker Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence. Ik had er geen enkele aankondiging van gezien, en later maar één bespreking, van Marja Pruis in de Belgische krant De Standaard, terwijl de publicatie me toch als belangwekkend voorkomt, zeker als vertaalhistorisch moment. De vertaalgeschiedenis van het werk lijkt eenvoudig, maar is dat zeker niet, net overigens als de publicatiegeschiedenis van het origineel. Die publicatiegeschiedenis doet vertaalster Jolande van der Klis in haar met gezag geschreven nawoord goed uit de doeken, maar de vertaalgeschiedenis komt er wel een beetje bekaaid af. De drie verschillende versies die Lawrence van de roman schreef zijn op verschillende momenten en plaatsen gepubliceerd en internationaal gaan circuleren. De derde, ongecensureerde versie kennen we allemaal als Lady Chatterley’s Lover. Het oermanuscript (veelal nog zonder de omstreden passages) staat bekend als de First Lady Chatterley; de tweede, meest uitgebreide versie als de Second Lady Chatterley. Van de vertalingen van deze versies vermeldt Van der Klis alleen die van haar directe voorganger J.A. Sandfort, die de eerste vertaling van de derde, ongecensureerde versie bezorgde, in 1950, onder de titel Lady Chatterley’s minnaar, uitgegeven door Uitgeverij De Driehoek, met een genuanceerd en goedgezind begeleidend essay van Eddy du Perron uit 1932. Onvermeld blijft dat dit boek het in verschillende uitgaven in 62 jaar tot bijna veertig drukken heeft gebracht, de laatste in 2012 in de serie Verboden Boeken van de Volkskrant. We mogen dus rustig van een vertaalmonument spreken.
Van de eerste versie van Lady Chatterley’s Lover was al in 1948 een vertaling verschenen van Jo Boer (met een voorwoord van haarzelf), eveneens bij De Driehoek, die ook nog vier andere boeken van Lawrence uitgaf, waaronder de al even vrijmoedige romans De Regenboog en Als vrouwen liefhebben.1 In 1973 kwam dan ook nog De tweede Lady Chatterley uit, bij uitgeverij Contact, in een vertaling van Jean Schalekamp. In 1986 volgde van dat boek een tweede Nederlandse versie in een ‘vertaling en bewerking’ van Albert Groendijk bij de obscure uitgeverij Kadmos, onder de misleidende titel Lady Chatterley’s minnaar. Het beroemdste boek van Lawrence is in Nederland na de Tweede Wereldoorlog dus altijd zichtbaar geweest, wat niet gezegd kan worden van de rest van zijn omvangrijke oeuvre – de vertaalgeschiedenis daarvan is bepaald schraal, in tegenstelling tot de receptiegeschiedenis. Maar met deze vertaling van Jolande van der Klis, opmerkelijk genoeg verschenen onder de oorspronkelijke Engelse titel, is de Nederlandstalige vertaalgeschiedenis van Lady Chatterley’s Lover er nog weer wat rijker op geworden. De nieuwe situatie schreeuwt natuurlijk om een vergelijking tussen beide vertalingen.