Onlangs verscheen in Frankrijk een manifest, opgesteld door ATLAS (de Franse vereniging voor de promotie van literaire vertalingen) en de ATLF (de vertalersvereniging). Beide verenigingen komen op voor de belangen van literaire vertalers en zijn actief sinds de jaren zeventig. In hun manifest IA et traduction littéraire: les traductrices et traducteurs exigent la transparence pleiten ze ervoor dat vertalers en auteurs zich wapenen tegen kunstmatige intelligentie en eisen ze transparantie van collega’s in de boekensector, met name van de uitgevers. Hoe kunnen we de publieke opinie positief beïnvloeden en ervoor zorgen dat mensen beseffen dat machinevertaling niet hetzelfde is als literair vertalen? Dat ‘machine-optimalisatie’ de vertaalgemeenschap eerder schaadt dan baat? Het manifest is een pleidooi voor menselijk vertalen. Hieronder de belangrijkste punten eruit, in een Nederlandse (menselijke) vertaling van Carlijn Brouwer.
Met stijgende verbazing kijken lezers en boekprofessionals naar de verbazingwekkend goede resultaten die via ‘automatische vertaling’ tot stand komen (al moet gezegd worden dat dit slechts voor enkele talen geldt). De recente opkomst van ChatGPT heeft haar schaduw vooruitgeworpen over een toekomst die veel dichterbij is dan we tot een paar jaar geleden dachten, een schaduw vooral ook over de toekomst van vertalers, illustratoren en ontwerpers. In Frankrijk heeft uitgeverij Le Livre de Poche onlangs het gebruik van generatieve algoritmen voor het ontwerp van omslagen in de ban gedaan, zijn er voor het eerst auteurs die een proces aanspannen tegen AI-ontwikkelaars en ook op een aantal van de meest prestigieuze Franse universiteiten (Grandes écoles) is gebruik van AI zonder toezicht verboden.
Het is nog niet te laat om artistieke beroepen te beveiligen tegen generatieve algoritmen.
ATLAS en de ATLF volgen de professionele vertaalwereld op de voet en zijn al meer dan vijftig jaar geïnteresseerd in de omstandigheden waaronder wordt vertaald. De twee beroepsorganisaties wijzen op de gevaren van AI voor het vakgebied (in het bijzonder literair vertalen). Ze stellen dat literair vertalen als intellectuele, fundamentele én strikt menselijke activiteit beschermd dient te worden. Vertalen is een intellectueel en creatief beroep dat onafhankelijk moet blijven van bedrijven die artificial intelligence-tools ontwikkelen.
Welke concrete gevolgen heeft het massale gebruik van algoritmische technologie?
Vertalers zijn wegens hun slechte financiële positie vaak geneigd slecht betaalde opdrachten aan te nemen om het hoofd boven water te houden – we willen iedereen die dit manifest leest er nog eens nadrukkelijk aan herinneren onder welke slechte omstandigheden wij werken. Bovendien worden de omstandigheden er niet beter op: de vergoeding per woord stijgt amper, zakt soms zelfs, en van aanvullende royaltyvergoedingen is lang niet altijd sprake; velen van ons bevinden zich in een financieel precaire situatie (schrijvers/makers hebben bijvoorbeeld geen recht op een WW-uitkering). Daar komt bij dat uitgevers steeds minder investeren in buitenlandse rechten – en daarmee in de verspreiding van intellectueel gedachtegoed – en de Angelsaksische markt nog steeds zeer dominant is. Willen we dan ook nog onze input en kennis afstaan, niet ‘aan machines’ maar aan de ontwikkelaars ervan die daar over onze ruggen aan verdienen?
We worden buitenspel gezet en het voortbestaan van ons vak staat op de tocht.
‘De industriële revolutie heeft onze spieren door machines vervangen, en nu zijn met de digitale revolutie onze hersenen aan de beurt,’ aldus Laura Hurot, vertaalster uit het Duits, tijdens het vierde Observatoire de la traduction automatique van ATLAS. Zij legde bij die gelegenheid terecht een verband met de ideeën van filosoof Hartmut Rosa: steeds hogere werkdruk en tijdsdruk leiden tot burn-outs. Dat geldt ten enenmale voor het vertaalproces, dat door het gebruik van AI almaar sneller dient te verlopen. Welke invloed heeft die versnelling eigenlijk op het welzijn van de werkende mens?
Dat is niet zomaar een hypothetische vraag: die versnelling is immers al doorgedrongen tot het zakelijk vertalen met behulp van CAT-tools (computer-assisted translation tools). Iets vergelijkbaars dreigt nu ook voor de vertalingen van ondertitels. Hoe ver laten we het nog komen? Want die versnelling zal blijven doorgaan: moeten we dan om mee te blijven tellen steeds sneller werken, terwijl er steeds minder naar onze mening wordt gevraagd? Of zoals Laura Hurot het verwoordde: ‘Een mens kan een sprintje trekken, maar niet zes uur na elkaar.’ Mensen moeten begrijpen welke schadelijke gevolgen constante versnellingen hebben.
Wat voor uitkomst verwachten we van een tekst die eerst door een algoritme-molen gehaald is en vervolgens door een mens, professioneel vertaler of niet, ‘nagekeken’ is? Een schijnbaar correcte en idiomatische tekst, of een tekst waaraan we onze naam willen verbinden, zoals nu het geval is als een vertaald boek in de markt gezet wordt en waarvan de vertaler volgens de wet ook de auteur is? En wat vraagt ‘post-editing’ eigenlijk cognitief van ons, vraagt Waltraud Kolb zich af. Wanneer we de tweede viool gaan spelen na AI, krijgen we allereerst een mechanische interpretatie voorgeschoteld. Omdat we in dat geval met twee bronteksten moeten werken in plaats van met één, wat cognitief uiteraard meer van ons vraagt, zal het menselijk brein eerder geneigd zijn om de machinesuggesties te accepteren. Met alle gevolgen van dien, want door dit ‘referentie-effect’ (ook wel anchoring bias genoemd) wordt de toekomstige doeltekst onherroepelijk afgevlakt en gestandaardiseerd.
Good enough quality
De meeste ondertitelaars en vertalers hebben al met post-editing te maken. Stéphanie Lenoir van de ATAA (de Franse vereniging voor ondertiteling, voice-overs en nasynchronisatie) vertelde tijdens een lezing op de 39ste Assises de la traduction littéraire (de Franse Literaire Vertaaldagen) dat ondertitelbedrijven steeds vaker in de verleiding komen om ‘ge-post-edite’ machinevertalingen te bestellen: sommige opdrachtgevers gebruiken zelfs al de term ‘good enough quality’ en hanteren dienovereenkomstige (lagere) tarieven, hoewel hun klanten aangeven dat zij nog steeds veel waarde hechten aan kwaliteit. We willen ons niet tegen technologische ontwikkelingen an sich verzetten, maar die ontwikkelingen zorgen er wel voor dat vertalers vervreemd raken van hun rol als maker en meewerken aan een vervlakt eindproduct: de stilistische inbreng van vertalers verdwijnt. Dat is zorgwekkend, waarschuwt Lenoir, zij stelt dat het een ‘gigantisch probleem’ vormt.
Bovendien worden de aanvullingen van een vertaler op een ‘voorvertaling’ weer ‘teruggegeven’ aan de machine, waardoor die gratis wordt gevoed, zonder enige tegenprestatie en zelfs zonder dat de auteur van de tekst hiervan op de hoogte wordt gesteld. Men vraagt dus eigenlijk van ons om technologieën die ons vakgebied bedreigen te verbeteren en te voeden.
Concreet betekent dit dat onze expertise en onze intellectuele producten ons steeds vaker worden afgenomen, een proces waartegen je met de huidige wetgeving moeilijk kunt opboksen. Stijl wordt beschouwd als gemeengoed en van plagiaat kun je vrijwel niet spreken omdat ‘AI-tools het werk van een kunstenaar te gefragmenteerd gebruiken om een aanklacht wegens plagiaat te kunnen rechtvaardigen’.
Jonathan Seror, jurist bij de ATLF, legt uit dat we bij een voorvertaalde tekst, die daarna door een mens is nagekeken, een onderscheid moeten maken tussen wat er gebeurt bij het invoeren in de vertaalmachine en wat er gebeurt ná de vertaalmachine. De vertaalmachine profiteert enorm van de door mensen gecreëerde input (‘metadata’). De machine eigent zich de gegevens toe die door het auteursrecht beschermd worden en reproduceert ze vervolgens. Maar welke status hebben deze gegevens? Als we er het Franse auteursrecht op nalezen, zouden we het kunnen opvatten als plagiaat. Maar hoe bewijs je bij de hybride manier waarop deze vertalingen tot stand komen dat het daadwerkelijk plagiaat is, aangezien de werking van generatieve algoritmen totaal ondoorzichtig is? Tijdens een lezing op de 39ste Assises wees Seror op de uitzonderingspositie van text and data mining. Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek mogen grote hoeveelheden tekst en gegevens in een digitale variant opgeslagen én gebruikt worden zonder dat de auteurs hiervoor toestemming hebben gegeven. Hoewel het nu nog niet zo is, zou het volgens hem in de toekomst zo kunnen zijn dat deze uitzondering wordt uitgebreid naar commerciële partijen, wat zou betekenen dat er vertaaltools op de markt komen die miljoenen boeken ‘gedolven’ hebben. Bij de output moeten we ons afvragen welke status zo’n machinetekst heeft.
De auteurswet is van toepassing op ‘een werk van letterkunde, wetenschap of kunst’ en voor die wet is een auteur een ‘natuurlijk persoon’. Maar wie kunnen we bij een door AI ‘voorvertaalde’ en door een mens nagekeken tekst aanduiden als auteur? De ontwikkelaar? De eigenaar van de vertaaltool? Degene die de tool gebruikt? Degene die de tekst nakijkt? Is er een rechthebbende bij een tekst die op een dergelijke manier tot stand komt? Daarop hebben we nog geen antwoord.
Vast staat wel dat deze manier van werken oprukt en bijdraagt aan de verslechtering van werkomstandigheden voor vertalers. Uit een enquête over post-editing van de ATLF blijkt dat 14% van de respondenten weleens door een uitgeverij benaderd is voor post-editing-klussen. Bovendien was van een gestandaardiseerd honorarium voor dit soort opdrachten geen sprake (er werd melding gemaakt van een vast tarief, een tarief per woord of een uurtarief). Meer dan de helft van de respondenten vertelde dat ze via factuur werden betaald, omdat ze in dit geval door de uitgevers werden beschouwd als dienstverlenende zzp’er (náást hun status als zelfstandig literair vertaler met auteursrecht). In Frankrijk worden literair vertalers gedwongen om twee juridische petten op te hebben: ze zijn immers ‘dienstverlener’ en vertaler met auteursrecht tegelijk, wat hun rechtspositie verzwakt. We mogen ons auteursrecht niet te grabbel gooien en ‘gewone dienstverleners’ worden. Zodra we iets ‘herschrijven’ (oftewel literair vertalen) scheppen we een door auteursrecht beschermd werk. Dat werk moet ‘het stempel dragen van de persoonlijkheid van de auteur’. Maar hoe kun je onder dergelijke omstandigheden nog spreken van een stempel van de auteur?
We willen niet gereduceerd worden tot lopendebandmedewerkers, tot assistenten van een machine, tot ‘kwaliteitscontroleurs in dienst van de optimalisering’, zoals Hurot het uitdrukte. We mogen de ondoorzichtige processen van de vertaalmachine die van een tekst een product maken (bij de input en na de output) niet langer accepteren. Als je boekprofessionals van het creatieve proces vervreemdt, raakt de lezer uiteindelijk ook vervreemd. Net zoals ondertitelingsbedrijven zich richten op de via algoritmen berekende verwachtingen van hun klanten, zo zullen uitgevers voor een boek van slechtere kwaliteit dezelfde prijs vragen.
Nog een veelzeggend cijfer dat dit probleem illustreert: volgens Anne-Marie Robert en een onderzoek van de SFT (Société française des traducteurs, de vertalersbond) gebruikt 27% van de vertalers van zakelijke teksten al op vrijwillige basis ‘voorvertalingstools’.
Wat willen we?
We willen dat het literaire veld transparantie biedt én een duidelijk standpunt inneemt over AI-vertalingen.
Er zijn allerlei manieren om de menselijke vertaling te beschermen, maar daar moeten we ons dan wel collectief voor inzetten. Bijvoorbeeld geen overheidssteun meer geven aan bedrijven die bijdragen aan intellectuele armoede en onverantwoordelijk winstbejag. Maar ook wettelijk moet er het een en ander worden gedaan: zo zijn de voorwaarden waaronder een vertaling gemaakt moet worden momenteel bij uitgeverijen en bij de overdracht van buitenlandse rechten niet gespecificeerd.
We moeten eisen dat uitgevers openheid geven als ze werken met ‘voorvertalingen’ gemaakt door AI. Dan kunnen auteurs weigeren dat er zo met hun werk wordt omgegaan en komt er ruimte voor een nieuw soort contract waarin automatische ‘voorvertalingen’ verboden worden of waarin expliciet een menselijke vertaler geëist wordt.
Nu we nog over onze eigen hersenen beschikken, laten we ze dan ook gebruiken om deze neergang van het intellect een halt toe te roepen.
We beschermen een beroep en al diegenen (m/v/x) die dit met liefde en kennis van zaken uitoefenen; we moeten nú handelen, niet onze ogen sluiten voor deze automatisering en inperking van onze creativiteit, maar verzet plegen, weigeren, ertegen in het geweer komen.
Nee, het is nog niet te laat, en nee, we weigeren om onszelf te ‘herpositioneren’, ons te ‘herijken’ of te ‘hervormen’ om maar te kunnen voldoen aan de vreselijke en diepgewortelde nonsens dat alles winstgevend moet zijn. Al tientallen jaren geleden werd door biologen bewezen dat Darwins evolutietheorieën, waarbij selectie wordt bepaald door competitie (survival of the fittest), moeten worden genuanceerd: ook samenwerking is een voordeel bij natuurlijke selectie. Het is tijd om het blind vertrouwen in competitiedrang achter ons te laten.
We zijn het er niet mee eens dat wat deze technologie voortbrengt ‘vertaling’ wordt genoemd, want in tegenstelling tot een echte vertaling worden door deze technologie teksten, stemmen en gedachten gladgestreken. Ze ondermijnt de creativiteit die ieder mens nodig heeft om te groeien. In concreto staat gebruikmaken van deze tools in een professionele context gelijk aan het spekken van gewetenloze multinationals en unicorn-startups én aan gratis dienstverlening.
We verzetten ons tegen het dictaat van taalkundige eenvormigheid: nee, een vertaling van een goede vertaler is niet pas goed als onzichtbaar is dat het om een vertaling gaat; een vertaling moet leven, ademen en dezelfde wereld oproepen als in de oorspronkelijke tekst wordt verbeeld, een vertaling moet welbewust verschillen omarmen en benadrukken.
We eisen dat automatisch ‘voorvertaalde’ teksten ook als zodanig worden bestempeld en dat men met betrekking tot deze manier van werken, die soms al wordt toegepast in de uitgeverijbranche, volledige transparantie biedt.
De ATLF en Atlas eisen dat vertalers en hun beroep beschermd worden.
Tegen alle auteurs, uitgevers, lezers, literair agenten, persredacties, recensenten, bloggers, bibliothecarissen, boekverkopers, webwinkels, overheidsinstanties, culturele instellingen en verenigingen, aan iedereen die van buitenlandse literatuur houdt en haar beschikbaar stelt, aan iedereen die deze literatuur leest en maakt, zeggen wij: bescherm vertalers, bescherm schrijvers, schat hun werk op waarde, verzet je tegen het gebruik van AI in creatieve beroepen en eis transparantie.
AI is niet zomaar een hulpmiddeltje, technologie vernietigt menselijke creativiteit, strijkt glad, normaliseert en optimaliseert.
‘Cultuur mag geen sluitpost zijn,’ verklaart de huidige minister van Cultuur van Frankrijk, Rima Abdul Malak. Vertalers en hun vertalingen evenmin.