In 2002 mocht ik een jaar lang een gastcolumn voor Filter schrijven. Ik besloot die te wijden aan een onderwerp dat de gemoederen bezighield: de opmars van vertaalmachines. Had Philips-topman Cor Boonstra niet al in 1996 of 1997 voorspeld dat machines binnen een paar jaar tijd volledig zelfstandig zouden kunnen vertalen? Om de ernst van het onderwerp wat te relativeren koos ik voor de ludieke vorm van de neprecensie, zonder overigens aan te nemen dat de Filter-lezers die serieus zouden nemen: alleen al de naam van de machine, Tovertaal® (‘de TOtale VERTAALoplossing’), leek me ironisch genoeg om elk misverstand bij voorbaat weg te nemen, en anders zouden de toon van het verslag en vooral ook de concrete ‘testresultaten’ dat wel doen, dacht ik. Maar ik vergiste me: veel lezers namen mijn vertaalmachine serieus, collega Nelleke van Maaren schreef er zelfs over in het Lira Bulletin, en ook de laatste alinea van de laatste column (waarin ik meld dat het programma ook kan schrijven: ‘Deze vier tests zijn door het programma zelf geschreven. Ik ben Tovertaal.’) hielp nog niet iedereen uit de boze droom.
Uit mijn ironie bleek al wel dat ik zo mijn twijfels had bij Boonstra’s voorspelling. Natuurlijk zou er vast ooit een tijd komen waarin machines veel betere Proust-vertalingen zouden kunnen maken dan de beste menselijke vertaalteams, en natuurlijk leek dat me op termijn een grote bedreiging voor onze beroepsgroep, maar ik had niet de indruk dat het water ons al aan de lippen stond. Sterker nog, ook de specialisten op het gebied van automatische vertaling dachten niet dat het zo snel zou gaan, ze dachten om precies te zijn zelfs dat de menselijke vertaler vanwege zijn kennis van de wereld nooit overbodig zou worden. Enter Google Translate, DeepL en recentelijk ChatGPT. De eerste twee zijn vertaalmachines op basis van neurale netwerken, de derde een algemene chatbot op basis van een zogeheten ‘groot taalmodel’; alle drie zijn ze kunstmatig intelligent en leveren ze een output van verbluffende kwaliteit, waarover waarschijnlijk alleen Cor Boonstra zich niet verbaast. Of misschien is kwaliteit niet helemaal het juiste woord, want alle drie blinken ze ook uit in absurde missers, die de output zonder menselijke tussenkomst voorlopig nog volstrekt onbruikbaar maken – behalve voor situaties (en dat zijn er heel veel) waar ‘ongeveer begrijpen wat er staat’ voldoende is.