Sinds geruime tijd is de aandacht voor vertaalprocessen en de historische herinnering van de vertaalpraktijk sterk opgebloeid. Tekstgenetici als Olga Beloborodova en Dirk Van Hulle maken dankbaar gebruik van
een waaier van documenten, zoals verschillende soorten kladversies, notitieboeken, drukproeven, edities, met de focus op tekstgenetische varianten die deze materiële dragers bevatten [...]. In de afgelopen twee decennia heeft de tekstgenetische methodologie haar weg gevonden naar de vertaalwetenschap, met als resultaat de groeiende en veelbelovende discipline van ‘genetic translation studies’ [...]
Die interesse voor het culturele – en in archieven opgeslagen – geheugen van vertalers is gerelateerd aan de toegenomen bestudering van vertaalgeschiedenis, zoals bijvoorbeeld de Histoire des traductions en langue française (vier delen) die vanaf 2015 in Frankrijk werd gepubliceerd en het recente, monumentale Vertalen in de Nederlanden. Ook Bourdieus vertaalsociologie en het onderzoek van de onlangs overleden Bruno Latour, die ant, Actor Network Theory, introduceerde, zijn van invloed geweest op ‘genetic translation studies’. In 2014 verscheen een nummer van het Franstalige tijdschrift Genesis gewijd aan vertaalgenese, in 2015 zag een desbetreffend themanummer van Linguistica Antverpiensia het licht. Voor de bestudering van de processen die aan het vertalen voorafgaan, moest in de archieven worden gedoken: in 2020 publiceerde het Franstalige tijdschrift Palimpsestes het themanummer ‘Dans l’archive des traducteurs’ en in 2021 besteedde het Frans- en Engelstalige Meta aandacht aan ‘Archives des traducteurs-Translation Archives’. In haar bijdrage ‘Translator memory and archives’ in The Routledge Handbook of Translation and Memory spreekt vertaalwetenschapster Michelle Woods dan ook over een ‘archival turn in translation studies’. Ook de recente opkomst van ‘translator studies’ doet vermoeden dat vertaalonderzoek zich in de toekomst meer in (vertalers-)archieven zou kunnen afspelen, zodat aandacht besteed kan worden aan het nauwelijks onderzochte terrein van de omstandigheden waarin vertalingen tot stand komen. Auteursarchieven en uitgeversarchieven zijn al geruime tijd onmisbaar bij tekstgenetisch onderzoek. Het ziet ernaar uit dat ook vertalersarchieven meer en meer aan belang winnen.
Dat de rol van vertalersarchieven toch nog vaak wordt onderschat heeft misschien te maken met het feit dat vertalers minder cultureel kapitaal hebben verworven dan auteurs, van wie doorgaans veel archiefmateriaal beschikbaar is in het publieke domein. Vertalers bewaren hun sporen minder – uiteraard omdat er ook in archiefinstellingen lange tijd weinig interesse voor hun werk bestond –, of wissen ze zelfs (bewust) uit. Daardoor weten we vaak bitter weinig af van hun werk- en leefomstandigheden, van hun netwerken, van hun actieve bemiddeling bij uitgevers en andere instanties om vertalingen tot stand te brengen. Eveneens hebben we nog altijd weinig zicht op de complexiteit van het vertalen omdat we meestal alleen over het product, de uiteindelijke vertaling beschikken of ons alleen daarop richten. Vertalersarchieven kunnen behulpzaam zijn om inzicht te verkrijgen in vertalersnetwerken, om eerdere versies (met annotaties) van gepubliceerde vertalingen te bestuderen, om de rol van redacteuren, persklaarmakers, uitgevers en van subsidiërende instanties bij de totstandkoming van een literaire vertaling te kunnen belichten. Dankzij hun archieven kunnen we individuele geschiedenissen van vertalers in verband brengen met de algemene socio-historische context waarbinnen zij werkzaam zijn of waren. Vertalersarchieven leveren met andere woorden ‘microhistories’, in de woorden van Woods: geschiedenissen van individuele vertalers, of van een gemeenschap van vertalers in een bepaalde tijd. Het is mogelijk inzicht te krijgen in hoe er op een bepaald moment vertaald wordt (dus in de dan heersende vertaalnormen), in machtsverhoudingen (wie neemt bijvoorbeeld de uiteindelijke beslissing bij onenigheden), of in de financiële omstandigheden waarin vertaald wordt (bijvoorbeeld dankzij contracten).
‘Vertalersarchieven in de schijnwerpers’ was de titel van de studiedag die het Antwerpse Letterenhuis organiseerde in samenwerking met het Centrum voor Literatuur in Vertaling (Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel) in februari 2022. Die dag namen vertalers, onderzoekers en twee beleidsmedewerkers van respectievelijk het Literatuurmuseum in Den Haag en het Letterenhuis in Antwerpen het woord om het belang van vertalersarchieven te belichten en te peilen. Filter besloot hun bevindingen te bundelen in de hoop belangstelling te wekken bij vertalende lezers en ook om discussie uit te lokken. Vinden vertalers hun sporen belangrijk genoeg? Zijn alle vertalersarchieven gelijkwaardig of is alleen het vertalersarchief interessant van een vertaler die gerenommeerde auteurs vertaalt? Wat zijn, met andere woorden, mogelijke selectiecriteria om een onderscheid te maken tussen wat we moeten bewaren en wat niet? En welke onderzoekers gaan met die archieven aan de slag? De bijdragen die volgen geven op deze vragen een aanzet tot antwoord.