Er zijn talrijke mijlpalen in een schrijversleven. De eerste tijdschriftpublicatie, het eerste contract, de eerste publicatie. En dan volgt de receptie: als het meezit een interview, en recensies. Als het boek zijn publiek begint te vinden: de herdruk. En dan: een volgend boek, en zo begint een deel van de cyclus opnieuw. Wat voor een schrijver de grootste eer is, daar kun je op verschillende manieren naar kijken. Een plek in de bestsellerlijst of een literaire bekroning is voor iedereen leuk, maar er zijn veel auteurs die een vertaling als het hoogste beschouwen. (Verzamelde werken komen immers nog maar heel, heel zelden tot stand en biografieën worden meestal slechts postuum voltooid.)
Van al deze stappen worden de sporen in de vorm van correspondentie, tekstversies, maar ook stukken met betrekking tot receptie en de zakelijke kant, bewaard in literaire archieven. ‘Vertalersarchieven’ in de strikte zin van het woord, met name het archief dat gevormd en bewaard werd door de vertaler zelf, zijn daar echter slechts in bescheiden mate aanwezig. Dat ze niet de kern vormen van de collecties van het Antwerpse Letterenhuis en het Literatuurmuseum in Den Haag, daar hoeven we niet defensief over te zijn. Eerst is er nu eenmaal het boek, dan pas volgt de vertaling. Maar ook een vertaler schept – of herschept – literatuur, en het besef dat vertalersarchieven daarom van belang zijn, is bij zowel het Letterenhuis als het Literatuurmuseum gegroeid. In wat volgt willen we uiteenzetten waarom vertalersarchieven er volgens ons toe doen.