Dit jaar verschenen twee nieuwe vertalingen van het modernistisch meesterwerk van T.S. Eliot, het gedicht The Waste Land (1922): een herziene versie van de hand van Paul Claes (eerste uitgave: 2007) en een ‘samizdat’-uitgave van Marcel Otten, geïnspireerd door zijn kritische lezing van Claes’ eerste vertaling.1 Beide zijn tweetalige edities.
Claes’ eerste vertaling van The Waste Land werd destijds lovend tot mild kritisch tot zeer sceptisch ontvangen. Kees Fens verwoordde in de Volkskrant het minst onomwonden zijn lof: de vertaling is ‘schitterend’: ‘Met een ongelooflijke vindingrijkheid weet Claes onderdelen van het gedicht, soms een enkel woord, betekenis in het geheel te geven.’ In NRC was Ilja Pfeiffer zuiniger. Hij concludeerde slechts dat de openingsregels goed klonken en de juiste toon hadden. Graa Boomsma schreef in De Groene Amsterdammer over een ‘meer dan voortreffelijke vertaling van dit klassiek-modernistische gedicht’. Zoals ik in mijn bespreking in Filter in 2007 schreef, is het opmerkelijk dat Fens, Pfeiffer en Boomsma maar bitter weinig citeerden uit de vertaling. In totaal haalden ze slechts 21 regels aan, oftewel minder dan 5% van de 433 die het geheel telt. Elders in dit stuk zal ik op mijn eerdere bespreking nog teruggrijpen.