Het is nacht.
In Butcher Beynon’s, Gossamer Beynon, daughter, schoolteacher, dreaming deep, daintily ferrets under a fluttering hummock of chicken’s feathers in a slaughterhouse that has chintz curtains and a three-pieced suite, and finds, with no surprise, a small rough ready man with a bushy tail winking in a paper carrier. (Thomas 1995: 14)
We zijn in het naamloze Welshe stadje tussen de zee en Llareggub Hill uit Dylan Thomas’ Under Milk Wood, waarvan Hugo Claus’ vertaling, Onder het Melkwoud, in 1957, die van Cornelis Schoneveld in 2015 en de derde, Onder het Melkbos van Erik Bindervoet, vorig jaar verscheen. Ik zal verder de Engelse tekst in de uitgave door Davies en Maud uit 1995 aanduiden met Th, Claus’ vertaling met Cl en die van Bindervoet met Bi, gevolgd door het paginanummer.
Bij slager Beynon droomt diep Gossamer Beynon, dochter en onderwijzeres; sierlijk knuffelt zij zich onder een beverig dons van kippeveren, in een slachthuis met Chintzgordijnen en een bankstel en vindt er zonder verbazing een smalle, sterke, snelle man met een ruige staart, die wuift in een papieren tas. (Cl: 19)
In Beenhouwerij Beynon snuffelt Gossamer Beynon, dochter, onderwijzeres, in dromen verzonken, kieskeurig onder een dwarrelende berg kippenveren in een abattoir met sitsen gordijnen en een driedelig ameublement, en vindt er, niet tot haar verrassing, een kleine rouwdouwer met een ruige staart knipperend in een papieren boodschappentas. (Bi: 24-25)
Claus kreeg voor zijn vertaling direct al veel lof, bijvoorbeeld van H.A. Gomperts en David Koning in hun recensies van de Nederlandse première van het stuk. Beide recensies dateren van 18 november 1957 en werden geciteerd op het achterplat van de eerste druk van de vertaling. Veel kritischer was Rudy Bremer in 1960: ‘[…] hoezeer Under Milk Wood geleden heeft door Claus’ gebrek aan kennis van het Engels, gebrek aan taalbeheersing van het Nederlands en gebrek aan dichterschap’.1