‘Omdat ik uw gezicht niet meer kan zien, stel ik me voor dat uw brieven uzelf zijn en er gaat geen dag voorbij waarop ik niet aan u denk. Bovendien heeft Ine alles door en vraagt voortdurend naar u, wat mij nog meer hartenpijn bezorgt.’ Deze woorden komen uit een brief gericht aan de wetenschapper en arts Philipp Franz von Siebold (1796–1866). Siebold verbleef van 1823 tot 1829 in Japan. De afzender van de brief is zijn Japanse vrouw Kusumoto Taki (ook wel ‘Sonogi’, 1807–1869), die na Siebolds vertrek met hun dochtertje Ine achterbleef in Nagasaki.
Taki’s bijna drieënhalve meter lange brief bevindt zich in het archief van Johann Joseph Hoffmann (1805–1878), de eerste hoogleraar Chinees en Japans aan de Universiteit Leiden, en dook op tijdens een bijeenkomst van het Nederlands Genootschap voor Japanse Studiën (NGJS) in december 2017. Verstopt in een mapje getiteld ‘Japansche textproeven’ bleef de brief, opgerold en uiteengevallen in vier stukken, meer dan anderhalve eeuw ongelezen. Wél bekend was een Nederlandse vertaling die een Japanse leerling van Siebold voor hem maakte: Siebold kon Taki’s brief namelijk helemaal niet lezen. Hij was het geschreven Japans niet voldoende machtig, laat staan de specifiek vrouwelijke stijl waarin deze brief is opgesteld. Wat vertelt Taki’s originele brief ons bijna twee eeuwen later, en wat voor rol speelde vertaling in de correspondentie tussen Siebold en Taki?