Soms moet je gewoon vieren dat een literair werk er is, en zeker als het nu ook eindelijk vertaald is. Het gebeurt veel tegenwoordig: vergeten of genegeerd werk van genegeerde of vergeten auteurs herontdekken, het vertalen, goed in de markt zetten en verkopen – het zal over een tijd interessant zijn te bekijken of het negeren voorbij is of hoe snel men weer vergeten is.
Er is zelfs een initiatief dat plannen stimuleert om boeken uit de twintigste eeuw van de genoemde categorie voor het eerst of opnieuw te vertalen: Schwob. Via Schwob (schwob.nl) wordt aandacht gegenereerd en publicatie bevorderd. Een van die door Schwob geadopteerde werken is De zwarte heer Bazetub van Albert Vigoleis Thelen, uit het Duits vertaald door Wil Boesten. Maar de vertaling van dit boek had nog meer steun nodig: met een crowdfundingactie (via voordekunst.nl) werd het honorarium van de vertaler bij elkaar gebracht. Ook ik stortte een bedrag – je moet het geld van een vertaalprijs ergens voor gebruiken, nietwaar?
Waarom moest dit boek nu worden vertaald? Omdat het eigenlijk niet anders kon. Sommige boeken hebben dat nu eenmaal, en het leven van een auteur maakt de noodzaak vaak alleen maar groter. Albert Vigoleis Thelen (1903–1989), Duits schrijver uit de Duits-Nederlandse grensstreek bij Venlo, schreef twee dikke boeken: Die Insel des zweiten Gesichtsen Der Schwarze Herr Bahßetup. Zijn grotesk, absurdistisch en picaresk genoemde werk werd geprezen door collega’s die ook van wanten weten als het om grote vertelgebaren gaat: Thomas Mann bijvoorbeeld, en Günter Grass.
Het eiland uit het eerstgenoemde boek is Mallorca, waarheen Thelen met zijn Zwitserse vrouw en muze Beatrice in 1931 verhuisde. In 1934 leerde hij er Hendrik Marsman kennen. Ze zouden niet alleen bevriend raken, ook vertaalden ze samen enkele boeken van de Portugees Teixeira de Pascoaes in het Nederlands. In 1936 vertrokken de Thelens naar Zwitserland, waar ook Marsman en diens vrouw Rien vaak verbleven. Toen de politieke situatie ook daar, vanwege de nabijheid van Duitsland, te dreigend werd, gingen Thelen en zijn vrouw naar Portugal, waar ze onderdak kregen van Pascoaes. Het echtpaar Marsman koos een andere route en vluchtte naar Engeland; hun schip werd getorpedeerd, Rien Marsman was een van de weinige overlevenden. Van 1947 tot 1954 woonde Thelen in Nederland, en daar kwam hij uitgever Geert van Oorschot tegen, de persoon die hem, de ‘Quatschverzapfer en Phantasiemachine’ (geciteerd in de Van Oorschot-biografie van Arjan Fortuin) echt aan het schrijven zette. Het resultaat was de grote roman Die Insel des zweiten Gesichts, die in 1953 zowel in Duitsland (bij Diederichs) als in Nederland (bij Van Oorschot), verscheen. Maar die tweede uitgave was geen vertaling. Carel Dinaux zou de Insel eigenlijk vertalen, maar dat vond Van Oorschot te duur worden. Hij gokte op de talenkennis van de Nederlandse lezer en gaf het boek in het Duits uit – en het verkocht goed.
De Nederlandse versie van Die Insel des zweiten Gesichts kwam er pas in 2004, nadat Signature-uitgever Alexander Schwarz had besloten dat het er eindelijk eens van moest komen en Wil Boesten overhaalde om het 990 pagina’s tellende boek te vertalen. Pers en lezers waren enthousiast over de volgens de ondertitel ‘toegepaste herinneringen van Vigoleis’ en er kwam, zij het jaren later, een tweede druk. Maar er was dus nog een – iets dunner – vervolg op deze Spaanse avonturen van de ‘geboren absurdist’ (Marsmanbiograaf Jaap Goedegebuure): Der Schwarze Herr Bahßetup. Ein Spiegel, in 1956 in Duitsland verschenen. In de Nederlandse vertaling, die er wel moest komen en die dus nu, na ruim zestig jaar, is verschenen, is die ondertitel verdwenen: De zwarte heer Bazetub. Gebleven is het feest van de fantasie en de taal, ruim 650 Nederlandse pagina’s lang. Deze keer is Nederland het schouwtoneel: verteller Vigoleis begeleidt een Braziliaanse professor op diens reis door het land. De professor heeft echt bestaan, net als Vigoleis, net als Nederland. Het is echt gebeurd allemaal, maar dan volgens de regels waarmee Thelen Het eiland van het tweede gezicht inluidde: alle personages treden op ‘met het dubbele bewustzijn van hun persoonlijkheid, de auteur incluis, reden waarom ze niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun daden noch voor de denkbeelden die bij de lezer ontstaan’. Deze ‘Instructie voor de lezer’ eindigt zo: ‘In geval van twijfel beslist de waarheid.’ En dat wordt dan allemaal weer op losse schroeven gezet in een motto van Friedrich Nietzsche bij De zwarte heer Bazetub: ‘“Alle waarheid is eenvoudig” – is dat niet een dubbele leugen?’ Zo ongeveer werken de verhalen van Albert Vigoleis Thelen.
‘Lezer, weet waar je aan begint.’ Met deze woorden begint het voorwoord bij De zwarte heer Bazetub van vertaler Wil Boesten (die behalve vertaler ook schrijver van drie mooie romans is). ‘Je betreedt hier een boek dat je bevattingsvermogen zal teisteren, dat je zal doen steigeren en schaterlachen, dat je “nee” zal laten schudden en “ja” roepen, een boek dat je soms uit pure verwarring zou willen wegleggen, maar dat je, gegrepen door de spijkerharde logica van alle onwerkelijkheid die je opgedist krijgt, zult verslinden.’ En als Thelen dan aan de beurt is, dan klinkt dat vanaf het begin van het boek, als je weet waar je aan begonnen bent dus, zo, met de verknoping van de ene tekst met de andere:
Zoals ik op Mallorca destijds altijd als bezeten aan iets zat te schrijven en te schrijven, zo schreef ik nu als bezeten de geschiedenis van die Baleaarse bezetenheid, die zich als bij toverslag aan mij had geopenbaard als Het eiland van het tweede gezicht; onvermoeibaar joeg ik met mijn plonsstok de ene na de andere zeldzame vis de fuik van mijn ‘toegepaste herinneringen’ binnen.
Was er nu ineens haast geboden, terwijl ik toch heel wat jaartjes de tijd had genomen om de gedenkschriften van deze man van niet gedenkwaardige komaf op papier te krijgen, een man die de eerste helft van zijn eeuw heeft verdaan in de naamloosheid en in schroom voor mens en wereld? Wilde ik de tweede halve eeuw nu beginnen met het voornemen de rest van mijn leven publiekelijk te verliteraturen, als het slachtoffer van een verlate commerciële geslachtsrijpheid?’ (13)
En zo gaat het door, het houdt eigenlijk niet meer op totdat de tekst honderden bladzijden en duizenden zinnen verder als vanzelfsprekend uitmondt in de twee woorden waarmee ook Thelens eerste boek, net zo logisch, was geëindigd: bij het ‘finis operis’.
Het is jammer dat Wil Boesten op de website van het Thelen Genootschap slechts één keer iets verteld heeft over het vertaalproces. Hij geeft het voorbeeld van de woorden ‘ein butternder Hund’, die na enig zoekwerk een ‘karnende hond’ blijkt te zijn. Maar eigenlijk is hier – en overal elders in het boek – niet het vinden van het juiste woord het probleem, maar de totale onberekenbaarheid van de omgeving waarin het voorkomt, en die omgeving klinkt in het Nederlands zo:
Was dat nog mijn jeugdvriend, tengere Hans, over wie verteld werd dat hij in Nederland een heldendood voor het vaderland was gestorven? Als door de vuist van een voorwereldlijke reus verbogen – mijn Hans? En door slijktover veranderd in een rijwiel waarop hij misschien niet eens had zitten trappen? Tweewielers hebben mij nooit zo kunnen bekoren, een karnende hond is me liever, en dus trok ik me terug uit de kluwen toeschouwers, teleurgesteld als zovelen: een van de duizenden fietsen die elk jaar in de gracht eindigen!
Daar gaat natuurlijk het een en ander aan vooraf en er komt nog heel wat, maar die karnende hond is daar geen logisch onderdeel van.
Bij het nadenken over deze vertaling moest ik steeds denken aan de auteur met wie ik enige ervaring heb: Günter Grass. Er is veel verwantschap, maar ook een groot verschil, dat het vertalen toch anders maakt. Grass’ teksten zijn uiterst gecontroleerde constructies met die bekende combinatie van historische feitelijkheden en ‘verliteratuurde’ biografie, die van Albert Vigoleis Thelen zijn daar, zou je kunnen zeggen, het tegendeel van. Wil Boesten formuleert dat in zijn websitetekst heel treffend: ‘in het geval van Vigoleis heb je te maken met een extreem associatief-intuïtief denkpatroon, een schrijfspel waarvan hij zelf de regels niet volgt en waarbij hij herhaaldelijk ontspoort en de weg kwijtraakt – en vaak nog eens opzettelijk ook.’
Albert Vigoleis Thelen, De zwarte heer Bazetub. Vertaald door Wil Boesten. Amsterdam: Cossee, 2018.